Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1- & 2-persoonshuishoudens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1- & 2-persoonshuishoudens

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Steeds meer krijgen gemeentebestuurders te maken met de vraag naar éénen tweepersoonshuishoudens.

Omdat er grote onduideHjkheid bestaat op dit terrein wordt in dit informatiestuk ingegaan op de achtergronden e.d. van het ontstaan en de gevolgen van de vraag naar één- en tweepersoonshuishoudens.

1. HET ONTSTAAN VAN DE VRAAG

Direkt na de oorlog hebben de doorsnee gezinnen met kinderen de meeste aandacht opgeëist en verkregen. Wat later kwam de belangstelling voor speciale woningen voor bejaarden en huisvesting voor enkele bijzondere groepen als studenten. De in omvang toenemende groep van 1 & 2 persoonshuishoudens kwam wat woningvoorziening betreft steeds achteraan.

In 1975 verscheen de nota: „Huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens" (HAT); en werden de behoeften en hun recht op afzonderlijke woonruimte erkend. Sindsdien zijn de problemen er niet minder op geworden door o.a.;

a. Gebrek aan ervaring bij vele betrokkenen, wat betreft het opstellen van plannen voor passende en betaalbare huisvestingsvormen voor 1 & 2 persoonshuishoudens.

b. Welke groepen komen in aanmerking en met welke urgentie?

c. De financiële middelen moeten vooral door de rijksoverheid worden gedragen.

Het aantal alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens dat behoefte heeft aan zelfstandige woonruimte, is aanzienlijk toegenomen, (uit 8.2.)

Oorzaken hiervan zijn:

- het gestegen welvaartspeil, waardoor steeds meer oudere alleenstaanden zelfstandig willen wonen; - een gegroeide belangstelling voor het volgen van hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs; - de verbetering van jeugdlonen, waardoor meer jongeren zelfstandig willen gaan wonen; - een toename van buitenlandse werknemers en rijksgenoten;

- een toename van kinderloze huishoudens; - een toename van ongehuwden; - emancipatie van de jeugd, (uit 8.3.)

2. DEFINITIES

Het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening sluit aan bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als het gaat om de begrippen „Alleenstaande" en „Tweepersoonshuishoudens".

„Alleenstaande": „elke afzonderlijk levende persoon, en voorts hij of zij die wel met een ander in één woonverblijf woont, doch een afzonderlijke huishouding voert en die met anderen geen huiselijk verkeer onderhoudt".

„Tweepersoonshuishoudens": „elke groep van mensen, die in huishoudelijk verkeer met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren", (uit 8.1.)

3. CATEGORIEËN

Alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens kan men niet als twee algemene categorieën beschouwen zonder geweld te doen aan een verscheidenheid aan subgroepen, die een eigen leefpatroon en daaraan verbonden kenmerkende behoeften en woonwensen hebben.

De huisvestingsproblemen van alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens worden onder meer bepaald door faktoren als leeftijd, burgerlijke staat, dagelijkse bezigheden en inkomen. Ook de huidige woonsituatie en het woongedrag, die beide mede met de al genoemde faktoren samenhangen, spelen hierbij een belangrijke rol.

In de „Nota huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens" van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (1975) worden de volgende groepen onderscheiden: - alleenstaanden van 30 tot 65 jaar; (ongehuwden, alleenstaanden na echtscheiding, weduwen en weduwnaars). alleenstaanden jonger dan 30 jaar;

(waaronder werkende jongeren en studerenden aan instellingen van beroeps- en wetenschappelijk onderwijs).

- tweepersoonshuishoudens waarvan het hoofd jonger is dan 65 jaar; jonge echtparen zonder kinderen; oudere echtparen zonder (inwonende) kinderen; samenwonende verwanten, waaronder onvolledige gezinnen en samenwonenden die niet getrouwd of verwant zijn.

Van bovenstaande categorieën maken voorts veel in ons land verblijvende buitenlandse werknemers en rijksgenoten deel uit. In verband met de bijzondere huisvestingsproblemen van deze groepen worden zij apart genoemd.

De leeftijdsgrens van 30 jaar, die getrokken wordt tussen jongere en oudere alleenstaanden, is omdat de meeste jongere alleenstaanden hun woonwensen matigen daar zij hun burgerlijke staat als tijdelijk zien.

Verder wordt nog opgemerkt, dat mensen, die duurzaam met elkaar samenwonen zonder getrouwd te zijn, in het volkshuisvestingsbeleid zoveel mogelijk dezelfde plaats moeten hebben als gehuwden. Het probleem doet zich echter voor dat een ongehuwd paar, door het ontbreken van een formele band, administratief moeilijk te onderscheiden is van twee alleenstaanden, die gezamenlijk een woning hebben betrokken maar overigens afzonderlijke huishoudens vormen, (uit 8.1.)

4. PLAATSELIJK ONDERZOEK DOOR GEMEENTELIJKE STUUR­ GROEPEN

De reeds genoemde „Nota huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens" spreekt de wenselijkheid uit dat met name in gemeenten waar een grote achterstand is op het gebied van bouwprogrammering voor 1 & 2 persoonshuishoudens, stuurgroepen worden gevormd.

Het wordt van belang geacht dat de stuurgroepen hun werk verrichten onder direkte leiding van een lid van het College van Burgemeester en Wethou ders. De verantwoordelijkheid voor de samenstelling van deze werkverbanden zou bij de gemeentebesturen moeten liggen, omdat op grond van de plaatselijke omstandigheden het beste kan worden beoordeeld welke organisatie een nuttige inbreng bij de werkzaamheden kan hebben.

Terwille van een snelle en doelmatige werkwijze dienen de stuurgroepen zo klein mogelijk te zijn. Kosten voor een in te stellen onderzoek kunnen bij het rijk in rekening worden gebracht.

Voorts zullen aan de gemeenten rijksbijdragen kunnen worden verstrekt ter ondersteuning van het werk van de stuurgroepen, (uit 8.1)

Taakomschrijving:

1. Het nagaan waar t.a.v. de huisvesting van alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens de grootste problemen liggen en welke mogelijkheden er zijn om op korte termijn de ernstigste nood te lenigen. Door b.v. bestaande, al of niet voor bewoning bestemde panden aan te kopen en door verbouwing voor huisvesting van alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens geschikt te maken en de woonnood van deze categorieën op korte termijn te verlichten.

2. Het adviseren van de gemeentebesturen over het op langere termijn te voeren beleid t.a.v. de huisvestingsproblematiek ;

a. het begeleiden van onderzoek naar de staat van de volkshuisvesting in de gemeente.

b. het verstrekken van adviezen aan gemeentebesturen omtrent opstelling van meerjarenplannen voor bouw en verbouw voor alleenstaanden.

c. het op gang brengen van informatiestromen tussen (toekomstige) bewoners, ontwerpers, opdrachtgevers en exploitanten.

d. het aanwijzen en onderzoeken van eventuele knelpunten, b.v. op het gebied van woonruimteverdeling, gemeentelijke verordeningen of bestemming van gronden. (uit 8.1.)

5. JONGERENHUISVESTING

De huisvestingssituatie en woonwensen van jongeren vormen slechts een onderdeel van het aandachtsveld 1 & 2 persoonshuishoudens van de ingestelde stuurgroepen.

Voor de categorie jongeren zijn de Provinciale Raden van het Jeugdbeleid erg aktief, b.v. de Gelderse Raad voor het Jeugdbeleid (GRJ), (zie Bestuurlijke Informatie nr. 1).

Daarnaast worden vragen gesteld over de huidige woonsituatie, de persoonskenmerken, toekomstperspektief enz.

Onder mvloed van wat wel de , , kwantitatieve revolutie in de sociale wetenschappen" wordt genoemd, gingen.

De GRJ konstateert het volgende: „Na het oprichten van plaatselijke stuurgroepen in 1980 is het met de jongerenhuisvesting in Gelderland niet erg rooskleurig gesteld. Daar waar nog geen stuurgroepen aanwezig zijn, wil men proberen zicht te krijgen op de mate waarin (anderszins) aandacht aan de huisvesting van jongeren wordt besteed."

Verder wordt vermeld dat „in toenemende mate jongeren zich organiseren in plaatselijke aktiegroepen, die zich ten doel stellen de huisvestingssituatie van jongeren in betrokken gemeente te verbeteren".

Het GRJ gaat dieper in op het „recht op huisvesting": „Hoe zit dat met het recht van jongeren op zelfstandige huisvesting?

Is het een recht dat jongeren zichzelf toekennen of is het een recht dat gebaseerd is op opvattingen omtrent rechtvaardigheid en sociale gelijkheid, die in het algemeen worden beleden? Jongeren zijn op weg naar volwassenheid. Zelfstandige woonruimte is voor veel jongeren een voorwaarde hiertoe; en om je eigen gang te kunnen gaan. Relaties tussen ouders en kinderen, die bij gescheiden wonen heel prettig zouden zijn, raken verstoord wanneer men gedwongen in één huis moet wonen („ziekmakende situaties").

Gebrek aan zelfstandige huisvesting voor jongeren kan mensen ertoe drijven maar met elkaar te trouwen omdat ze op die manier gemakkelijker aan een een-gezinswoning kunnen komen".

De GRJ vindt echter dat er sprake is van een latente of verborgen behoefte aan huisvesting, die pas zichtbaar wordt wanneer er enig uitzicht op zelfstandige woonruimte wordt geboden, (uit 8.3.)

Er blijkt een duidelijk verband te zijn tussen de mogelijkheden om zelfstandig te gaan wonen, en de wens om dat te doen. Dit impliceert dat naarmate dat er meer bouwaktiviteiten worden ontplooid om het strukturele tekort op te heffen, er onder jongeren een grote behoefte zal ontstaan om zelfstandig te gaan wonen, (uit 8.4.)

Na het verschijnen van de „Nota alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens" wordt meer aandacht aan deze groepen geschonken: „goed onderzoek is noodzakelijk om tot een verantwoorde bouwprogrammering voor in deze nota besproken groepen te komen".

6. ONDERZOEK

Om de woonwensen van alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens te kunnen aantonen, is de Landelijke Organisatie Belangengroepen Huisvesting (LOBH) bezig met onderzoeken met het z.g. „woonbeelden" onderzoek.

Dit is een onderzoekmethode voor woonwensen, speciaal gericht op jonge alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens, maar in beginsel bedoeld voor alle vormen van kwalitatief woningonderzoek.

Bij de woonbeeldenmethode wordt gewerkt met een soort „stalenboek", waarin beelden van verschillende woonmogelijkheden worden getoond, met een prijsopgave.

De ondervraagde persoon kan aangeven op welk aanbod hij of zij zou willen verhuizen.

Daarnaast worden vragen gesteld over de huidige woonsituatie, de persoonskenmerken, toekomstperspektief enz.

Onder invloed van wat wel de „kwantitatieve revolutie in de sociale wetenschappen" wordt genoemd, gingen onderzoekers steeds meer aandacht besteden aan de kwalificeerbaarheid van gegevens. Door de woonbeeldenmethode wordt een omvangrijke vraag op korte termijn naar „haalbare" zelfstandige woonruimte voor jongeren aangetoond.

De methode beoogt beperkingen aan te brengen in de vrije woonwensruimte (eengezinswoningwens) vanwege de realiteit van het bestaan van verschillende deelmarkten, maar ook binnen een bepaalde deelmarkt de keuzeruimte juist te vergroten, door het laten zien van de belangrijkste (bestaande en nieuwe) mogelijkheden, (uit 8.5.)

7. KONKLUSIES EN SUGGESTIES

1. Bij de problematiek van huisvesting voor 1 & 2 persoonshuishoudens moet eerst het gestelde in Art. 14 van het SGP-gemeenteprogram duidelijk ondersteund worden, n.l.:

„Grondslag voor het gemeentelijk beleid inzake huisvesting en woonruimteverdeling moet zijn de Goddelijke ordening van huwelijk en gezi^^ zulks met terzijdestelling van samenlevingsvormen die daaraan niet voldoen."

2. Het gemeentebestuur moet dan ook al het mogelijke doen om de bouw van voldoende eengezinswoningen te bevorderen, en er via de woonruimteverdeling zorg voor te dragen dat deze (voor zover zij vallen onder de gemeentelijke bevoegdheden) allereerst worden toegewezen aan gezinnen of (aanstaande) echtparen.

3. Er moet worden nagegaan of genoemde categorie woningzoekenden inderdaad via de veelgehanteerde puntenstelsels voorrang krijgen bij de toewijzing van woningen.

4. Gelet dient echter ook te worden (zie ook de toelichting op Art. 14 van bovengenoemd gemeenteprogram) op „de ongerechtvaardigde aanvragen voor alternatieve samenlevingsvormen en op de ongewenste ontwikkeling, dat veel jongeren te vroeg zelfstandig gaan wonen".

5. Hoewel woningen voor 1 & 2 persoonshuishoudens óók voor andere categorieën (zie punt 4) bestemd kunnen worden, blijkt in de praktijk dat jongeren, ongehuwd samenwonenden en gescheiden personen toch de grootste doelgroep te zijn voor deze kleine huizen.

6. Het blijkt dat het zelfstandig gaan wonen van jongeren allerwege gestimuleerd wordt (Nota van Dam, Raden van het Jeugdbeleid, LOBH, JAC, e.a.), terwijl over het algemeen de woningnood onder gezinnen en (aanstaande) echtparen nog erg groot is.

7. Het woonbeelden-onderzoek van het LOBH is daar een voorbeeld van. Men gaat met een soort stalenboek naar de mensen toe, die dan kunnen kiezen welke woonvorm zij verkiezen boven de huidige. Dat is een staalte van behoefte-kweken. De bestuurders zullen er alert op moeten zijn dat deze methode niet wordt gebruikt.

8. Uit het rapport CEBEON blijkt duidelijk dat hoe meer een gemeentebestuur doet aan de bouw van dit soort woningen, hoe groter de vraag ernaar wordt.

9. Slechts de volgende eindkonklusie kan uit de eerder genoemde punten worden getrokken; „de SGP zal een zo groot mogelijke terughoudendheid moeten betrachten wanneer het gaat om de bouw van woningen voor 1 & 2 persoonshuishoudens".

10. Er kan alleen medewerking worden verleend wanneer er via de gegevens van het puntenstelsel en/of anderszins de zekerheid is dat de woningen slechts worden toegewezen aan die categorieën welke voldoen aan de door God ingestelde ordening van huwelijk en gezin; dus niet aan andere „alternatieve" samenlevingsvormen.

8. Literatuur

1. Nota „huisvesting alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens", Min. van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - 1975.

2. „Woonprogramma's 1 + 2", Min. van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - 1979.

3. „Huisvesting jongeren", Gelderse Raad voor het Jeugdbeleid - januari 1982.

4. „Rapport CEBEON", Centrum beleidsadviserend onderzoek d'Ancona -I- De Hond.

5. „Woonbeeldenonderzoek LBOH", Landelijk Organisatie Belangengroepen Huisvesting - febr. 1980.

Barneveld, februari 1984.

Werkgroep Informatie Barneveld Postbus 165, 3770 AD Barneveld, Postrek. 4315745.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1984

De Banier | 24 Pagina's

1- & 2-persoonshuishoudens

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 juni 1984

De Banier | 24 Pagina's