Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Intensieve veehouderij en Hinderwet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Intensieve veehouderij en Hinderwet

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vergunningsplicht op grond van de Hinderwet is uitgewerkt in het Hinderbesluit. In dit Hinderbesluit is een reeks van vergunningsphchtige activiteiten omschreven. De vergunningsplicht van veehouderijbedrijven was onder meer gebaseerd op onderdeel Villa van artikel 1 van het besluit, waar staat: „Inrichtingen bestemd tot bewaring, bewerking en verwerking van afval, zoals mest." In deze formulering wordt mest namelijk gelijkgesteld met afval. De dagelijkse afvoer van de mest kon de vergunningplicht doen vervallen, terwijl de hinder niet ongedaan werd gemaakt.

In het verleden werd de Hinderwet nauwelijks toegepast ten aanzien van deze categorie van bedrijven, ook al waren zij vergunningsplichtig. Door de moderne ontwikkelingen in de veehouderij kunnen dergelijke bedrijven echter overlast veroorzaken voor de omgeving.

Om nu het misverstand over hinderwetplichtigheid weg te nemen is het Hinderwetsbesluit zodanig gewijzigd, dat een bedrijf door , , het bedrijfsmatig houden van dieren" hinderwetplichtig wordt.

De volgende diersoorten zijn vermeld: varkens, mestkalveren, meststieren, paarden, pluimvee, konijnen en dieren om te pelzen.

Het „houden van melkrundvee" komt in deze opsomming als zodanig niet voor. Deze bedrijven zijn echter hinderwetplichtig door de aanwezigheid van electro-motoren, gastanks, mestopslag en dergelijke.

Het is de bedoeling, dat voor „het houden van melkrundvee" algemene regels worden gesteld door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 2a van de Hinderwet.

Daarnaast is het mogelijk om een vrijstellingsverordening op grond van artikel 2 van de Hinderwet in het leven te roepen voor rundveehouderijen. Onder meer de gemeente Smallingerland heeft een dergelijke verordening vastgesteld, welke inmiddels door de Kroon is goedgekeurd. En dat opent perspectieven. Daarmede kunnen tijdrovende, kostbare en ingewikkelde procedures worden voorkomen, terwijl toch hetzelfde effect wordt bereikt, namelijk de bescherming van het omringende milieu in de ruime zin.

DE VRIJSTELLINGS­ VERORDENING

Het begrip vrijstellingsverordening is al zo oud als de Hinderwet zelf (1875). In de loop van de tijd is ook regelmatig gebruik gemaakt van deze gemeentelijke bevoegdheid zij het dat tegen de ruime opzet van deze regeling langzamerhand steeds meer bezwaren gingen rijzen.

De gemeente Smallingerland heeft de primeur met een nieuwe verordening; een feit dat ruimschoots aandacht heeft gekregen in de landelijke pers. Het succes van de gemeente is te meer opmerkelijk omdat nu op lokaal niveau een materie bevredigend is geregeld, waarin eigenlijk ook de rijksoverheid (a.m.v.b. ex artikel 2a Hinderwet) had kunnen voorzien. Bijna alle voorschriften, waar het hier om gaat, worden immers al lange tijd als standaardregels verbonden aan hinderwetvergunningen voor rundveebedrijven. Het overleg tussen het ministerie van VROM en andere departementen (onder andere Landbouw en Visserij) en belangenorganisaties (onder andere het Landbouwschap en de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten) blijkt echter nog zo weinig te zijn gevorderd, dat het er naar uit ziet dat: voorlopig nog niet op een algemene maatregel van bestuur voor de rundveehouderij behoeft te worden gerekend.

Een andere vertragende factor kan nog zijn dat de locale omstandigheden soms zo verschillen (bijvoorbeeld bodemgesteldheid, aanwezigheid waterwingebieden), dat het niet gemakkelijk blijkt een a.m.v.b. voor deze categorie van bedrijven vast te stellen en een regeling per gemeente dus de voorkeur heeft.

Hoe dan ook het is begrijpelijk dat door de gemeenten niet langer wordt gewacht op hetgeen van rijkswege nog zou kunnen komen.

Een vrijsteUingsverordening van de ene gemeente is niet zonder meer toepasbaar in een andere gemeente. Hoewel verreweg het merendeel van de voorschriften gelijk zal zijn, zal er altijd weer op grond van de plaatselijke situatie afgewogen moeten worden hoever men met de ontheffing van de vergunningsplicht zal kunnen gaan en welke algemene voorschriften dienen te worden opgenomen. Uit praktische en financiële overwegingen (ontwerpen, tekeningen voor de aanvrage van een vergunning ingevolge de Hinderwet) is het zeker de moeite waard dat de gemeente de mogelijkheden van het in het leven roepen van een vrijstellingsverordening voor agrarische bedrijven onderzoekt.

H. F. J. van Erkel,

Bergambacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 1985

De Banier | 24 Pagina's

Intensieve veehouderij en Hinderwet

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 januari 1985

De Banier | 24 Pagina's