Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buiten onze grenzen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten onze grenzen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

RELIGIE EN ECONOMIE

De economische situatie wordt er voor de ontwikkelingslanden niet beter op. Doorgaans vinden de deskundigen dat de verklaring voor de geringe groei van de ontwikkelingslanden voor het grijpen ligt. De industrielanden importeren minder grondstoffen dan voorheen, de prijzen van grondstoffen komen daardoor lager te liggen. De ontwikkelingslanden moeten een forse rente betalen over hun leningen en bovendien wordt het voor deze landen steeds moeilijker om op de kapitaalmarkt geld te lenen. Zo ongeveer ziet de verklaring van de experts er uit. Toch kan men zich afvragen of er niet meer over valt te zeggen. Hoe valt b.v. het grote welvaartsverschil tussen Noord- en Zuid-Amerika te verklaren, terwijl beide blokken eenmaal een gelijke uitgangspositie hebben gehad? Michael Novak, een Amerikaans theoloog, neemt aan dat het verschil in religie een voorname factor is in de verklaring van het onderscheid in economische ontwikkeling tussen Noorden Zuid-Amerika. Hij schreef een interessant boek over de vraag in hoeverre geestelijke factoren invloed hebben op het welvaartscheppend vermogen van samenlevingen. Hij wijst erop dat zelfs wanneer Latijns-Amerika over dezelfde structuren als de Noord- Amerikaanse zou beschikken (een democratische regeringsvorm, industriële ontwikkeling) er nog het ingrijpende verschil blijft in godsdienst. De Latijnse culturen (van oorsprong roomskatholiek) hebben vaak de neiging tussen „anarchie en hiërarchie" te slingeren, en zijn gewoonlijk minder gematigd en ordelijk dan de Europese en Noord-Amerikaanse culturen. De noordelijke culturen zijn daarente­

gen meestal weer de mindere op b.v. cultureel en artistiek gebied. Maar de Latijns-katholieke afkeer van stiptheid, afkeer van het compromis, en het onvermogen om het wereldlijk leven als een geestelijke roeping te beschouwen, zouden tot een verlies op economisch gebied leiden.

Michel Novak citeert in zijn boek een uitspraak van de bekende Braziliaanse bisschop Dom Helder Camara, die in 1970 voor de Wereldraad van Kerken had verklaard: „Het is een droevig feit dat 80% van de hulpbronnen van de wereld ter beschikking staat van slechts 20% van de wereldbevolking". Daarmee is Novak het niet eens. Hij wijst er op dat de meeste olie in de wereld in handen van de OPEC is. Nog belangrijker vindt hij echter het misverstand rond het woord hulpbron. Vele grondstoffen en materialen die thans als hulpbron worden aangemerkt, waren honderd jaar geleden nog niet als zodanig bekend. Daarom moeten we naar de mening van Novak niet te gemakkelijk stellen dat een bepaald werelddeel een voorsprong zou hebben omdat er „toevallig" grondstoffen aangetroffen worden. Het gaat ook nog een keer om de ontdekking en de toepassing van deze grondstoffen. Ontdekkingen en uitvindingen hebben alles te maken met het geestelijk leven van een samenleving.

Juist de protestantse Europese en Noordamerikaanse culturen zijn uitzonderlijk vruchtbaar gebleken op dat gebied. Novak vindt daarom dat bisschop Camara beter het volgende had kunnen zeggen: „Het is een verbazingwekkend feit dat 80% - misschien zelfs 90% - van de hulpbronnen ter wereld gedurende de laatste eeuw door één van de kleinere culturen op onze planeet werd ontdekt en aan de mens dienstbaar werd gemaakt. De vruchten van deze ontdekkingen kan men reeds op alle continenten aantreffen, maar er dient nog meer gedaan te worden in deze richting."

U merkt wel dat de visie van Novak gedurfd en origineel is. Meestal is men geneigd de ontwikkelingslanden te beklagen en deze landen te zien als slachtoffer van boosaardige uitbuiting door het blanke noord-westelijke deel van onze aardbol. Novak stelt daar tegenover dat de arme landen de beschikking hadden en hebben over grote hulpbronnen, maar niet of onvoldoende in staat zijn deze te exploite ren. Dat zou dus naar zijn stellige overtuiging zijn oorzaak vinden in het verschil in religie. Het protestantisme zou in staat zijn een gunstig klimaat te scheppen voor ontdekkingen en uitvindingen.

Samenlevingen met een andere godsdienst, b.v. het rooms-katholicisme in Latijns-Amerika, zouden dat hebben nagelaten. Wij citeren: „Niets heeft b.v. de Brazilianen - die in een land leven dat wat natuurlijke hulpbronnen betreft rijk is bedeeld— ervan weerhouden om de explosiemotor, de radio, het vliegtuig, de penicilline en andere zaken uit te vinden".

Het is inderdaad een feit dat nog in 1850 het verschil in inkomen per hoofd tussen Latijns- en Noord-Amerika niet groot was. Hoe komt het dan dat deze werelddelen sinds die tijd zo uit elkaar zijn gegroeid? Als we Novak mogen geloven is dat te herleiden tot de roomse arbeidswaardering, die veel minder dan de protestantse de nadruk legt op waarden als ijverige arbeid, standvastige regelmaat en een verantwoord gebruik maken van kansen. Daar tegenover zou de Latijns- Amerikaan meer nadruk leggen op geluk, heldenmoed, status en persoonlijk aanzien.

Hoe komt het dat het westen zich zo schuldig voelt als ontwikkelingslanden met verwijten komen in de zin van uitbuiting, economisch-imperialise e.d.? Novak stelt dat dit samenhangt met een ander aspect van het protestantse geloof: naastenliefde. Zij voelen zich hun eigen succes niet waardig en zijn geneigd geloof te hechten aan de juistheid van de beschuldiging dat „het kapitalisme" vooruitgang en rijkdom voor weinigen en armoede voor velen teweeg brengt. Novak weerlegt deze beschuldiging en werpt zich op als een pleitbezorger van „het kapitalisme". Ook daarvoor is durf nodig in deze tijd. Onomwonden stelt hij dat de wereldeconomie sinds de industriële revolutie expansief en dynamisch is geworden. Er is thans veel meer welvaart dan tweehonderd jaar geleden. Absoluut is de welvaart van bijna elke natie en regio groter dan vroeger. De gemiddelde levensverwachting is toegenomen. De hygiëne en de gezondheid zijn verbeterd. Wel kan de ene natie vooruitgaan (b.v. Japan) en de andere achteruitgaan (b.v. Engeland). De onderontwikkeling van Latijns-Amerika mag men daarom niet gemakshalve op rekening van Noord-Amerika stellen. Ook het verwijt dat Noordamerikaanse investeerders buitensporige winsten in Latijns-Amerika behalen wijst Novak van de hand.

Zijn argumenten: - slechts 5% van de totale investeringen der Verenigde Staten vindt buitenlands plaats: - hiervan gaat 70% naar andere ontwikkelde landen; - het gemiddeld rendement van de investeringen in Latijns-Amerika bedraagt niet meer dan 10%. Dat is lager dan in Europa, Australië, Azië en Afrika.

KANTTEKENINGEN

We zullen het betoog van Novak niet verder volgen, maar nog een enkele kanttekening maken. Zijn boek is interessant en belangwekkend, voornamelijk omdat Novak tegen de mode van zijn tijd durft in te gaan. Geheel nieuw is zijn visie niet. In veel opzichten doet zijn theorie denken aan de opvattingen van de Duitse socioloog Max Weber (circa 1920). Deze schreef ook aan het protestantisme, in het bijzonder het calvinisme, een buitengewone dynamiek toe. Een calvinist zou aangespoord worden sober te leven, vlijtig te werken, en het verdiende kapitaal niet te verspillen. Weber onderzocht met name het Geneve van Calvijn, het Schotland van John Knox en ons land in de zeventiende eeuw. In de arbeidsethiek van het Calvinisme vond hij een verklaring in het achterblijven van het rooms-katholieke Zuid-Europa en de sprong voorwaarts van Noord-West Europa. U ziet de overeenkomst met de Amerikaanse situatie. Met name het verbod op rente in rooms-katholieke landen en het onderscheid dat protestantse naties in het voetspoor van Calvijn maakten tussen rente en woeker ziet Weber als een zeer belangrijk gegeven in deze zaak.

Nu moeten we ons hoeden voor overdrijving. Calvinisten zijn niet per definitie kapitalisten. Het zijn juist vaak de geringen, de verachten, de eenvoudigen. Niet voor niets spreken wij van „de kleine luyden" en de „stillen in den lande". De apostel Paulus schrijft over het zwakke, het onedele en het verachte der wereld (1 Kor. 1:26 e.v.). Het calvinisme spoort inderdaad aan tot getrouwe vervulling van onze taak, maar dat behoeft niet noodzakelijkerwijs rijkdom tot gevolg te hebben.

Wel is het zo dat de overeenkomst tussen Latijns-Amerika en Zuid- Europa doen vermoeden dat ook geestelijke factoren, in het bijzonder het verschil in godsdienstige geaardheid, een interne barrière vormen voor economische ontwikkeling. Tenslotte is het zo dat we het met Novak eens zijn dat afgunst, jalouzie en wellicht zelfs klassestrijd niet de oplossing vormen voor dit probleem.

Waarder, Dr. H. A. Hofman.

Dr. H. A. Hofman.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1984

De Banier | 24 Pagina's

Buiten onze grenzen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 september 1984

De Banier | 24 Pagina's