Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Parlementair logboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Parlementair logboek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT DE RUIF GESNOEPT

De afgelopen twee weken is er als het gaat om de afhandeling van geagendeerde onderwerpen zowel in de Eerste als de Tweede Kamer weinig de hamer van de Voorzitter gepasseerd. Echter op het gebied van de onderwijswetgeving zit men door de niet-controversieel-verklaring bepaald niet stil. Uitgebreide commissievergaderingen zijn aan de orde van de (maan)dag en, hoewel weinig omstreden, vergen zij toch de nodige voorbereiding. Zo was er in ucv-verband de Invoering van het middelbaar dienstverleningS' en gezondheidszorgonderwijs (m.d.g.o.) en staat er aan te komen a.s. maandag de Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, houdende regeling en invoering van de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs èn de Interimwet op het speciaal onderwijs. Beide laatste onderwerpen zullen achteraf nog wel ter sprake komen in deze rubriek, terwijl het eerst genoemde onderwerp nog aan een plenaire beraadslaging zal worden onderworpen. Reden waarom ik op dit moment zowel vooruitziend als terugziend nog weinig te melden heb. Over beide behandelingen verkeer ik in afrondende zin op dit ogenblik nog in het onzekere; in een tweewekelijkse rubriek als deze met een tijdspanne van minstens een week vooruit voor publicatie aan het papier toe te vertrouwen loopt men dit risico nu eenmaal. Maar daar treuren wij niet om, het kan ook voordelen bieden. Achteruit de toekomst tegemoet biedt meer mogelijkheden tot bezinning dan het voortdurend gespind moeten zijn op (kortstondige) opduikende nieuwe mogelijkheden, die voordat men het in de gaten heeft reeds in het blauwe verschiet zijn verdwenen. Maar ja, het houdt wel in dat ik u nu weinig te melden heb. Er is in de tussentijd wel een nieuwe kabinet ge.-meed, dat wel, echter ik heb het stellige idee dat daar op een andere plaats het nodige over opgemerkt zal worden.

Het zijn alle redenen die mij hebben doen besluiten om een integraal plenair snoepje uit de ruif in deze rubriek naar voren te halen. En wel de behandeling de vorige week van het Voorstel van Wet van de leden Van Ooijen en Schaapman (beide PvdA) tot wijziging van de Kleuteronderwijswet en van de Lager-onderwijswet 1920 (Overblijfmogelijkheden). Namens onze fractie trad daarbij de heer Van der Vlies op als woordvoerder. Aangezien de stemmingen e.d. nog niet haar beslag hebben gekregen blijft het een voorlopige impressie, evenwel is er ook geen reden om aan te nemen dat er zich nog spectaculaire ontwikkeHngen zullen voordoen. Dit alles beseffende kunt u nu lezen hoe zijn opstelling in dezen is geweest.

MATERIËLE TEGENWERPINGEN

Zoals reeds in het voorlopig verslag is meegedeeld, heeft mijn fractie nu niet direct met instemming kennisgenomen van de onderhavige wetswijziging. Alhoewel wij de moeite die de indieners zich hebben ge­ troost en de voortvarendheid die zij erbij hebben betracht, positief willen waarderen, zijn het louter formele betuigingen van instemming, die geenszins de te maken materiële tegenwerpingen opheffen of doen vervluchtigen.

Waarom moet er zo voortvarend worden gewerkt aan een wettelijke regeling om het overblijven mogelijk te maken? Het klemt te meer daar op de vraag, of inderdaad een lijst kan worden overgelegd van scholen waarvan ouders in ernstige moeilijkheden zouden komen te verkeren indien het onderhavige initiatiefvoorstel niet zou worden aanvaard, slechts wordt geantwoord dat veel ouders overblijfmogelijkheden wensen, maar daarvoor de nodige ruimte ontberen. Er wordt niet nader op de kwantitatieve vraag ingegaan. Moet het ontbreken van een duidelijke cijfermatige onderbouwing niet als een omissie worden aangemerkt? Alles wordt nu afgewenteld op de ideologische verwijzing naar de huidige maatschappelijke ontwikkeling die met zicti brengt, dat m een toenemend aantal gevallen de opvang van kinderen gedurende de tijd tussen de ochtend-en de middagschooltijd voor de ouder - casu quo de ouder in geval van een één-oudergezin - een probleem kan zijn. Zoals de indieners weten, gevoelt mijn fractie op principiële gronden weinig voor het bevorderen van alternatieve opvangmogelijkheden als pendant van alternatieve samenlevingsvormen, al of niet ontstaan door echtscheidingsleed. Dat dit leed op gepaste wijze aandacht verdient, staat voor ons buiten kijf, maar het zij verre van ons om het als een positieve maatschappelijke ontwikkeling van deze tijd aan te duiden waarvoor noodzakelijkerwijs aangepaste voorzieningen zouden moeten worden getroffen.

GEEN ENKEL BEZWAAR

Van onze kant is geen enkel bezwaar tegen het scheppen van overblijfmogeUjkheden op school in voorkomende gevallen.

Uit ervaring weet ik dat dit zeer zinvol kan zijn, zeker als het door de ouders verlangde onderwijs voor hun kinderen op een zekere afstand van de ouderlijke woning is gelegen. Ook andere overwegingen, bij voorbeeld verkeersveihgheidsoverwegingen, hebben ten volle de aandacht van mijn fractie. Ik heb nu echter vooral de indruk, dat het gaat om het scheppen van een wettelijk „jasje" om aan de emancipatorische beweging een modieuze aankleding te geven. Ik moet zeggen dat mijn fractie hieraan niet meedoet.

Trouwens, waarom moet er een wettelijke verphchting komen? Waarom kan niet als vanzelfsprekend worden gekenschetst, dat bij gebleken noodzaak van het bieden van overblijf mogelijkheden het schoolbestuur, de ouders en het personeel zelf hiervoor in onderling overleg een oplossing zoeken? Dat is toch de praktijk? Heeft die dan gefaald? In welke zin dan? Mijn fractie betwijfelt ernstig of de wetgever er wel verstandig aan doet, dergelijke bekostigingsvoorwaarden te stellen. Het moge een feit zijn dat de wetgever, die de rechtsgeldige interpretator van de Grondwet in ons staatsbestel vormt, er geen bezwaar in zag, een vergelijkbare bepaling als de onderhavige op te nemen in de Wet op het basisonderwijs. Het neemt echter niet weg dat hieraan natuurlijk niet de gehele Wet op het basisonderwijd mag worden opgehangen. Globale instemming impliceert geenszins instemming op alle onderdelen. Dit heeft trouwens de laatste kabinetscrisis ons ook wel geleerd. Niet altijd is men voldoende bij de pinken om dit in te zien.

Soms prevaleert het geheel ten koste van marginale onderdelen die desondanks toch een principiële veroordeling verdienen, zeker als zij expliciet, zoals nu, aan de orde worden gesteld. De instemming van mijn fractie destijds met de Wet op het basisonderwijs, waarin een vergelijkbare bepaling is opgenomen met betrekking tot het overblijven, kan niet anders dan tegen deze achtergrond worden bezien. Dat bij het aanvaarden van het onderhavige initiatief-voorstel sprake zal zijn van een bekostigingsvoorwaarde voor het bijzonder onderwijs en een regel voor het openbaar onderwijs, acht mijn fractie een te sterke aanslag op de deugdelijkheid van het onderwijs dan dat zij daarmee zonder meer akkoord zou kunnen gaan. Misschien zouden de mdieners eens nauwkeurig uit de doeken kunnen doen hoe zij het verschil taxeren tussen bekostigingsvoorwaarden en deugdelijkheidseisen.

Ik heb het idee dat het allemaal zo'n vaart niet loopt. Ik zie het meer als het voortijdig offeren op het altaar van de emancipatie dan als een uit de praktijk gevoede en gevoelde behoefte.

Welk getalscriterium zal echter worden gehanteerd als het gaat om verzoeken van ouders aan schoolbesturen om desgewenst ruimte ter beschikking te stellen ten einde de leerlingen in de middagpauze in of rond school te laten overblijven? De heer Wallage sprak zojuist van een meerderheid van de ouders, ook bij de scholen van het bijzonder onderwijs. Maar dat criterium, van de meerderheid, blijft, zowel in het voorliggende wetswijzigingsvoorstel alsook in de memorie van toe-Hchting, volstrekt onduidelijk. Toch vinden wij deze vraag van belang als wordt opgemerkt dat om reden van budgettaire aard wordt uitgesloten dat thans een voorstel zou kunnen worden gedaan om de opvang van leerlingen in het primair onderwijs tussen de middag tot een basisvoorziening voor een ieder te verklaren. Er zijn dus geen principiële redenen; meer pragmatische redenen hebben de initiatiefnemers daarvan afgehouden.

Tot slot merk ik op dat het mijn 1 fractie ontgaat — en zij zou daarover graag nadere opheldering ontvangen — waarom de initiatiefnemers menen dat de van tiet sctioolbestuur gevraagde medewerking naar strekking in grote mate overeenkomst met de in artikel 26 van de Lager-Onderwijswet 1920 verlangde medewerking van het bestuur van een openbare lagere school tot het beschikbaar stellen van de benodigde ruimte voor het doen geven van godsdienst-of levensbeschouwelijk onderwijs. Hier wordt toch bepaald niet bedoeld de noodzaak van een extra schoonmaakbeurt van de ruimten om de broodkruimels te verwijderen?

De medewerking van mijn fractie aan het verheffen van dit initiatiefvoorstel tot voorstel van wet heeft, zoals men gemerkt zal hebben, nogal wat voeten in de aarde. Wij gaan er dan ook niet zonder meer mee akkoord. Overigens wachten wij naar goed gebruik het antwoord van de verdedigers van het initiatiefvoorstel af, ten einde daarna te komen tot een verantwoorde besluitvorming.

OPEN NAWOORD

Dit bracht de heer Van der Vlies in eerste instantie naar voren. Het riep een discussie op die becommentariëring verdient. Want de interrupties tijdens het antwoord van de indieners bleven van onze kant niet uit. Ook werd tijdens de repliek op amendementen sub-amendering voorgesteld op het punt van verplichte verzekering inzake aansprakelijkheid voor geleden schade. Het belooft een interessant staartje te vormen. Aangezien mij nu de tijd en de ruimte ontbreekt om er uitvoerig op in te gaan, laat ik het nog even overstaan totdat voldoende uitsluitsel is verkregen over de uiteindelijke wetstekst.

Al met al is het zeker een indringend kijkje in de keuken van de mogelijkheden die ons nog zijn gelaten om mede te werken, zij het in afgeleide zin, aan principieel verantwoorde gerechten.

D. A. Roozemond.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1982

De Banier | 24 Pagina's

Parlementair logboek

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1982

De Banier | 24 Pagina's