Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Parlementaire enquête in de schijnwerpers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Parlementaire enquête in de schijnwerpers

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Nederlands parlementsrecht wordt in kaart gebracht. Met een zekere regelmaat brengt Wolters Noordhof f, de bekende Groningse uitgeverij, boeken uit in de serie parlementsrecht. Nadat eerst de financiële positie van leden van de Staten-Generaal onder de loep was genomen, en vervolgens het interpellatie-en vragenrecht werd uitgediept, verscheen enige tijd terug deel 3: het recht van parlementaire enquête.

SCHIJNWERPERS

Mr. drs. A. H. M. DöUe, docent staatsrecht aan de Rijksuniversiteit van Groningen, beschreef in 200 pagina's (inclusief 25 bladzijden bijlagen) dit recht dat in 1850 een bescheiden plaatsje kreeg in de Nederlandse wetgeving („Wet tot regeling van het regt van onderzoek (enquête)"). Dit wapen van zowel Eerste als Tweede Kamer kwam vorig jaar letterlijk en figuurlijk in de schijnwerpers te staan van wetenschappers, pers, politici en publiek. Het enquêterecht dat sinds het einde van de veertiger jaren in de ijskast had gelegen, werd daar naar aanleiding van de RSV-affaire uitgehaald. Ons fractielid de heer Van Dis kan daarover een duchtig woordje meepraten.

Monografie deel 3 is in velerlei opzicht een uitstekend boek voor hen die geïnteresseerd zijn in het functioneren van het Nederlandse parlement, en daarover nog nader geïnformeerd wensen te worden. Uitstekend qua inhoud, qua opzet, qua leesbaarheid en qua vormgeving. Het bevat geen overbodige ballast, al verdient het bij lezing aanbeveling enigszins staatsrechtelijk geschoold te zijn. Kennis van de juridische denkwereld kan beslist geen kwaad.

DOORVORSEN

Het moet voor DöUe niet zo'n grote klus geweest zijn de betrekkelijk schaarse Nederlandstalige literatuur over het enquêterecht te doorvorsen. Het gaf de schrijver mogelijkheid een min of meer compleet beeld te schetsen van de opvattingen die ten grondslag liggen aan het recht van parlementaire enquête. Omdat het recht bovendien vrij zeldzaam werd benut konden de ontwikkelingen die plaatshadden overzichtelijk worden gepresenteerd.

Uiteraard staat Dolle in zijn boek uitvoerig stil bij de laatste ontwikkelingen in verband met de nu afgeronde RSV-enquête. Vanuit het tweede hoofdstuk (over de grondslag van het enquêterecht) werkt hij chronologisch toe naar RSV en de knel-, vraag-en andere punten die in de praktijk aan het licht traden. Immers, de enquêtecommissie kwam voor oude en geheel nieuwe vragen te staan die allen om een oplossing vroegen. Wat bijvoorbeeld te doen wanneer een getuige weigert te antwoorden, zich daarbij beroepend op het verschoningsrecht? Of: hoe te handelen als één van de grondrechten (privacy) in strijd komt met het enquêterecht?

PARLEMENTAIR ACTIVISME

Dolle constateert dat de omvang van het enquêterecht sedert haar intrede in het Nederlandse parlementaire stelsel steeds werd uitgebreid. Een en ander hangt samen met een toenemend „parlementair activisme" en de visie op de plaats van de Tweede Kamer in ons staatsbestel. Al het statelijk handelen, zo is de tendens, al decennia lang, moet door de Tweede Kamer gelegitimeerd zijn. Binnen deze visie, die in feite stoelt op de leer van de volkssoevereiniteit, past het enquêterecht prima omdat het een geweldig wapen is om de regering mee op de vingers te kijken, zonodig tikken. Het zal duidelijk zijn dat dit de SGP minder bevalt.

Via een ander parlementsrecht, te weten het recht van initiatief, trachtten de kamerleden Van der Burg (CDA) en

Vervolg op pagina 17 Vervolg van pagina 15

Stoffelen (PvdA) de zogenaamde minderheidsenquête in te voeren. De behandeling van dat voorstel in de Tweede Kamer ging gepaard met diepgaande discussies waarbij de tegenstanders, waaronder de SGP, aanvoerden dat de invoering van de minderheidsenquête het risico in zich bergt dat het afgelopen zal zijn met het tot op heden erg terughoudende gebruik van het enquêterecht. Polarisatie zou, aldus de tegenstanders, het onvermijdelijke gevolg zijn; politieke enquêtes worden gehouden waarmee het hele enquêterecht aan waarde zou inboeten.

Deze vrees werd niet gedeeld door een meerderheid in de Tweede Kamer, doch wel door het merendeel der senatoren. Kort geleden stak de Eerste Kamer dan een stokje voor het CDA-PvdA-initiatief (zie daarover de bijdrage van ds. Abma elders in dit blad).

POLARISATIE

DöUe, die evenmin gecharmeerd blijkt van de enquête afgedwongen door een minderheid, doet in zijn boek wel voorstellen om, mocht het inderdaad tot een minderheidsenquête-mogelij k-heid in onze wetgeving komen, de nodige waarborgen in te bouwen om onnodige polarisatie te voorkomen.

Aanbevelingen die bij de volgende poging een rol gaan spelen? In het algemeen maakt de schrijver overigens zinnige, goed doordachte opmerkingen die het waardig functio­

neren van de Kamer, en daarmee van het parlementaire stelsel, ten goede komen. Een voorbeeld is zijn pleidooi voor het nauwkeurigheidsvereiste, een pleidooi waar de SGP zo achter zou kunnen staan om verzanding of verwaaiering van het onderzoek te voorkomen.

STROMPELEND

Tenslotte nogmaals de leesbaarheid. Het boek is rijk aan verwijzingen, dus noten. Wie ergert er zich niet aan om een boek al bladerend, strompelend, door te moeten worstelen. Het doet dan ook weldadig aan dat in de serie over ons parlementsrecht ervoor gekozen is de noten onderaan de pagina's te plaatsen.

Een andere gelukkige greep is dat aan het slot van ieder hoofdstuk(sonderdeel) een korte samenvatting staat van het voorafgaande gedeelte. De overzichtelijkheid is er mee gebaat, evenals met het register en de bijlagen (waarin de integrale teksten van de wetten en regelingen die in het boek regelmatig geciteerd worden). De slordigheidjes die hier en daar zijn ingeslopen (bijvoorbeeld CA. van Dis i.p.v. C.N. van Dis, en hèt RPF) doen nauwelijks afbreuk aan de verzorgdheid van het geheel. Deel 3 roept dan ook maar één vraag op: wanneer is deel vier tegemoet te zien?

M. de Bruyne

N.a.v. Het Recht van Parlementaire Enquête door mr. drs. A. H. M. Dolle, uitgave van Wolters Noordhoff, te Groningen, 1985, Prijs: f 42, 50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986

De Banier | 20 Pagina's

Parlementaire enquête in de schijnwerpers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986

De Banier | 20 Pagina's