Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rooms-Rood als noodzaak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rooms-Rood als noodzaak

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Rooms-katholieke priester-staatsman W. H. Nolens is ooit in het weekblad „Haagse Post" afgebeeld als marionettenspeler en „de groote souffleur". Op de karikatuur prijkt hij als de man die in de landspolitiek alle touwtjes in handen heeft. In 1918 is hij het die als kabinetsformateur de basis legt voor het kabinet-Ruys de Beerenbrouck-I, het eerste kabinet onder leiding van een Rooms-katholiek. Zelf ziet Nolens af van het eerste ministerschap om de pijn voor de protestanten niet nog groter te maken. Een Roomse priester als premier zou weüicht te hard aankomen.

POLITICUS PUR SANG

Het was deze Nolens, politicus pur sang, in één lijn staand met figuren als Schaepman (voor hem) en Romme (na hem), die inzake samenwerking met de socialisten de doctrine , , alleen bij uiterste noodzaak" lanceerde (1922). Alleen bij uiterste noodzaak zou de Rooms-Katholieke Staatspartij een verbond aangaan met de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij.

Voorwaarde twee voor een dergelije coalitie luidde: de hele fractie van de RKSP dient van die uiterste noodzaak overtuigd te zijn.

Vanuit deze doctrine meende en meent de Amsterdamse hoogleraar in de politieke wetenschappen, prof. dr. H. Daudt, te kunnen verklaren waarom er eerst de SDAP, en later de PvdA, zo weinig in Nederlandse kabinetten tegenkomen. Regeringsdeelname van links is, Daudts redenering volgend, afhankelijk van de vaststel-Hng bij niet-links, in casu de katholieken, of er sprake is van een , , uiterste noodzaak".

BREDE BASIS

Ook de na-oorlogse politieke constellatie wordt door Daudt bezien in het licht van de voor-oorlogse geschiedenis. De brede basis-kabinetten die vanaf 1948 tien jaar lang tot 1958 beeldbepalend waren voor de nationale politiek, de zogenaamde Roomsrode samenwerking onder Drees, waren voorbeelden van uiterste noodzaak-samenwerking. Wederopbouw, Indonesië en het isoleren van de in de Tweede Wereldoorlog machtig geworden CPN, noopten niet-links tot coöperatie met de PvdA. Toen in 1958 deze noodzaak verviel werden de socialisten aan de kant geschoven, aldus nog steeds Daudts theorie.

Vorig jaar verscheen een boek dat is vernoemd naar de Nolensdoctrine, „Alleen bij uiterste noodzaak", geschreven door Anneke Visser, redactrice bij „Trouw" en parlementair medewerkster van het feministische maandblad „Opzij". Ondertitel van het boek: „De Rooms-rode samenwerking en het einde van de brede basis 1948-1958". Haar boek, het proefschrift waarop zij aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde, is eigenlijk niets anders dan het toetsen van de stelling van Daudt aan de parlementaire geschiedenis van na de oorlog. Ze schrijft zelf: „Uit nieuwsgierigheid naar het antwoord op de vraag of Daudt gelijk heeft met zijn stelling dat de samenwerking tussen rooms en rood en de breuk in 1958, moet worden verklaard met een beroep op de Nolens-doctrine, is dit boek ontstaan."

ARCHIEVEN

Het bronnenmateriaal waaruit Visser heeft geput bestaat uit de archieven van politici die van 1948 tot 1958 in het middelpunt stonden van de vaderlandse politiek: Reel (KVP), Burger (PvdA), Kortenhorst (KVP), Drees (PvdA), Korthals (WD), Van Schalk (KVP), Vondeling (PvdA), Stikker (WD), Witte (KVP), Van der Goes van Naters (PvdA), en anderen. Ook voerde ze gesprekken met onder andere de oude De Gaay Fortman, Ruppert. Zijlstra (allen ARP), Drees en Tans (PvdA). Gezien de doelstelling van het boek is de overbelichting van KVP-en Pvd A-hoof drolspelers begrijpelijk.

Al dit speurwerk heeft een boeiend stuk parlementaire geschiedschrijving opgeleverd, tot in detail en met vlotte hand. Oud-KVP-bons Schmelzer schreef met recht over dit boek: „Het leest als een roman, ja bijna als een detective-story. Zeer leerzaam, ook voor de toekomst." Van de ene verwikkeling rol je naar de andere, zonder de draad te verliezen en zonder dat het echt gaat vervelen. Veel van wat verborgen bleef achter de schermen van de jaren '50 ligt nu open voor de nieuwsgierige lezer van 1987.

SPECTACULAIRE EPISODES

Juist om de samenwerkingsbereidheid van met name KPV-politici te peilen heeft de schrijfster de aandacht gelegd op de kabietsformaties in het desbetreffende tijdvak. Altijd goed voor belangwekkende en spectaculaire episodes in ons staatkundig bestel dat is aangewezen op samenwerking tussen verschillende politieke groeperingen. Patstellingen, onoverkomelijkheden, struikelblokken, openingen, obstakels, problemen, doorbraken, hindernissen, breuken, lijmpogingen en de gebruikelijke terminologie, speelde in de vijftiger jaren evenzeer een rol als tegenwoordig; zij het toen minder in de openbaarheid. Des te onthullender is het boek.

Zij die in politiek niet meer vermogen te zien dan een spel kunnen hun hart ophalen. Een soms weinig verheffend schaakspel waarin een klein groepje spelers de stukken zet, met een echte koningin, paardesprongen, ivoren torens, politieke lopers en vooruitgeschoven pionnen. Inzet: het landsbestuur. Al lezend raakt men onder de indruk van het vernuft, of moet je zeggen, het politiek draaivermogen dat formateurs en informateurs aan de dag legden, alsmede de moeilijkheden waarvoor het staatshoofd komt te staan en waar zij zelf uiteindelijk de laatste verantwoordelijkheid moet nemen, alle raadgevers ten spijt. Een zware opgave waar tegelijkertijd de belangrijkste invloedsmogelijkheden van de vorstin liggen.

POLITIEKE CENTRUM

Het boek van Anneke Visser bevestigt dat wie in Nederland in het politieke centrum zetelt, de macht in handen heeft. In na-oorlogs Nederland was dat de KVP. Uit de wijze van spreken door KVP-kopstukken onder elkaar, en ook uit hun handelwijze naar buiten toe, blijkt dat zij zich terdege van hun machtspositie bewust waren. Niemand kan om hen heen, een comfortabele gedachte.

Tegen deze achtergrond moet ook de houding van de SGP-vertegenwoordigers, met name de predikanten Kersten en Zandt, worden gezien. Op de jonge generatie komt hun onophoudelijk waarschuwen tegen het „Roomse gevaar" wat erg eenzijdig en zwaar aangezet over, maar geplaatst in het kader van de realiteit van de vijftiger jaren, wordt hun opstelling verklaarbaar.

KATHOLIEKE SIGNATUUR

Zowel kerkelijk als maatschappelijk, ook politiek, stond Rome aan het toppunt van haar macht. De emancipatie van de katholieken was voltooid; de Rooms-katholieke zuil allesbehalve wankel, al traden al wel de eerste barsten aan het licht. Zelfs een man als Willem Drees verzette zich in 1952 tegen een katholieke minister op Buitenlandse Zaken, in naam om de protestanten ietwat te sparen, maar ook omdat hijzelf met bezorgdheid zag hoe vrijwel alle ministers van buitenlandse zaken in Europa van katholieke signatuur waren.

Het Verenigd Europa zou gedomineerd worden door Rome, zo vreesde Drees. Visser verhaalt van de dochter van de Italiaanse minister van buitenlandse zaken die tijdens een bezoek aan het hoofdkwartier van de Euro­ pese beweging juichte: „Wat heerlijk dat het een katholiek Europa wordt." Na 284 bladzijden gelezen te hebben, vergezeld van een omvangrijk notenapparaat - helaas niet onderaan de bladzijden, maar achterin, dus veel heen en weer-geblader, rolt de conclusie uit de bus. De stelling van Daudt is onhoudbaar, in ieder geval voor wat betreft de periode 1948-1958. Overtuigend toont Visser aan dat de doctrine van de uiterste noodzaak niet van toepassing is op de brede basispolitiek van het tijdvak 1948-1958.

Soms is zelfs het tegendeel het geval. KVP en PvdA wilden elkaar als coalitiepartner niet loslaten. Zo er al sprake was van uiterste noodzaak, dan eerder in omgekeerde richting: alleen bij uiterste noodzaak de samenwerking verbreken. Pas „toen het echt niet meer anders kon" kwam aan de tienjarige verlovingstijd een einde.

KWADE TROUW

Slotconclusie van Anneke Visser is dat het leerstuk van de „uiterste noodzaak" het zicht vertroebeld op de naoorlogse partijpolitieke ontwikkelingen, en verdenkt één partij, eerst de KVP en nu het CDA, van immer kwade trouw en bestempelt de andere, de PvdA, tot willoos slachtoffer." De praktijk zit, zoals vrijwel altijd, toch enigszins anders in elkaar dan de theorie wil. Een theorie opgesteld door een politicoloog, ontleend aan een politicus, weerlegd door een politicologe.

Naar aanleiding van:

Anneke Visser: Alleen bij uiterste noodzaak. De Rooms-rode samenwerking en het einde van de brede basis; Uitgave: Bert Bakker, Amsterdam, 1986, Prijs ƒ 29, 90.

M. de Bruyne

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1987

De Banier | 20 Pagina's

Rooms-Rood als noodzaak

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 april 1987

De Banier | 20 Pagina's