Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Europa en supranationaliteit

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Europa en supranationaliteit

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met de vraag hoever de supranationale bevoegdheid van de EG zich uitstrekt, werd ik onlangs op het studiecentrum geconfronteerd. De voorlichtingssecretaris zag er wel brood in voor een Banier-artikeltje in het kader van de informatieverstrekking over „Europa". Vandaar dit stukje voorlichting van de functionaris van het studiecentrum.

Het belang van deze vraag wordt onderstreept door de zinsnede uit ons beginselprogramma, dat wij „vóór het behoud van de nationale zelfstandigheid en derhalve tégen de Europese éénwording onder een supra- of bovennationale regering" zijn (artikel 18). En ons verkiezingsprogramma zegt: „Maar de (economische) samenwerking mag nooit zover gaan dat de nationale zelfstandigheid in gedrang komt".

Nu is de Europese Gemeenschap (nader: de EGKS), de EEG, Euratom en het Europese Hof van Justitie) nog lang geen supranationale regering, als zij dat al ooit wordt. . ., het feit evenwei dat zij een aantal supranationale bevoegdheden heeft, is onmiskenbaar.

BESLUITEN

De besluitvormende instanties in „Europa" zijn de Europese Commissie (EG) en de Raad van Ministers (RvM) met dien verstande dat meestal de EC de besluiten voorbereidt en dat de RvM ze néémt. In het bestek van dit artikel is het van belang om te weten, welke rechtskracht de genomen besluiten hebben. Moeten deze door de nationale lidstaten zonder meer ten uitvoer worden gebracht of zijn ze (veel) vrijblijvend(er)? Het blijkt dat er verschillende mogelijkheden zijn, waarbij ook nog onderscheid gemaakt moet worden tussen de EGKS (Verdrag van Parijs 1952) enerzijds en de EEG en Euratom (Verdragen van Rome, 1958) anderzijds. In het geval van de EGKS neemt in beginsel de EC de besluiten (de ministers worden er incidenteel bijgehaald), terwijl voor de EEG en Euratom de bovenomschreven procedure geldt. De mogelijkheden zijn:

Deze bevoegdheden, waarvan de terminologie verwarrend kan werken, zijn verankerd in de genoemde Verdragen. Datzelfde geldt van de „politietaak" van de EC bij niet-naleving van bindende besluiten door een hdstaat: wanneer haar waarschuwingen en adviezen niet de gewenste uitwerking hebben, dient zij een aanklacht in bij het Hof van Justitie, waarvan de uitspraak bindend is.

Bij verordeningen valt te denken aan het (beruchte) Europese landbouwbeleid; een voorbeeld van een richtlijn is die betreffende de doorvoering van het emancipatie-beginsel in de sociale wetgeving van de lidstaten, welke officieel vóór 1 januari 1985 beslag moet krijgen. De bindende besluiten worden over het algemeen (soms met enige vertraging) ten uitvoer gebracht en de EC schroomt niet om zonodig het Hof in te schakelen. De recente uitspraak van minister Ruding dat er voor de verwerkelijking van de zojuist genoemde richtlijn geen geld is, kan dan ook hooguit „temporele", maar geen juridische betekenis hebben.

UNANIMITEIT

In het Verdrag van Rome is de procedure van de besluitvorming in de RvM per beleidsgebied vastgelegd. De mogelijkheden zijn hier een gewone meerderheid, een gekwalificeerde meerderheid ( de grotere landen hebben meer stemmen dan de kleinere) of unanimiteit. Vanuit de kranten dringt zich echter sterk een praktijk van unaniem genomen (of vanwege het unanimiteitsbeginsel niet genomen) besluiten op. Hoe zit dat?

Voor een antwoord op die vraag moe­ ten we terug naar 1965, toen n.a.v. een meningsverschil tussen Frankrijk en de overige lidstaten (toen nog vijf) het zgn. „Accoord van Luxemburg" gesloten werd. Dit komt neer op invoering van het unanimiteitsbeginsel in al die gevallen, waarin sprake is van vitale belangen voor één of meer lidstaten. Een voorhchtingsboekwerkje over de besluitvorming in de EG zegt er het volgende van:

„Het accoord van Luxemburg heeft de besluitvorming in de gemeenschap sinds 1966 in belangrijke mate vertraagd en voor een deel lamgelegd. Dit is mede te wijten aan het feit dat de lidstaten niet hebben geprobeerd te definiëren wat onder een „vitaal belang" moet worden verstaan. De Franse interpretatie luidt, dat een lidstaat zelf bepaalt wat een vitaal belang is. Deze opvatting is in de praktijk van het Europese overleg door alle lidstaten stilzwijgend als gegeven feit erkend... Het besluit van de landbouwministers in mei 1982 (toen werd de unanimiteit voor het eerst doorbroken, W.B.) heeft geen wijziging gebracht in de status van het accoord van Luxemburg." Unanimiteit wordt in ieder geval ook vereist in het „restartikel" (235) van het Verdrag van Rome:

„Indien een optreden van de gemeenschap noodzakelijk blijkt om, in het kader van de gemeenschappelijke markt, een der doelstellingen van de gemeenschap te verwezenlijken zonder dat dit verdrag in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, neemt de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de commissie en na raadpleging van de Vergadering de passende maatregelen."

Het bovenstaande maakt duidelijk, dat

1) verordeningen beschikkingen 2) richtlijnen aanbevelingen (EGKS) 3) beschikkingen adviezen (EGKS) 4) aanbevelingen 5) adviezen

net zo bindend (incl, wijze van uitvoering) als nationale wetten bindend, maar wijze van uitvoering is vrij

bindend voor geadresseerde (regering, onderneming of particulier) niet bindend de EG over een stuk supranationale macht beschikt, al ligt dit voor het grootste deel op een bepaald terrein, nl. dat van de economie, en al vormt met name het unanimiteitsbeginsel eèn zekere waarborg tegen beslissingen, die één of meer hdstaten al te zeer de dupe laten worden van het gemeenschappelijke beleid. Voortbordurend op dit laatste zou men kunnen zeggen, dat die supranationale bevoegdheid in de praktijk bestaat bij de gratie van de (welwillendheid van de) nationale regeringen. Dan ziet men echter wel voorbij aan de in de Verdragen verankerde en in het verleden genomen besluiten, die dezelfde unanimiteit nodig hebben om eventueel weer teruggedraaid te worden; een unanimiteit die niet verhinderd heeft, dat in de 80-er jaren drie EG-richtlijnen de emancipatie in ons land h(i)elpen bevorderen.

W. Büdgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1984

De Banier | 24 Pagina's

Europa en supranationaliteit

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 april 1984

De Banier | 24 Pagina's