Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voorbijgaande weldadigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voorbijgaande weldadigheid

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wat zal Ik u doen, o Efraïm! Wat zal Ik u doen, O Juda! dewijl uw weldadigheid is als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat". Hosea 6:4.

Weldadigheid! Dat is er nog in Efraïm en Juda. De scharen gaan nog op naar de plaatsen, waar de Heere vereerd wordt. Op meer dan één plaats roken de altaren van de offeranden, die de Heere gebracht worden. Duizenden dieren worden geslacht. Heus, Israël is nog zo ongodsdienstig niet in de tijd van Hosea. En de blik van de profeet gaat daarbij over het tien-stammenrijk en over het twee-stammenrijk, over Efraïm èn Juda.

Uiterlijk is er nog heel wat eerbetoon in de dienst des Heeren. En ook ten opzichte van de naaste is er zo op het oog nog veel goeds in Israël.

Maar nu. . . wat eigenaardig. De Heere nadert niet met prijzende woorden tot het volk. Het volk denkt wel goed van zichzelf, maar de Heere denkt daar anders over. In heihge verontwaardiging spreekt Hij dat uit. Zoals een mens ontsteld kan zijn over een aangrijpende zaak, zo wordt hier de Heere voorgesteld. Wat had Hij niet aan Zijn Efraïm en Juda gedaan en nu is het zo hopeloos gesteld, dat deze indringende woorden tot het volk klinken: wat moet Ik toch aan u doen om de zonde naar waarde te straffen!?

Hoe kan dat? Moet de Heere nu zo spreken bij de opgaande scharen, bij de rokende altaren? De Heere Zelf verklaart het. De weldadigheid van Efraïm en Juda is als een morgenwolk en als een vroegkomende dauw, die heengaat.

Voor de bewoner van Palestina was dit geen onbekend beeld. Hij kon het maar al te goed verstaan, wat met deze woorden bedoeld werd. De morgenwolk is zichtbaar bij het aanbreken van de dag na de zomernacht. Dan is er eerst een dichte nevel, die bij de opgang van de zon overgaat in grote massa's van losse, vlokkige wolken. Vanaf een berg of heuvel, die met de top boven die ^Volken uitsteekt, is zo'n morgenwolk goed te zien.

Landejijen en huizen worden er door verborgen, 't Lijkt heel wat4, 't Geseft yoor de onbekende verwachting. Heel spoedig echter yerd.^^jnt de morgenwolk. Naarmate de zon opkomt en de. ^s^^rjnte'toeneemt, worden de dampmassa's kleiner. Het duurt-njef^tal niet lang of van de mcirgenwolk is niets overgebleven. De strak-blauwe hemel wordt weer gezien. Vaak al om negen uur in de morgen is de lucht weer helder, en heel zelden duurt het tot tien of elf uur. Het beeld van de dauw, die al vroeg verdwijnt, sluit hierbij aan. Het is duidelijk dat de Heere hier het oog heeft op de dauw, die weinig nalaat.

Zie Efraïm en Juda, zo is het met uw weldadigheid, 't Lijkt voor een korte tijd heel wat, maar zij vervluchtigt telkens gauw. Uiteindelijk blijft er niets van over.

De Heere zocht weldadigheid in het midden van Israël. Hij had er recht op en Hij had er alles aan gedaan om het volk daartoe te brengen.

Vergeet het dan niet, wat voor weldadigheid of de Heere in Israël zocht en vandaag nog zoekt. Niet maar eens een keer naar Zijn huis. Niet maar eens een offer op z'n tijd. Hij is niet tevreden met dit alles. Alleen de weldadigheid uit de liefde van het hart kan de Heere behagen. Alleen de weldadigheid, die opkomt uit de levende kennis van God door de Heilige Geest. „Want Ik heb lust tot weldadigheid en niet tot offer, en tot de kennis Gods meer dan tot brandofferen".

En moet de Heere dat nu juist niet in Israël missen bij de grote massa van het volk? Het hart van het volk is er niet in en de rechte liefde ontbreekt. Geen verbroken hart vanwege hun zonde is aanwezig in de opstijgende offeranden. Geen hongerend en dorstend hart naar de Heere in hun gang naar de plaatsen, waar Hij wordt aangebeden. Geen brandend hart vol liefde in al hun vroomheid en goedheid.

Ernstig klinkt de stem des Heeren tot ons aller leven ook in onze dagen. Er is nog heel wat goeds. We gaan 's zondags naar Gods huis. We brengen onze offeranden nog. Tenminste, als er niet teveel gevraagd wordt. De vraag klemt: hoe staat het met uw weldadigheid? Ontbreekt uw hart er in?

Heel erg als dat waar is voor uw leven. Wolken en dauw. . . en uiteindelijk zonder ware godsvrucht. Wel wat vroomheid... en tóch geen kennis van God. Erg, als uw weldadigheid maar schijn is en alles, wat ge hier lijkt te zijn, uiteindelijk zonder inhoud is.

Met die morgenwolk kunt ge straks zeker niet voor God verschijnen. Uw leven bleef aan de zonden gebonden. En de Heere komt om Zijn eer. En dan juist zo erg omdat ge hier zo vaak gehoord hebt, dat er in Christus nog een weg ontsloten is om in Hem uw weldadigheid voor God te vinden en te beoefenen.

De Heere spreekt hier nog tot Israël. In heilige verontwaardiging khnkt toch Zijn bewogenheid nog door. Zijn toorn zal over dit volk ontbranden, maar in Zijn spreken zoekt Hij naar de eer van Zijn Naam. Hij zal weldadigheid bereiden in de Christus. Daarom doet Hij Zijn Israël niet te niet, maar zal uit Hem door Zijn Geest het overblijfsel bereiden dat Hem dient in geest en waarheid. Zoek dan toch de Heere in de tijd der genade. Zolang Hij de aanspraakplaats nog open laat en tot u spreekt van de gedachten des vredes, die Hij gehad heeft, haast u met uw onvruchtbaar bestaan naar Hem.

Hebt u dat bestaan reeds ontdekt in het licht van de Heilige Geest? Toen losten alle morgenwolken van uw weldadigheid op in het schrijnende licht van Gods Heilige Wet. Toen werd de bron van uw schijn-godsdienst bekend gemaakt. Alleen Gods weldadigheid in Christus kon nog een weg ontsluiten voor onvruchtbaren. Uit u geen vrucht in der eeuwigheid, uw vrucht wordt uit Christus gevonden. In de bedekkende gerechtigheid van de Zoon van God wordt de toorn Gods weggenomen en openbaart God Zijn eeuwige liefde. Dan wil de Heere Zijn volk niet verstoten, maar aannemen tot de lof van Zijn deugden. Wat vrezen Gods gunstgenoten vaak, dat hun weldadigheid is als een morgenwolk en een vroegkomende dauw, die heengaat. . y-'

De Heere bevestigt het echter: zij zullen Mij vrezen. Zij blijven niet zonder vrucht. In de oefening van het leven der genade wordt in afhankelijkheid van Gods Geest die vrucht geopenbaard. Dan is er smaak in de dienst des Heeren. Dan wordt betuigd: „Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten".

Katwijk

ds. D. Slagboom.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1985

De Banier | 24 Pagina's

Voorbijgaande weldadigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1985

De Banier | 24 Pagina's