De staf Gods

Morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn. Exodus 17:19b.

Israël legerde zich te Rafidim en in Rafidim was geen water voor het volk om te drinken. Het volk twistte met Mozes; en het was een hooglopende twist. De knecht des Heeren riep tot de Heere en zei: „Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen." De Heere gaf in Zijn nederbuigende goedheid het volk water uit de rotssteen, Hij deed niet naar hun zonden: hoe lang en zwaar ze dan ook Zijn wetten schonden.

En dan komt Amalek om te strijden tegen Israël. Amalek was een kleinzoon van Ezau, en Ezau was de erfvijand van Jakob. De aanval van Amalek op Jakobs nakroost was een laffe aanval. De nakomelingen van Ezau vielen de achterhoede van Israël aan waarin de zwakken, de afgematten, de vrouwen en de kinderen waren. De taktiek van de helse Amalek is duidelijk. De duivel valt Gods volk altijd aan op de zwakke plaatsen. De kerk woont hier uit van de Heere. In de woestijn zijn plaatsen waar geen water is en waar de vijanden talrijk zijn. Soms zit Gods volk moedeloos bij de pakken neer. Satan zegt dan dat ze zullen omkomen in de woestijn. En dat zou ook zeker gebeuren als ze niet staande gehouden werden door de kracht van Gods Geest. Het is Jezus Die Zijn volk leidt door deze aardse woestijn. Hij is in de woestijn van deze wereld verhoogd aan de kruispaal. Mozes heeft in de woestijn de slang verhoogd, alzo is de Zoon des mensen verhoogd: opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe.

De gezegende Borg en Zaligmaker zegt dan ook: „En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken". Christus stervende en zondaren tot Zich trekkende! Toen kwam Amalek en streed tegen Israël. De nacht daalt over de strijdenden in de woestijn en de laffe aanvallers trekken zich terug. Mozes neemt echter zijn maatregelen, hij weet dat de vijanden van Gods volk morgen terug zullen komen. De oude „voortrekker" is een man met ervaring, hij weet dat de handlangers van satan het er zo niet bij zullen laten zitten. Jozua moet mannen kiezen om tegen Amalek te strijden. Bij het gloren van de morgen blijkt dat de man Gods gelijk heeft gehad. Amalek verschijnt opnieuw en werpt zich met verdubbelde haat op de kudde van Jehovah. Maar nu ontmoeten de vijanden van God en Zijn Gezalfde een geduchte tegenstander. Jozua treed vol heldenmoed de vijand tegen. De Amalekieten begrijpen er niets van. De vorige dag ging alles zo gemakkelijk, en vanwaar dan nu opeens die tegenstand?

De aartsvijand van God en Zijn volk weet niets van de afspraak tussen Mozes en Jozua. Drie mannen staan op de hoogte des heuvels. Het zijn Mozes, Aaron en Hur. De staf Gods is in de hand van Mozes en die staf is een wonderstaf. Terwijl Jozua en zijn mannen strijden, heft Mozes de staf Gods op naar de hemel. Dit betekent dat God Zijn volk in het verleden heeft geholpen. Is Hij niet Dezelfde God? Zou Hij Zijn volk dan nu ook niet kunnen helpen? De dichter van Psalm 77 zingt: 'k Zal gedenken hoe voor dezen Ons de Heer' heeft gunst bewezen.

De Heere heeft beslag gelegd op de staf die in Mozes hand was toen hij met ontschoeide voeten stond bij het brandende braambos. Voorheen symboliseerde die staf de tegenwoordige taak van Mozes. Hoedde hij niet de kudde van zijn schoonvader Jethro? Maar nu is die staf een symbool van de toekomstige taak van Mozes. Vanaf heden zal hij de kudde van Jehovah hoeden.

Aalburg

Ds. A. Hofman.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen