Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gemeentebestuur (43)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeentebestuur (43)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De artikelen 181 en 182 van de gemeentewet bevatten enkele bepalingen omtrent bemoeiingen van de raad met de zogenaamde godshuizen en andere instellingen van Liefdadigheid. Zij luiden als volgt:

Artikel 181

„Hij benoemt, zover de benoeming niet aan anderen behoort, op de wijze, bij plaatselijke verordeningen te bepalen, de leden en beambten van het bestuur der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid. Hij schorst en ontslaat de door hem benoemden."

Artikel 182

„Zijn goedkeuring wordt vereist op de begroting en rekening der godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid, die uit de gemeentekas onderstand genieten." De bepaling omtrent het benoemen van bestuursleden en beambten van deze instellingen heeft niet ten doel om deze bevoegdheid aan daartoe aangewezen anderen te onttrekken, maar dient slechts als waarborg dat, wanneer degenen, aan wie de benoeming behoort, daarin nalatig blijven, de continuïteit in het bestuur door het optreden van de raad verzekerd zal zijn. De benoeming kan aan anderen dan de raad behoren ingevolge de statuten of de stichtingsbrief van de instellingen. Het is dus niet de bedoeling aan deze bevoegdheid iets af te doen. De in de tekst genoemde plaatselijke verordening zou kunnen bepalen dat het bestuur van de instelling voor iedere benoeming een aanbeveling of een voordracht indient. In de verordening zal de raad zijn taak in deze niet mogen delegeren aan burgemeester en wethouders, omdat het thans besproken artikel niet in het delegatie-artikel 212 wordt genoemd. De gemeentewet somt overigens geen concrete zaken op, die in deze plaatselijke verordening zouden moeten worden geregeld. Wat de in artikel 182 bedoelde goedkeuring op begroting en rekening dezer instellingen betreft, kan worden opgemerkt dat de gevolgen van weigering van goedkeuring niet in de wet zijn geregeld. Betreft het de begroting, dan zal wel geen subsidie meer worden verleend.

Het nu volgende artikel 183 handelt over de burgerlijke stand. Het luidt: „In elke gemeente zijn twee, of, naar goedvinden van de raad, meer ambtenaren van de burgerlijke stand. Zij worden door de raad benoemd, geschorst of ontslagen. Burgemeester en wethouders dienen voor elke benoeming een aanbeveling van zo mogelijk twee personen in. Tot ambtenaar van de burgerlijke stand is alleen hij benoembaar, die Nederlander is, niet krachtens onherroepelijke rechterlijke uitspraak wegens krankzinnigheid of zwakheid van vermogens de beschikking of het beheer over zijn goederen heeft verloren, noch van de verkiesbaarheid ontzet is en de ouderdom van drie en twintig jaren vervuld heeft. De betrekking van 'ambtenaar van de burgerlijke stand is onverenigbaar:

1. met de betrekkingen, vermeld in artikel 25, onder a-e; 2. met de betrekking van ambtenaar van het openbaar ministerie. De tot ambtenaar van de burgerlijke stand benoemde houdt van rechtswege op dit te zijn, zodra hij een der voor de benoembaarheid gestelde vereisten verliest, of een betrekking aanvaardt, die met de zijne onverenigbaar is. Alvorens zijn betrekking te aanvaarden legt de ambtenaar van de burgerlijke stand voor de arrondissementsrechtbank, tot wier ressort de gemeente behoort, de navolgende eed of belofte af:

Ik zweer (beloof), dat ik de betrekking van ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente eerlijk en vlijtig zal vervullen en dat ik de wettelijke voorschriften, de burgerlijke stand betreffende, met de meeste nauwgezetheid zal opvolgen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat beloof ik!).

Hij wordt hiertoe niet toegelaten dan na, mede voor bedoelde arrondissementsrechtbank, gelijke eed (verklaring en belofte) van zuivering te hebben afgelegd, als in artikel 45 voor de leden van de raad is voorgeschreven, met dien verstande, dat in de plaats van „lid van de raad" wordt gelezen: ambtenaar van de burgerlijke stand. De gemeente verschaft aan de ambtenaren van de burgerlijke stand een voor zoveel nodig verwarmde en verlichte lokaliteit voor hun ambtsverrichtingen, benevens bureaubehoeften en bezoldigt voor zoveel nodig personeel om hen bij te staan. Dit personeel wordt, de ambtenaren van de burgerlijke stand gehoord, door burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen. Het ontvangt van de ambtenaar van de burgerlijke stand, onder wiens leiding het arbeidt, zijn instructie en is aan hem of de ambtenaar, die hem vervangt, onmiddellijk ondergeschikt.

De verdeling van de werkzaamheden tussen de verschillende ambtenaren van de burgerlijke stand wordt, die ambtenaren gehoord, op voordracht van burgemeester en wethouders, door de raad geregeld.

De raad bepaalt tevens de uren, waarop elk bureau van de burgerlijke stand dagelijks voor het publiek geopend zal zijn. Daarbij wordt, teneinde de werkzaamheden van de ambtenaren van de burgerlijke stand op die dagen zoveel mogelijk te beperken, een afzonderlijke regeling getroffen voor de zondag en de algemeen erkende feestdagen. Een zodanige regeling kan mede voor de zaterdag worden getroffen. Onder algemeen erkende feestdagen wordt verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en bij of krachtens dat artikel daarmede gelijkgestelde dagen. Van de besluiten van de raad, in de twee voorgaande leden bedoeld, wordt onverwijld mededeling gedaan aan de officier van justitie."

De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt een zelfstandige positie in. Hij heeft alleen de wet als chef en is, wat dit werk betreft, niet aan het gemeentebestuur ondergeschikt. De officier van justitie houdt toezicht op zijn verrichtingen. Vóór 1904 konden alleen raadsleden en de burgemeester tot ambtenaar van de burgerlijke stand worden benoemd. Dit heeft in de praktijk vaak tot onjuiste toestanden geleid. De akten werden namelijk veelal door ambtenaren ter secretarie opgesteld en later aan de ambtenaar van de burgerlijke stand ter tekening voorgelegd. Dit was beslist in strijd met de wet, waardoor de authenticiteit van de akten in het gedrang kwam. Sinds 1904 kan ieder, die aan de eisen van benoembaarheid voldoet, tot ambtenaar van de burgerlijke stand worden benoemd. Veel secretarie-ambtenaren hebben thans deze functie, zodat de voorschriften beter kunnen worden nageleefd. In de kleinere gemeenten zal het met het oog op de te voltrekken huwelijken nog wel regel zijn dat ook de burgemeester tevens ambtenaar van de burgerlijke stand is. Hetzelfde geldt voor de secretaris.

In elke gemeente moeten minstens twee ambtenaren van de burgerlijke stand zijn. Dit is voorgeschreven omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand geen akte kan verlijden, waarbij hij zelf partij is. Een ander zal dan moeten optreden, tenminste als de zaak niet schriftelijk kan worden afgedaan, zoals b.v. bij een schriftelijke huwelijkstoestemming. Het verdient zelfs aanbeveling meer dan twee ambtenaren van de burgerlijke stand te benoemen met het oog op een mogelijke bijzondere samenloop van omstandigheden, zoals vakantie, ziekte, overlijden enz. De raad zal hiertoe dan moeten besluiten.

De raad zal de ambtenaren van de burgerlijke stand moeten benoemen en wel op aanbeveling van burgemeester en wethouders. De aanbeveling zal zo mogelijk twee personen moeten omvatten. „Zo mogelijk" staat er. Een dubbeltal is dus niet zonder meer verplicht. Er zal vaak weinig aanleiding zijn voor een dubbeltal. Het zal namelijk doorgaans wel gaan om de ambtenaar ter secretarie, die daarvoor het meest aangewezen moet worden geacht of om degene, die de functie als ere-ambt zal bekleden Intussen betreft het hier formeel wel een aanbeveling en geen voordracht, zodat de raad ook iemand kan benoemen, die niet is aanbevolen. Om tot ambtenaar van de burgerlijke stand te kunnen worden benoemd gelden dezelfde eisen als die, welke voor de secretaris en de ontvanger zijn gesteld. Vereist is niet dat men ingezetene is, zodat het mogelijk is dat één persoon in meer dan één gemeente als ambtenaar van de burgerlijke stand optreedt. De onverenigbare betrekkingen zijn voor de ambtenaar van de burgerlijke stand de volgende; a. de betrekkingen, die met het raadslidmaatschap onverenigbaar zijn, met uitzondering van die van ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt; b. de betrekking van ambtenaar van het openbaar ministerie. Deze laatste bepaling is gemaakt omdat het openbaar ministerie is belast met het toezicht op de handelingen van de ambtenaar van de burgerlijke stand.

De bezoldiging van de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt geregeld door de raad, die eventueel ook tot niet-bezoldiging kan besluiten. Als een ambtenaar van de burgerlijke stand na zijn benoeming een der vereisten voor de benoembaarheid verliest of een onverenigbare betrekking aanvaardt, houdt hij van rechtswege op ambtenaar van de burgerlijke stand te zijn. Deze bepaling geldt dus niet als achteraf blijkt dat de ambtenaar bij zijn benoeming reeds niet aan alle eisen voldeed of toen reeds een onverenigbare betrekking bekleedde.

De gemeente en niet de ambtenaar van de burgerlijke stand zorgt voor bureauruimte, bureaubehoeften en personeel van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het aanwijzen van bureauruimte kan soms ook inhouden dat met het oog op huwelijksvoltrekkingen een ander gebouw dan het raadhuis door de raad als „huis der gemeente" wordt aangewezen. Het personeel van de ambtenaar van de burgerlijke stand, dat door burgemeester en wethouders wordt benoemd en waarvan eventueel de bezoldiging door de raad wordt geregeld, is niettemin, wat het werk voor de burgerlijke stand betreft, geen verantwoording schuldig aan deze bestuursorganen, noch aan de gemeentesecretaris als zodanig. Dit blijkt uit de bepaling dat dit personeel onder leiding van de ambtenaar van de burgerlijke stand werkt, aan hem ondergeschikt is en van hem zijn instructie ontvangt. De raad kan desgewenst- op voorstel van burgemeester en wethouders en na de betreffende ambtenaren te hebben gehoord - de verdeling van de werkzaamheden tussen de verschillende ambtenaren van de burgerlijke stand regelen. Een gevolg hiervan zal niet kunnen zijn dat, wanneer een bepaalde ambtenaar van de burgerlijke stand in afwijking van deze werkverdeling een akte heeft verleden, deze niet rechtsgeldig is. De werkverdeling is niet meer dan een maatregel van orde

De raad bepaalt tenslotte de uren, waarop elk bureau van de burgerlijke stand dagelijks voor het publiek geopend zal zijn. De minister van binnenlandse zaken heeft destijds medegedeeld dat het niet nodig werd geacht voor de zondag bepaalde uren aan te wijzen, gedurende welke het bureau voor het publiek geopend is, maar dat de openstelling afhankelijk kon worden gesteld van de werkzaamheden of van een bepaald door een belanghebbende gedaan verzoek.

Hendrik-Ido-Ambacht

C. den Uil.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1983

De Banier | 16 Pagina's

Gemeentebestuur (43)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 augustus 1983

De Banier | 16 Pagina's