Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Limitering van de alimentatie  roept principiële vragen op

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Limitering van de alimentatie roept principiële vragen op

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vragen die SGP-woordvoerder Van den Berg te beantwoorden had toen in de Kamer de beperking van de duur van de'alimentatie aan de orde was, waren niet eenvoudig. Officieel stond op de agenda tiet wetsvoorstel tot wijziging van bepalingen in het Burgerlijk Wetboek in verband met de regeling van de limitering van de alimentatie na scheiding.

Een tere zaak die voorzichtigheid vraagt bij het aansnijden, maar tegelijkertijd principieel, omdat er wezenlijke vragen om de hoek komen kijken.

Het kabinetsvoorstel dat was ingediend beoogt een grens te stellen aan de duur van de alimentatie van 12 jaar. De alimentatie eindigt ook, aldus de regering, wanneer degene die alimentatie ontvangt recht krijgt op 1. een AOW-pensioen, 2. een eigen aanvullend ouderdomspensioen en 3. een uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de voormalig echtgenoot, mits dat deel tenminste evenveel is als het eventuele AOW-pensioen. In bijzondere gevallen kan de rechter anders beslissen.

TOONZETTING

De heer Van den Berg begon de SGP-bijdrage met een principiële toonzetting, uitmondend in de constatering dat er qua uitgangpunt een hemelsbreed verschil is tussen enerzijds het standpunt dat de regering inneemt en anderzijds de opvatting die de SGP wenst uit te dragen. De heer Van den Berg:

„De alimentatietoekenning en de eventuele wijziging daarvan is een van de onderwerpen die, als naweeën van het echtscheidingsproces, in staat zijn om een belangentrijd te ontketenen die emotionele processen doet herleven en die tevens met uiterst principiële aspecten van het mens zijn te maken hebben. Het wetsontwerp dat vandaag aan de orde is moge wellicht niet bij uitstek de gelegenheid vormen om diepgaand op het massale en trieste verschijnsel van de echtscheiding in te gaan, maar wij ontkomen er niet aan dit wetsvoorstel te benaderen en te beoordelen vanuit een principieel gezichtspunt.

DIEPE KLOOF

Van beslissende betekenis voor iemands visie op alimentatierechten en - plichten is de beoordeling van de echtscheiding. Dat oordeel wordt weer hogelijk bepaald door de wijze waarop men het huwelijk waardeert. Bij het vraagstuk van de wenselijkheid of onwenselijkheid van een zekere limitering van de alimentatieduur gaat het om de regeling bij wet van een situatie waarin men reeds een eind van het uitgangspunt vandaan is geraakt. Men kan nog zoveel oog voor de concrete problematiek willen hebben, een wettelijke aanzet voor een oplossing daarvan kan ons alleen maar verder van huis brengen als wij niet eerst tot het uitgangspunt terugkeren. Wat dat betreft gaapt er helaas een diepe kloof tussen ons uitgangspunt en dat van de regering.

De regering gaat wat haar uitgangspunt betreft niet verder terug dan to^ de wet van 6 mei 1971, tot herziening van het echtscheidingsrecht, waarbij de alimentatie niet langer afhankelijk wordt gesteld van de schuld aan huwelijksverbreking, de binding aan de processuele positie van partijen is losgelaten en de mogelijkheid is ingevoerd, ahmentatie toe te kennen voor een bepaalde tijd en onder bepaalde voorwaarden. Aan die wet lag, wat de alimentatie betreft, de gedachte ten grondslag dat het enkele feit van het getrouwd geweest zijn nog niet behoefde te leiden tot een levenslange uitkering. Wanneer na de echtscheiding van de alimentatiegerechtigde redelijkerwijs kon worden verlangd dat weer een plaats in het beroepsleven zou worden ingenomen, diende dat te worden bevorderd.

NORMGEVEND

Daar staat tegenover ons uitgangspunt dat het huwelijk in zijn wezen een verbintenis voor het leven is en levenslange verplichtingen schept, die zich in beginsel ook uitstrekken over de periode na de verbreking van de huwelijksband. Dat uitgangspunt vinden wij in de Bijbel als Gods Woord, dat ook voor de wetgeving normgevend dient te zijn. Dat Woord zegt ons dat hetgeen God heeft samengevoegd door de mens niet mag worden gescheiden. Zoals gezegd schept dat naar ons oordeel ook levenslange verplichtingen."

BENADERING

Op tal van punten weersprak de heer Van den Berg de geest die uit de toegezonden stukken spreekt. Uit dien hoofde bestreed hij dan ook uitdrukkelijk de door de regering ten beste gegeven benadering. De SGP'er tekende aan de hand van citaten uit de regeringsstukken het verschil tussen de SGP-visie en het regeringsbeleid. De heer Van den Berg! „Dat is in de discussie van vandaag wel een heel ander vertrekpunt dan de regering inneemt. Ik citeer de nota naar aanleiding van het eindverslag: „Naar onze mening is het niet gerechtvaardigd dat gewezen echtelieden levenslang door alimentatie jegens elkaar verantwoordelijk worden gehouden."

Het behoeft geen toelichting dat wij volstrekt afstand nemen van de benadering die, weliswaar niet door de regering, maar zoeven wel door anderen, is verwoord, namelijk dat het huwelijk niet langer gelijk dient te staan aan het sluiten van een levensverzekering. Zo'n benadering doet geen enkel recht wedervaren aan de door echtgenoten vrijwillig aanvaarde zorgplicht jegens elkander. Mijn fractie neemt eveneens afstand van de karakterisering van de alimentatie in het rapport „Grenzen aan de alimentatieduur" van de Interdepartementale werkgroep limitering alimentatieduur. De regering heeft zich aangesloten bij deze karakterisering: alimentatie is vereffening van de na de scheiding voortdurende nadelen die door het huwelijk zijn veroorzaakt, in feite dus een soort schadevergoeding. Al met al is mijn fractie van oordeel dat de rechtsgrond voor alimentatie is gelegen in het aangegane huwelijk en de verbreking daarvan en niet uitsluitend in de behoeftigheid. De reeds genoemde wet van 1971 stelde weliswaar de hoogte en de duur van de alimentatie in het bijzonder afhankelijk van de behoefte van de alimentatiegerechtigde enerzijds en de draagkracht van de alimentatieplichtige anderzijds, maar daarbij mag er echter niet aan voorbijgegaan worden dat de rechtsgrond voor de ahmentatie niet is gelegen in de behoeftigheid.

EMANCIPATIE

Wij achten het evenmin juist om de beperking van de ahmentatieduur te hanteren ter bevordering van de emancipatiedoelstellingen. Aan het alimentatierecht moge het principe ten grondslag liggen dat iedere meerderjange in beginsel in eigen levensonderhoud dient te voorzien, maar dat mag er niet toe leiden dat de primaire rechtsgrond wordt gezocht in de mate van afhankelijkheid of behoeftigheid. Wij respecteren uiteraard - binnen ons uitgangspunt - de vrijheid van partijen om een overeenkomst te sluiten die afwijkt van de wettelijke regeling, mits er sprake is van vrijwilligheid. Om enige zekerheid over dat punt te krijgen, is het nodig dat de wet aan de zwakste partij zekere waarborgen verschaft. Daarmee raken we de kern van dit wetsvoorstel.

BIJSTAND

Niet zelden drukken de lasten van een echtscheiding op de hele samenleving. Vrouwen die alleen komen te staan belanden maar al te vaak in de bijstand, en het laat zich raden dat e.e.a. de maatschappij op hoge kosten jaagt. De nieuwe regehng en de uitwerking daarvan op dit punt is nog niet helemaal duidelijk. Vandaar dat de SGPwoordvoerder opheldering vroeg aan de regering:

„Ten aanzien van ten minste één principe zit mijn fractie wellicht wél met de regering op één lijn. Dat betreft het uitgangspunt dat de gevolgen van de echtscheiding niet voor rekening van de gemeenschap - ik denk daarbij aan de Algemene bijstandswet - dienen te komen, maar in beginsel door de exechtgenoten zelf gedragen dienen te worden. Het is algemeen bekend dat onderhoudsverplichtingen in steeds hogere mate slecht worden nagekomen. Dat heeft ertoe kunnen leiden dat van het totaal aantal alimentatiegerechtigden ongeveer de helft ook bijstand ontvangt. Wij stemmen er dan ook mee in als een meer consequent verhaalsbeleid in het vooruitzicht wordt gesteld, en wel in die zin dat gemeenten, die nu de bevoegdheid hebben om de kosten van bijstand te verhalen, daartoe verplicht worden. Daarmee kan een einde worden gemaakt aan een onacceptabele rechtsongelijkheid. Dat is echter nog toekomstmuziek. We moeten nog afwachten hoe de uitwerking van de beleidsvoornemens op dit punt zal zijn. Op voorhand - los van de eventuele opbrengst van de verhaalsplicht - lijkt een gevolg van dit wetsontwerp te zijn dat er een verhoogd beroep op de bijstand zal worden gedaan. Wij zouden, zo mogelijk, nog wat nadere gegevens ontvangen over de netto financiële lasten voor de overheid van dit voorstel tot limitering van de alimentatieduur."

RECHTER EN WETGEVER

Een ander aspect waar de heer Van den Berg aandacht voor vroeg was de rol van de rechter en de wetgever. Hij signaleerde, naar aanleiding van een opmerking in de memorie van toelichting, een tendens de rechter meer en meer op te zadelen met kwesties die de wetgever niet blijkt te kunnen regelen. „Wij hebben uiteraard de opmerking in de memorie van toelichting gelezen, dat de rechter - ook sinds de activiteiten van de Interdepartementale werkgroep limitering alimentatie - meer en meer terughoudend is geworden, zelf te limiteren. Als er geen wettelijke voorziening komt, zou, aldus de regering, de wetgever zijn taak afwentelen op de rechterlijke macht en dat zou de rechter voor een te zware opgave stellen. In reactie op deze stelling merken wij op dat het verschijnsel van de wetgever die hem regarderende taken aan de rechter overlaat, in onze rechtsorde ook op een aantal andere punten gesignaleerd kan worden. Wij zijn van mening dat het daarbij gaat om zaken die maatschappelijk nog meer omstreden zijn dan de eventuele beperking van de alimentatieduur. Ik denk bij voorbeeld aan werkstaking en - vooralsnog - euthanasie.

Bovendien zijn veel rechters gespecialiseerd op het gebied van alimentatietoekenning. Welk bijzonder gewicht komt dan nog toe aan het argument

Vervolg op pagina 14 Vervolg van pagina 13

van de taakverzaking door de wetgever? "

OVERGANGSREGELING

Aan het slot van zijn betoog gekomen zette de heer Van den Berg een vraagteken bij de overgangsregeling die is voorgesteld. Terugwerkende kracht is in dit geval niet te billijken, zo zei hij. Eerder is eerbiedigende werking hier op zijn plaats.

Een andere vraag die bij ons is gerezen tijdens de bestudering van het wetsontwerp, betreft de overgangsregeling. Is het uit een oogpunt van verantwoord overgangsrecht wel juist te achten dat dit wetsontwerp terugwerkende kracht krijgt? Waarom heeft dit ontwerp geen eerbiedigende werking, zoals op vele andere plaatsen in het overgangsrecht geldt?

Dit wil voor ons zeggen dat lopende alimentatie vastgesteld hetzij door de rechter, hetzij door partijen, wordt gerespecteerd in haar onbeperkte duur, met de eventuele wijzigingsbevoegdheid van de rechter. Wij vinden de huidige voorgestelde regeling uit een oogpunt van overgangsrecht, nog afgezien van de principiële aspecten, niet zorgvuldig.

IN GEMOEDE

Het slotoordeel van de SGP-fractie was negatief. „Geen enkele behoefte" aan dit wetsontwerp, aldus de heer Van den Berg. Sterker nog: het zou best wel eens zo kunnen zijn dat als dit voorstel tot wet wordt verheven het aantal echtscheidingen zal toenemen.

Daarom beëindigde onze afgevaardigde met de volgende oproep:

„Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie zowel uit principieel als uit praktisch oogpunt geen enkele behoefte aan dit wetsontwerp heeft. Gelet op het feit dat in steeds mindere mate een onderhoudsplicht na scheiding wordt vastge-steld, vragen wij ons zelfs in gemoede af of dit wetsontwerp indirekt en misschien onbedoeld een stimulerende invloed op de beslissing tot echtscheiding zal uitoefenen. Hiermee ben ik terug bij het begin van mijn betoog.

OPROEP

Dit wetsontwerp bepaalt ons bij een heel trieste situatie. Ik mag dan ook niet nalaten, erop te wijzen dat zich hier naar onze overtuiging de wrange gevolgen manifesteren van het loslaten van Gods Woord en inzettingen, die zo heilzaam zijn voor individu en samenleving. Tot deze inzettingen behoort in het bijzonder het huwelijk. Ik meen dat een waarschuwend woord hierbij op zijn plaats is.

Het is triest te constateren dat de overheid door haar wetgeving hiertoe steeds meer een bijdrage lijkt te leveren. Ik wil dan ook niet afsluiten dan met de oproep aan de regering, dit heilloze pad te verlaten." INTERNE ORGANISATIE VAN DE VERENIGINGEN

In artikel 9 van de Statuten is de interne organisatie van de verenigingen geregeld. De eerste zin van bedoeld artikel luidt als volgt.

, , Alle verenigingen - zowel plaatselijke als gemeentelijke kiesverenigingen, statenkringverenigingen en provinciale verenigingen - kiezen hun eigen bestuur en regelen hun werkzaamheden bij huishoudelijk reglement, dat geen bepalingen mag bevatten, strijdig met deze statuten of het algemeen reglement der partij."

Hieruit blijkt dus dat alle SGP-vereniging een huishoudelijk reglement ffloeten hebben. Vanzelfsprekend dient van het huishoudelijk reglement Van elke vereniging tenminste één ex­ emplaar aanwezig te zijn in het partijarchief op het Partijbureau in het Ds. G. W. Kerstenhuis. Helaas was dat tot voor enkele jaren niet het geval.

Daarom is vorig jaar om zulk een exemplaar aan de secretarissen van de onderscheidene SGP-verenigingen gevraagd. Aan hen, die toen geen gevolg hebben gegeven aan dit verzoek is dit voorjaar voor de tweede maal zulk een verzoek gedaan.

Uit onderstaand overzicht blijkt van hoeveel verenigingen een exemplaar van hun reglement wèl en van hoeveel verenigingen een exemplaar van hun reglement niet is ontvangen.

plaatselijke kiesverenigingen gemeentelijke kiesverenigingen statenkring verenigingen provinciale verenigingen Huishoudelijk Huishoudelijk Totaal reglement reglement aantal wel ontvangen niet ontvangen verenigingen 125 11 9 7 160 21 9 4 285 32 18 11 totaal 152 194 346 Tot dusverre is dus van 44% van de SGP-verenigingen hun huishoudelijk reglement wel en van 56% van de SGP-verenigingen hun huishoudelijk reglement niet ontvangen.

Laatstgenoemde groep is te verdelen als volgt.

Een deel antwoordde geen huishoudelijk reglement te hebben. Een ander deel antwoordde binnenkort een (nieuw) huishoudelijk reglement te zullen vaststellen en daarvan zo spoedig mogelijk een exempaar te zenden aan het Partijbureau. Een derde deel antwoordde niets!

Afgezien van het feit dat elke SGPvereniging ingevolge de Statuten een huishoudelijk reglement dient te hebben, wil ik er met nadruk op wijzen dat het hebben van een huishoudelijk reglement noodzakelijk is. Er wordt soms gezegd: wij hebben geen huishoudelijk reglement nodig want bij ons gaat alles in goede harmonie.

Mijn antwoord daarop luidt: gelukkig dat tot nu toe bij jullie alles in goede harmonie plaats vindt. Maar komt er een meningsverschil ergens over, dan vindt een ieder dat het gelijk aan zijn zijde is. Is één en ander in een huishoudelijk reglement vastgelegd, dan voorkomt men moeilijkheden.

Daarom wil ik met klem adviseren: zorg dat er zo spoedig mogelijk een huishoudelijk reglement komt indien u dit niet hebt!

Nu nog iets heel anders. Er is een tijd geweest dat met het bereiken van de 21-jarige leeftijd het tijdstip aanbrak dat men kiesgerechtigd werd. Daarom hebben, daarvan uitgaande, toen vele kiesverenigingen in hun huishoudelijk reglement de bepaling opgenomen, dat personen vanaf 18 jaar lid konden worden, uiteraard indien zij de SGPbeginselen zijn toegedaan. Een periode van enkele jaren vond men gewenst om toe te groeien naar de kiesgerechtigde 21-jarige leeftijd.

Sedert enige tijd is men kiesgerechtigd vanaf de leeftijd van 18 jaar. Met het oog daarop zou men naar mijn mening zeker vanaf 16 jaar moeten kunnen worden toegelaten als lid van de kiesvereniging. Bij meerdere verenigingen is zulks inderdaad het geval.

Helaas staat in vele huishoudelijke reglementen nog steeds vermeld, dat men tenminste 18 jaar moet zijn om lid te kunnen worden!! Met andere woorden, men mag pas lid worden wanneer men de kiesgerechtigde leeftijd heeft bereikt. Dat is beslist geen goede regeling. Ik wil er dan ook bij de betreffende verenigingen op aandringen de minimum-leeftijd om lid te kunnen wor-

Vervolg op pagina 16 Vervolg van pagina 15

den zo spoedig mogelijk te verlagen. Doch dit niet alleen. Men dient dan ook alles in het werk te stellen om die jongeren voor onze partij te winnen. De beginselen zijn het overwaard. Het spreekwoord zegt: bidt en werkt! Een ander spreekwoord zegt: wie de jeugd heeft, heeft de toekomst! De Heere zegene ook deze pogingen tot heil van onze partij.

NOGMAALS LEDENWERVING

Aan de hand van de overmaking van de bijdragen voor de partijkas door de penningmeesters van de plaatselijke kiesverenigingen kan ik het juiste aantal leden vaststellen van de betreffende verenigingen. De meeste penningmeesters hebben intussen hun bijdrage over het jaar 1987 voldaan. Overmaking diende te geschieden vóór 1 oktober j.I., doch helaas bleef een aantal penningmeesters tot nu toe in gebreke. Uit het volgende overzicht blijkt dat zestien kiesverenigingen hun ledental dit jaar ten opzichte van het vorige jaar met tenminste tien zagen toenemen. In alfabetische volgorde betreft het de volgende verenigingen. Deze 16 verenigingen zorgden dus voor een toeneming in één jaar met ruim vierhonderd leden. Dank aan allen, die mede hebben geholpen om dit resultaat te bereiken.

Op de laatst gehouden vergadering van het Hoofdbestuur met de Raad van Advies werd door één van de afgevaardigden gevraagd of wij nu alleen , , in de breedte" of ook „in de diepte" groeien.

Een vraag, die waard is door ons allen overdacht te worden.

DE GEZINSBEURS WEGWIJS '87

Deze gezinsbeurs is langzamerhand een bekend iets onder ons geworden. De eerste maal werd deze gehouden in 1984, kort vóór de Europese verkiezingen. De tweede maal vond deze plaats in 1986, kort vóór de Tweede Kamerverkiezingen. Beide malen was de SGP aldaar present met een stand. Van 21 tot en met 24 oktober a.s. wordt deze beurs voor de derde maal gehouden. Ook daar hoopt onze partij present te zijn, zoals uit de aankondiging in deze Banier blijkt.

Mag ik alle lezers en lezeressen opwekken niet alleen deze beurs, doch ook de SGP-stand te bezoeken? De Banier, die juist in die week verschijnt, zal daar gratis verkrijgbaar zijn teneinde daarmede nieuwe abonnees te winnen. Doet uw best!

Alle SGP-organen hopen aldaar acte de presence te geven. U kunt voor nadere informatie aldaar met al uw vragen over onze partij terecht. Tot D.V. op de Gezinsbeurs Wegwijs '87 in de Jaarbeurshallen te Utrecht.

J. Pijl

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1987

De Banier | 20 Pagina's

Limitering van de alimentatie  roept principiële vragen op

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1987

De Banier | 20 Pagina's