Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

door ds. H. G. Abma

En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijne herders en tussen uwe herders; want wij zijn mannen broeders. Is niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij: zo gij de linkerhand kiest zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan. Gen. 13 : 8 en 9.

Geachte vergadering, Evenals vorige jaren heet ik u allen, u afgevaardigden en u alle belangstellenden, namens het Hoofdbestuur van harte welkom. Zo hebben mijn voorgangers ettelijke jaren gedaan. U kunt er hun partijredes op nazien. Zo heb ik vele malen gedaan. Zo wil ik het ook nu doen. Op onze partijdag van het jaar onzes Heeren 1984.

In 1948 verscheen een boek, waarin het jaar 1984 als een jaar vol onheil werd aangekondigd. In menige jaarrede is naar deze publicatie verwezen. Zal dit jaar, dat nu al weken, ja, bijkans twee maanden op weg is, een rampzalig jaar blijken te zijn? Rampzalig voor land en wereld? Wij weten het niet. Van de spanningen en dreigingen verhaalt de partijrede. Ik beperk mij op dit openblik uitsluitend tot wel en wee van onze geliefde staatkundig gereformeerde partij. Wat zal dit jaar ons brengen? Deze dag zou van beslissende betekenis kunnen zijn. Een dag, waarop de gedachte van deze of gene uitgaat naar de woorden van Job: Want ik vreesde een vreze en zij is mij aangekomen, en wat ik schroomde, is mij overkomen.

Wij hieven aan: , , Nooit moet haar nijd en twist verkloeken." Nijd als bron van veel ongeval. Als bron bovenal van heilloze twistingen. Wat dit teweeg brengt lazen wij u voor in het dertiende hoofdstuk van het eerste boek van Genesis, dat zo vele wordingsgeschiedenissen verhaalt. Dank zij onverdiende lankmoedigheid mocht Abram, de vader van het Verbond, Egypte het toevluchtsoord van zijn kleingeloof en wankelmoedigheid toch verlaten. "Alzo toog Abram op uit Egypte". Wijzer geworden. Met schande. Echter niet met schade. Hij keerde terug met schapen, runderen, ezels, knechten, maagden, ezelinnen en kamelen. Deze royale geschenken waren vurige kolen op een diep beschaamd hc'^jfd. Abram toog op en - staat er - Lot met hem. Uit Heze uitdrukking zouden wij de gedachte kunnen krijgen dat Lot een meeloper was. En was hij dat niet? Misschien is hij aanvankelijk diep onder de indruk van roeping en geloof van zijn oom meegetogen uit Haran. Egypte was voor hem wie zal het zeggen een valstrik. Kreeg hij daar deze tegenwoordige wereld lief? Beiden zijn zij weer terug op de plaats, zeker, maar ook bij het altaar, waar zij in het begin waren. Terug op af. Niet meer in het rijke Egypte. Dat betekent dus, als ik het met onze woorden van nu zeggen mag, een recessie. Wij ervaren elke dag dat een tijd van recessie en ontevredenheid, ongeregeldheid, opstand, tweedracht en twist oproept. Ook daar waar wij dit het allerminste zouden verwachten. Twisten onder mannen broeders, zoals Abram hier zegt. Wat moet je daar nu aan doen?

Abram, de man van het geloof, treedt in overleg met Lot. Zijn geloof werkt door de liefde. De liefde, die zichzelf niet zoekt, die lankmoedig is en niet ongeschikt handelt. De hefde die alle dingen hoopt, maar die ook alle dingen verdraagt. Van Abrams kant is het waar en welgemeend: Wij zijn mannen broeders. Van Lot zal het moeten blijken of deze woorden weerklank vinden. Wij zijn mannensbroeders. Laat de twist van onze herders er niet in resulteren dat ook de twist ons scheidt. Oorblazers scheiden, evenals die de zaken weer opblaast, de voornaamste vriend. De beste broeder. Laat ons om die reden op een andere wijze scheiden. Laat ons uiteengaan. Aan u de keus, neef Lot. Laat elk zijns weegs gaan. Hoe blind is Lot. Aan Abram en diens zegen had hij alles te danken. Horen wij hem zeggen: Tot wien zal ik heengaan? Nee. Wij lezen dat hij zijn ogen ophief. Dat hij zijn ogen de kost gaf. Wij vinden het reeds in het derde hoofdstuk van dit bijbelboek: "en dat hij een lust was voor de ogen", en de apostel van de liefde weet, o stellig, van drie die getuigen in de hemel, maar tevens van wat in de wereld is, drie, de begeerlijkheid van het vlees, de begeerlijkheid der ogen en de grootheid des levens. Dat is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid. Lot koos naar de keuze viel van zijn dwaze ziel.

Hij koos het landschap dat meest deed denken aan rijk Egypteland. Gebied dat was als de hof des HEEREN. Lot dacht dat hij het paradijs had herwonnen. Zoals miljoenen dat na hem in de loop der eeuwen gedacht hebben. Zelfs met vrome wensen. Lot koos voor zich. Zo staat het er. Hij slaat de tenten tot aan Sodom toe. Lot meent de weten hoe ver hij kan gaan. Als je maar niet je binnen Sodom vestigt.

En Abram? Verwachtte hij dit? Hij bleef droevig achter, want scheiden doet pijn. Abram althans wel. Is er bange vrees, omdat Lots tenten staan onder de muren van Sodom? Had hij ooit wel eens gehoopt of gedacht dat in Lot als in zijn zaad de belofte zou worden voortgedragen? Had Lot nu het land dat hem Abram beloofd was en toegezegd door de mond van de Allerhoogste zelf? Was Abram moe en moedeloos, teleurgesteld en bevreesd als later in hoofdstuk vijftien? Toen de HEERE zo vrolijk en moedscheppend sprak: Vrees niet, Abram: Ik ben u een schild, uw loon zeer groot.

Gelijk toen zo ook nu zoveel eerder. De HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was. Let wel: na de scheiding. Want de HEERE begeeft niet en verlaat niet. Hij spreekt: Hef uw ogen op. Dat kleine woordj e nu. Alsof de HEERE zegt: En nu, nu is het uw beurt Abram. Want eersten worden laatsten en laatsten eersten. Wee die nu lacht, u zult wenen. Zalig die nu weent, want u zult lachen. Al dit land dat u ziet, zal ik u geven. Bewandel dit land in zijn lengte en breedte, want gij zult dit land beƫrven. Abram gunde Lot de keus. Lot maakte daar gulzig gebruik van. Abram liet Lot de keus, maar de HEERE koos voor Abram. Bleef kiezen voor Abram. Hij gedenkt Zijn Verbond.

De geschiedenis eindigt bij het altaar. Het altaar van offer en overgave. Het altaar waar Abram alles in Gods heilige handen neerlegde. Het altaar waar het gelovig hart belijdt; Hoe ondoorzoekelijk zijn zijne oordelen, en hoe onnaspeurlijk Zijne wegen! Het altaar van de aanbidding. Inderdaad, aldaar bij en dan ook op het altaar ontvangt de HEERE aanbidding, eer en dankb're lofgezangen.

Zo is de vergadering geopend. En getoonzet.

(openingswoord op zaterdag 25 febr. jl. op de partijdag)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

De Banier | 22 Pagina's

Overdenking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1984

De Banier | 22 Pagina's