Wetenschappelijke medewerkers Tweede Kamerfracties wetenschappelijk doorgelicht
De CHU-fractie in de Tweede Kamer kwam in 1966 met iets, voor Nederland althans, geheel nieuws: de benoeming van een wetenschappelijk medewerker. Het was dan wel geen sensatie, toch belangwekkend genoeg om enkele kranten te doen besluiten in hun kolommen plaats in te ruimen voor de vermelding van dit feit: een nieuwe politieke functie.
Nu, bijna twintig jaar na dato, is het nieuws van 1966 oud geworden. Welke krant besteedt nog aandacht aan de benoeming van een medewerker bij een Tweede Kamerfractie? Er is veel veranderd. Rond de 150 kamerleden zwermt een keur aan medewerkers. Globaal kunnen twee categorieën worden onderscheiden.
Allereerst zijn er de persoonlijke medewerkers, dat zijn degenen die handen spandiensten verrichten aan één kamerlid. Daarnaast is er de groep van de zogenaamde fractiemedewerkers. Zij staan in dienst van een gehele Tweede Kamerfractie en zijn belast met taken van velerlei aard. Sommigen verrichten zuiver administratieve werkzaamheden, anderen zijn meer organisatorisch en coördinerend bezig, er zijn fractiemedewerkers die zich richten op de voorlichting en, de grootste groep, verleent beleidsgerichte assistentie aan de fractie.
Eén van hen beëindigde kortgeleden zijn studie aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam met een doctoraalscriptie die om verschillende redenen vermeldenswaard is voor De Banier. De kersverse doctorandus is namelijk SGP'er, ja, wat meer is, werkt al geruime tijd als beleidsmedewerker van de SGP-fractie op het Binnenhof. W. de Bruyn, voor zijn collega's en voor hemzelf gewoon Wout, weet waarover hij het heeft als hij een 85 pagina's (exclusief noten plus bijlagen) tellend werkstuk produceert getiteld: „Assistentie voor volksvertegenwoordigers". Een kijkje van binnenuit interessant voor de buitenwacht. De studie van Wout de Bruyn is één
van de eerste wetenschappelijk opgezette onderzoeken naar het verschijnsel van de politieke beleidsmedewer ker in Nederland. Een aanwinst voor allen die graag een kijkje willen nemen in de keuken van het Binnenhof. Het centrale thema, geformuleerd als vraag, luidt: hebben beleidsmedewerkers politieke invloed op de vertegenwoordigende functie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal?
Voordat de pas afgestudeerde SGPdoctorandus deze vraag uitwerkt gaat hij summier in op de gedachten over fractiebijstand in Nederland sedert 1966. Voorstanders van het aanstellen van fractiemedewerkers grondden hun pleidooi op de noodzaak dat het parlement beter tegenspel moet kunnen bieden aan de regering. De regering staat een omvangrijk ambtenarenapparaat terzij. Voor de 150 kamerleden betekent dit dat zij tegenover die regering tekort schieten. Kennis ontbreekt wordt gesteld. Enerzijds is er een overmaat aan informatie, anderzijds gebrek tegenover de zo veel beter gedocumenteerde en geoutilleerde regering. Door het aanstellen van beleidsmedewerkers zou in ieder geval een deel van de toegenomen werklast van de Tweede Kamerleden verlicht kunnen worden. Om hun argumenten kracht bij te zetten wijzen de voorstanders van meer „bestaffing" naar het buitenland, waar, met name in de Verenigde Staten, parlementsleden omringd worden door een uitgebreid eigen apparaat.
Tegenover deze voordelen staat de mening van hen die de nadelen beklemtonen. Sommigen vrezen een bureaucratisering van het parlement. Wat heb je eraan als je tegenover de pyramide van de regering een pyramide van het parlement stelt? Bovendien is dat wat de Tweede Kamer behoort te doen principieel anders dan wat de regering moet doen. Weer anderen vrezen dat medewerkers nadelig werken op de relatie kiezers-gekozenen, omdat zij zich als het ware tussen hen in zullen plaatsen. Daar komt bij dat medewerkers gegevens die voor de parlementsleden bestemd zijn kunnen vervormen en zodoende als stoorzenders gaan opereren.
Hoe het ook zij, sinds de CHU in 1966 het spits afbeet trokken steeds meer politieke partijen steeds meer medewerkers aan. In 1979 bracht een werkgroep onder voorzitterschap van ir. Van Rossum en die was ingesteld door het Presidium van de Tweede Kamer advies uit onder andere over de bewerktuiging van het parlement. Eén van de voorspellingen van de werkgroep luidde dat de toename van de werkzaamheden zal leiden tot een grotere behoefte aan beleidsgerichte assistentie.
Een en ander maakt dat de studie van De Bruyn extra gewicht krijgt en mogelijk in de toekomst een vervolg. Want De Bruyn bestudeerde de beleidsmedewerkers slechts vanuit één gezichtshoek, en wel de vertegenwoordiging. Een citaat uit de probleemstelling: „De Tweede Kamer is voor alles het onderdeel van de volksvertegenwoordiging. De leden van de Tweede Kamer vertegenwoordigen het Nederlandse volk. Hierin ligt dan ook het uitgangspunt voor het onderzoek waarvan hier verslag wordt gedaan. Als de vertegenwoordigende functie van het parlement als uitgangspunt wordt gekozen voor het onderzoek, dan betekent dat, dat centraal staat de vraag of er door de verleende assistentie van medewerkers aan de volksvertegenwoordiger iets wordt veranderd aan die vertegenwoordigende functie."
Deze probleemstelling doet de onderzoeker allereerst stilstaan bij het begrip „vertegenwoordiging". Uit de veelheid van vragen die gesteld kunnen worden bij het nader bepalen van de inhoud van dit begrip selecteerde hij er drie: wat wordt gerepresenteerd, op welke wijze wordt gerepresenteerd en waartoe wordt gerepresenteerd? Redenerend vanuit deze vragen belandt De Bruyn bij een groot aantal theorieën over representatie die hij summier weergeeft.
Vervolgens gaat de schrijver in op wat hij heeft gevonden als uitkomst van de enquête die hij onder de beleidsmedewerkers heeft gehouden. In totaal 78 beleidsmedewerkers werden aangeschreven met het verzoek de vele tientallen enquêtevragen in te vullen. 56 van hen voldeden aan dit verzoek. Met dit materiaal toog de SGP'er aan de slag. Een kleine greep uit het resultaat.
Ten eerste de persoonskenmerken. Een relatief groot aantal beleidsmedewerkers staat in dienst van kleine fracties. Uit de gegevens blijkt ook dat de gemiddelde leeftijd nogal laag ligt. Academici zijn sterk oververtegenwoordigd, iets wat niet hoeft te verbazen als men ziet waar kamerleden allemaal mee worden geconfronteerd. Veel medewerkers wonen in het westen des lands, dicht bij Den Haag al zijn er uitzonderingen. Ruim de helft woont in Zuid-Holland, één derde in Noord-Holland, terwijl er slechts twee uit Gelderland komen en vier uit Utrecht. Insiders weten dat er onder die laatste zes twee SGP'ers zitten. In de discussie over de voor- en nadelen van het medewerkerschap was één van de argumenten van de tegenstanders dat in partijen waar de Kamerfractie op gespannen voet leeft met de partij-medewerkers wel eens handlangers zouden kunnen zijn of worden van de partij bij conflicten. Medewerkers als waakhonden. Deze vrees blijkt ongegrond tenminste als we de geënquêteerde medewerkers zelf mogen geloven.
Hun benoeming had in verreweg het merendeel der gevallen plaats door de fractie. In samenspel met die fractie verrichten de medewerkers ook hun werkzaamheden, geen onlogische gang van zaken dus. Het werkt als beleidsmedewerker blijkt overigens zeer aantrekkelijk. Met name de werksfeer, het aanwezig zijn in het centrum van de landspolitiek en de variatie worden door de meesten hoog ingeschat. Anders oordelen zij over de toekomstperspectieven, het salarisniveau en de secundaire arbeidsvoorwaarden. De medaille en haar keerzijde.
Wat doen beleidsmedewerkers zoal? Sleutelwoord is informatie. Informatie verzamelen, informatie toegankelijk maken, informatie verwerken, informatie doorgeven, informatie enzovoort. In concreto betekent dit dat medewerkers op ieder denkbaar mo ment door en voor kamerleden worden ingezet, zowel wat betreft de controlerende als wat betreft de wetgevende taak van het parlement. Wanneer individuele burgers of groeperingen zich tot de Tweede Kamerleden wenden fungeren de medewerkers dikwijls als intermediair. Zij bellen op, vragen naar, lezen door, verwijzen naar, wonen bij, staan te woord en noem maar op. Zij volgen de debatten, in de Kamer en in de commissies, maar ook in de media en in de vakliteratuur. Ieder volgt zijn of haar eigen terrein op de voet om zo up to date mogelijk te zijn en te blijven.
Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een grote betrokkenheid bij het wetgevingsproces, met name in de fase van de schriftelijke voorbereiding, maar ook bij de plenaire afhandeling. Al of niet in samenspraak met de kamerleden stellen medewerkers (feitelijke) vragen op, formuleren zij kritiekpunten op regeringsvoorstellen, ontwerpen amendementen en schrijven de tekst van (concept-) redevoeringen. Moties worden door hen op papier gezet, interpellatie- en andere voorstellen gedaan, evenals het ontwerpen van schriftelijke of mondelinge vragen. Uit alle gegevens blijkt verder dat er een verschil bestaat tussen grote en kleine fracties waar het gaat om de toedeling van taken en bevoegdheden aan medewerkers. Aan hen die werken voor kleine fracties wordt in de regel meer overgelaten dan aan hun collega's van grote partijen in de Kamer.
Het resultaat van de enquête is door De Bruyn getoetst aan de eerder door hem beschreven theorieën over vertegenwoordiging. In zijn slotconclusies is hij zeer voorzichtig. Niet ongegrond stelt de afgestudeerde in zijn nawoord dat zijn studie een „eerste verkennend onderzoek" is. De vraag of beleidsmedewerkers invloed hebben kan, ook op grond van de door hem verzamelde gegevens, niet zonder meer met ja of nee beantwoord worden. Maar, „is feitelijke invloed op grond van de beschikbare gegevens moeilijk vast te stellen, de aanwezigheid van potentiële invloed kan niet worden ontkend." Gerelateerd aan de vertegenwoordigende functie van de Tweede Kamer als uitgangspunt van het onderzoek komt de vraag op: „Op welke wijze wordt de vertegenwoordigende functie van de Tweede Kamer beïnvloed?
Komt de vertegenwoordiger dichterbij of verderaf te staan van degenen of hetgeen hij moet vertegenwoordigen? " De Bruyn geeft geen algemeen antwoord. Wel probeert hij antwoord te geven per theorie. De meeste - voorzichtige - antwoorden tenderen in de richting van een positieve invloed die uitgaat van het inschakelen van beleidsmedewerkers op de vertegenwoordiging. Vandaar dat de slotzin van de scriptie kan luiden: „Assistentie bij vertegenwoordiging is wellicht minder neutraal dan sommigen denken."
College Wout is afgestudeerd. Enkele witte vlekken in het functioneren van fractiemedewerkers zijn mede door zijn toedoen nader ingevuld. Wouts mede-medewerkers die zonder daaronder te lijden mede lijdend voorwerp waren van zijn scriptie, wensen hem en zijn familie, ook langs deze Banierweg nog eens van harte geluk. Moge het ons gegeven zijn nog lang collega's te blijven.
M. De Bruyne.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985
De Banier | 24 Pagina's