Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buiten onze grenzen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten onze grenzen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VALT JOEGOSLAVIË UITEEN?

Al lange tijd is het buitengewoon onrustig in Joegoslavië. Eind maart bereikte deze onrust een hoogtepunt in de zuidelijke provincie Kosovo. Politie en leger werden ingezet om duizenden met stenen gooiende etnisch-Albanese demonstranten van de straat te krijgen. De stad Urosevac, waar het tot grote vechtpartijen kwam tussen demonstranten en de politie, werd door het leger zelfs geheel van de buitenwereld afgesloten. Volgens goed ingelichte organisaties zouden er bij de ongeregeldheden meer dan honderd mensen om het leven zijn gekomen. Aanleiding tot deze onrust was de voorgenomen wijziging van de grondwet waardoor Kosovo een belangrijk deel van zijn autonomie kwijt zou raken aan de republiek Servië. De 1, 7 miljoen Albanezen die in Kosovo wonen, ze vormen de meerderheid in deze provincie, vrezen het verlies van rechten op het gebied van poHtiek, cultuur en onderwijs. Onder druk van het leger stemde het parlement van Kosovo echter in met de voorgestelde wijziging van de grondwet. Voor de Albanese meerderheid in Kosovo zal dit grote gevolgen hebben. Gold in de oude grondwet nog het Albanees, dat negentig procent van de bevolking spreekt, als voertaal, van nu af aan geldt de taal van de Serviërs, nog geen tien procent van de bevolking, als de officiële taal. Verder krijgt de regering van Servië ook het laatste woord in Kosovo wat betreft de rechtspraak, het onderwijs en de veiligheid, dus de politie en het leger. Opmerkelijk waren de reacties op deze gang van zaken in de noordelijke republieken Kroatië en Slovenië. Zo ondertekenden in Ljubljana, de hoofdstad van Slovenië, honderdduizenden mensen een protestpetitie. Dit riep weer direkt felle reakties op in Servië. In de hoofdstad Belgrado gingen ruim een miljoen mensen de straat op om hun ongenoegen te tonen over de steun van de Slovenen aan wat ze noemden „de bandieten van Kosovo". In de Servi­ sche pers werd zelfs opgeroepen om tegen Slovenië dezelfde maatregelen te nemen als tegen Kosovo. Dit toont ons duidelijk dat er in Joegoslavië veel meer aan de hand is dan een eerste „blik" op de problemen in Kosovo rond de Albanezen doet vermoeden.

ONMACHT FEDERALE REGERING

In feite staat Joegoslavië negen jaar na de dood van Tito op de rand van de politieke en economische afgrond. Peter Michielsen typeerde in de Internationale Spectator Joegoslavië als „een land van minderheden die elkaar met overgave naar het leven staan".^ In de laatste jaren van zijn leven heeft Tito geprobeerd een politiek kader aan te geven om de eenheid van Joegoslavië te waarborgen. De grondwet bepaalde dat elk van de zes republieken intern autonoom zouden zijn en verder zouden de provincies Kosovo en Vojvodina, die officieel tot het grondgebied van Servië behoorden, ook in hoge mate binnenlandse autonomie verkrijgen. Naast de federale regering en het federale parlement in Belgrado telt Joegoslavië dus nog acht regeringen en acht parlementen in de verschillende autonome deelrepubheken. En elke deelrepubliek heeft o.a. haar eigen inkomens-, prijs- en exportbeleid. Na de dood van Tito in 1980 ging de plaatselijke autonomie steeds meer de boventoon voeren en werd in feite de macht van de centrale regering steeds verder uitgehold. De al eerder aangehaalde Michielsen schrijft: „Zo ver ging de zelfbescherming, dat het niet mogelijk is geld over te maken van een bank in Servië naar een investeerder in Macedonië en dat goederentreinen er een week over doen om van het ene deel van het land naar het andere te reizen, omdat bij elke 'grens' van lokomotief moet worden gewisseld en met stapels bestempeld papier moet worden geschoven en elke repubhek nu eenmaal haar eigen spoorwegen heeft, compleet met eigen dienstregeling". Bovendien bleek een centraal economisch beleid, zo noodzakelijk vanwe­ ge de economische crisis, vrijwel onmogelijk door de grote verschillen tussen de republieken. Tegenover de economisch op het westen gerichte en relatief welvarende noordelijke republieken Kroatië en Slovenië staat het arme zuiden, o.a. Macedonië en Kosovo, dat eigenlijk wat betreft de economie tot de Derde Wereld moet worden gerekend. Deze verschillen zijn juist de laatste jaren sterk toegenomen. Zo groeide in Belgrado het besef dat de huidige politieke situatie een grondige bestrijding van de economische crisis zeer bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt. Tegelijk zijn de welvarende republieken Kroatië en Slovenië erg beducht voor een groeiend centralisme vanuit Belgrado. Zij vrezen dat versterking van de centrale regering in de praktijk zal betekenen een overheersing door Servië. Bovendien is men in het noorden bang dat zij zullen moeten betalen voor de economische malaise in het zuiden. Vandaar dat in Slovenië regelmatig stemmen te horen zijn die stellen dat het beter zou zijn als deze deelrepubliek zich zou losmaken en als zelfstandige staat verder zou gaan. Het wordt ons in ieder geval duidelijk dat de in Slovenië gevoerde handtekeningenactie tegen het optreden van het leger in Kosovo niet in de eerste plaats zijn ingegeven door zorg over het lot van de Albanese bevolkingsgroep daar! In feite lijkt Joegoslavië als staat in een crisis terecht te komen die haar voortbestaan in de huidige vorm direkt raakt.

ECONOMISCHE CRISIS

Eind vorig jaar kondigde premier Mikulic het aftreden van zijn regering aan. Hij was in de pers beschuldigd van onbekwaamheid inzake de aanpak van de economische crisis. Het federale parlement weigerde bovendien de bezuinigingswetten goed te keuren. Dit alles bewijst dat de economische nood en de politieke problemen groot waren. Het was immers de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog dat een regering aftrad in dit communistische land. De inflatie was op jaarbasis de tweehonderd procent gepasseerd en tussen 1985 en 1987 was het leven 302 procent duurder geworden. De industrie werkte maar op zo'n zestig procent van haar capaciteit en de werkloosheid was de één miljoen gepasseerd. In een probleemgebied als Kosovo is zelfs veertig procent van de beroepsbevolking werkloos! Ook premier Mikulic wees bij zijn aftreden in december 1988 het politieke systeem in Joegoslavië aan als de grote boosdoener. Volgens hem gaf de grondwet de federale regering nauwelijks macht en was de regering voortdurend afhankelijk van de welwillendheid van de zes repubheken en de twee autonome provincies. Hieraan was het volgens hem te wijten dat de nodige economische hervormingen niet konden worden doorgevoerd. Slovenië en Kroatië hadden immers hun veto uitgesproken over de voorgestelde bezuinigingen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg.

HOOFDROL MILOSEVIC

Ondertussen mag ook de hoofdrol van de Servische partijleider Milosevic hier niet onbesproken blijven. Deze "sterke man" van de Servische communistische partij lijkt steeds meer in het machtsvacuüm te willen stappen dat ontstond door de dood van Tito in 1980. Daarbij schrikt deze demagoog niet terug voor het bespelen van het Servische nationalisme. Duizenden Serviërs wist hij bij verschillende gelegenheden in het achterliggende jaar de straat op te krijgen om zijn politiek via straatterreur te ondersteunen. Op deze wijze wist hij ondermeer zijn zin door te zetten inzake de grondwetswijziging die de provincies Kosovo en Vojvodina hun binnenlandse autonomie ontnam en ze in feite uitleverde aan Servië. Zoals al opgemerkt zijn de andere deelrepublieken beducht voor dit streven van Milosevic om de Servische macht binnen de Joegoslavische federatie uit te breiden. Daar komt nog bij dat ook een verschil van inzicht over de te volgen koers van het communisme meespeelt. In de deelrepubliek Servië zijn de Stalinisten hun invloed aan het uitbreiden. Partijleider Milosevic is duidelijk een vertegenwoordiger van deze conservatieve vleugel van de Communistische Partij. HIJ is er in het afgelopen jaar o.a. in geslaagd zijn deelrepubliek Servië te "zuiveren" van alle prominente politici en journalisten met liberale denkbeelden. Hij wist zijn politieke koers echter geweldig te verkopen door ze te vermengen met een stevige scheut nationalisme en door de "liberalen" in de partij af te schilderen als die "slappe separatisten" die de schuld waren van alle economische problemen.

PERESTROJKA IN SLOVENIË

In het noordelijke Slovenië daarentegen was in dezelfde periode een proces van "perestrojka" en "glasnost" in gang gezet. In de zomer van 1988, op driedaagse conferentie van de Joegoslavische communisten, was die eigen koers van Slovenië al duidelijk gebleken. De Sloveense afgevaardigden stelden daar voor om politieke minderheden in de partij het recht te geven voor hun mening op te komen. De andere afgevaardigden wezen dit voorstel verontwaardigd van de hand en de Sloveense delegatie werd in eentelevisiecommentaar zelfs beschuldigd van , , fractievorming van het sociaaldemocratische type". De grote meerderheid van de afgevaardigden wenste vast te houden aan de principes van het democratisch centralisme, de koers van de partijtop dient ten allen tijde gevolgd te worden, en aan de voorhoederol van de partij in de samenleving. In haar eigen deelrepubliek probeerde de Sloveense partijleiding wel verder te gaan met een proces van democratisering. Haar positie was echter zwak doordat ze geen steun kreeg vanuit de andere deelrepublieken. Als reactie op deze door Gorbatsjov geïnspireerde koers dreigde vorig jaar zelfs een staatsgreep door het Joegoslavische leger!

KRUITVAT?

De problemen in Joegoslavië zijn dus wel bijzonder complex. De economische toestand vraagt een veel grotere eenheid, terwijl de koers in deze richting door de Servische partijbaas Milosevic weer een bedreiging vormt voor de andere deelrepublieken. Daarbij zijn de belangen van de Albanese meerderheid in Kosovo van een totaal andere aard dan de belangen van de deelrepubliek Slovenië. Hoewel het na de ongeregeldheden in Kosovo weer wat rustiger is geworden, valt te voorzien dat voor Joegoslavië op niet al te lange termijn opnieuw een periode van onrust zal aanbreken. Daarbij lijken helaas alle ingrediënten aanwezig om dit gebied weer de oude bijnaam "het kruitvat van Europa" te bezorgen!

Leusden

H. Lenselink

* Internationale Spectator april 1988

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1989

De Banier | 20 Pagina's

Buiten onze grenzen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1989

De Banier | 20 Pagina's