Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een lied Hammaäloth”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een lied Hammaäloth”

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door Ds. A. W. Verhoef

Psalm 120:5: O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone!"

Boven deze psalm staat geschreven: „een lied Hammaa loth". Dit is een van de vijftien dezer geestelijke liederen. Reeds lang voor de psalmen samengebundeld zijn, schijnt dit bundeltje al in gebruik geweest te zijn. Gedurig werd er van deze hederen gebruik gemaakt bij kerkelijke hoogtijdagen in oud-lsraël.

Deze liederen werden gezongen bij het opgaan naar Jeruzalem, naar de tempel om daar de naam des Heeren te loven. Ze worden dan ook wel genoemd: optochtsliederen.

Wat een schone en liefelijke indruk zal dat gegeven hebben, wanneer men met groepjes tegelijk, uit alle delen van het land opging naar Sion, de stad des grote Konings. En dan zingende van de wegen des Heeren!

Wat wordt ey dan tegenwoordig weinig goeds meer gezongen. Vroeger konden de gezinnen bij het orgel zich zo aangenaam bezig houden met het zingen der psalmen. En we hebben van ouderen wel eens gehoord, dat ze des morgens naar Gods Huis opgingen, en als ze ver weg woonden, dan overbleven bij kinderen des Heeren, om daarna 's avonds naar hun veraf gelegen huizen of boerderijen terug te keren. En, als het eens meegevallen was op zulk een zondag, met graagte en van harte zongen van de wegen en wonderen des Heeren.

Lezer en lezeres, ons psalmboek is zo rijk. En ook de liederen van Hammaaloth bevatten een schat van liefelijke inhoud voor Gods strijdende kerk op aarde. Dat komt ook uit in dit tekstwoord: „O wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone!"

Mesech was een woeste volksstam, wonende in het gebergte tussen de Zwarte en Kaspische Zee. Kedar was een nederzetting uit de stam van Ismaël. Nomaden, die her-en derwaarts trokken en in zwarte tenten woonden. Net als hun voorvaderen, strijdlustig en woest van aard. En nu klaagt Gods knecht dat hij daar tussen woont. De opmerkzame lezer(es) zal wel verstaan dat de dichter hier beeldspraak gebruikt. Immers hij woonde niet tussen die volken. Hij woonde in het land door God aan Abraham gegeven.

Maar: het was voor Gods knecht net alsof hij in Mesecl en in de tenten van Kedar woonde. In zijn eigen lanc waren velen twistziek, lasterende de Naam des Heeren Vijanden van God en Zijn volk. Vandaar dat het hem ne is alsof hij tussen die heidenen woont, die God nie vreesden en geen mens ontzagen.

Het is een beeld van Gods volk op de wereld. Zij hebber niet anders te wachten dan verdrukking en strijd, smaad spot en hoon, van allen die de Naam des Heeren niet ii oprechtheid vrezen.

Koning Jezus zeide reeds tot de Zijnen: , , indien u dt wereld haat, zo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hart hefhebben; doch omdat gij van de wereld niet zijt, maa' Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u dt wereld."

Sion moet maar nooit rekenen op liefde van de wereld er de schijngodsdienst. Blijkt het dat men ons toch we mensen vindt waar je wat mee beginnen kan, dan ligt he bij Sion fout. En dan verkeert het zieleleven van Godkinderen veelal in duisternis.

Neen, er kan geen samenstemming zijn tussen Christus en Belial.

En nu is Gods kerk wel in de wereld, maar ze behoort nie van de wereld te zijn.

En al gaat het dan door veel wat doet treuren, al moe' geklaagd worden: , , Wee mij, dat ik een vreemdeling ir Mesech ben", toch komt eenmaal de dag dat de Heere dt Zijnen voor eeuwig uit Mesech verlost. En al is het waa dat soms gezucht moet worden vanwege het wonen in dt zwarte tenten Kedars, toch gaat dat ook voorbij.

Gelukkig als we in dagen van benauwdheid een Toevlucht hebben. Dat we die zoeken mochten eer het te laat is. Opdat we door genade mochten leren zien op Hem die getuigd heeft voor allen die Zijn verschijning liefgekregen hebben: , , Heb goede moed; Ik heb de wereld overwonnen."

Mesech vergaat, Kedar blijft niet bestaan, maar Sion blijft eeuwig en dat alleen om het eeuwig welbehagen. Amen.

Ds. A. W. Verhoef van Chilliwack

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Banier | 20 Pagina's

„Een lied Hammaäloth”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Banier | 20 Pagina's