Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buiten onze grenzen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buiten onze grenzen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

EN ALBANIË...?

Het ligt voor de hand om na alle revolutionaire ontwikkelingen in Oost-Europa de blik te richten op het „laatste orthodox communistische bastion" in Europa. Het lijkt vanzelfsprekend dat de ontwikkeingen in het Oostblok zelfs dit meest gesloten land ter wereld niet onberoerd zullen laten. Tenslotte weet men in Albanië wel, o.a. via de „toegelaten" Italiaanse televisieuitzendingen, wat er zich afspeelt in de rest van Europa. De laatste maanden zijn er in de Westerse pers voortdurend geruchten geweest over toenemende spanningen en incidenten. Zo zijn er geruchten geweest over een oproer in Elbasan, een overval op een wapendepot in een legerkamp en over studenten die in Shkoder pamfletten uitdeelden. In deze laatste stad zou tot twee keer een oproer met harde hand zijn neergeslagen. De noodtoestand zou zijn afgekondigd en de politie zou in verhoogde staat van paraatheid zijn gebracht.

Bovendien werd melding gemaakt van versterking en bewaking van de regeringsgebouwen in de hoofdstad Tirana. Tot nu toe lijken deze geruchten, de meeste komen tot ons via de Joegoslavische pers, niet erg betrouwbaar. En op z'n minst kan er van gezegd worden dat ze heel moeilijk zijn te verifiëren.

Anderzijds blijkt uit „vrijgegeven" redevoeringen van de Albanese communistische leiders dat de toon tegen de perestrojka-politiek steeds feller wordt. Het zich bedreigd voelen klinkt er heel duidelijk in door. Politbureaulid Myftiu merkte in een onlangs gehouden toespraak op: „Het Oosteuropese revisionisme leert ons Albanezen dat de minste verzwakking van de leidende rol van de partij het klassekarakter van de volksmacht aantast, haar fundamenten ondergraaft en leidt tot haar degeneratie en de omverwerping van haar macht." Een ander lid van het Politbureau, Cami, sprak: „De bourgeois-propaganda en de reactionaire pennelikkers van elk soort profiteren van het herstel van het kapitalisme in de Sovjet-Unie en andere revisionistische landen en richten hun giftige pijlen op het socialisme door het voor te stellen als een wanhopige orde zonder toekomst." Hier wordt dus nog volop een aan het stalinisme herinnerend taalgebruik, met „communistische scheldwoorden" als reactionair, bourgeois-propaganda en revisionisme, gehanteerd. Alleen dit zwaar geladen ideologische taalgebruik geeft al aan hoe geïsoleerd de positie van Albanië is geworden en tegelijk hoe bedreigd de communistische leiders zich kennelijk voelen.

NAAR HET ISOLEMENT

Na een eeuwenlange bezetting door de Turken groeide in de vorige eeuw een sterk nationalisme in Albanië. Na een zeer korte periode van onafhankelijkheid aan het begin van deze eeuw brak de eerste wereldoorlog uit. Tijdens deze oorlog werd Albanië bezet door Franse en Italiaanse troepen. In 1925 werd de republiek Albanië uitgeroepen en drie jaar later nam de president de titel van koning aan. In 1939 vielen de troepen van Mussolini het koninkrijk Albanië binnen. Na de Italiaanse capitulatie in 1943 namen de Duitsers nog tijdelijk het bewind over. Ondertussen was in 1941 de communistische „Albanese Arbeiderspartij" opgericht. De communisten speelden verder een belangrijke rol bij de groeiende partizanenstrijd tegen de Duitsers. Na de oorlog kon de communistische partij onder leiding van Hoxha de macht overnemen en opnieuw de republiek Albanië uitroepen. De nieuwe republiek sloot zich in eerste instantie nauw aan bij Joegoslavië, dat in feite met goedkeuring van Moskou een soort protectoraat moest uitoefenen. Vanaf het begin was er echter ook wrijving tussen Joegoslavië en Albanië vanwege de Albanese aanspraken op het „autonome gebied" Kosovo *) dat overwegend door Albanezen werd bewoond.

Toen Joegoslavië met de Komintern brak, bleef Albanië zich dan ook oriënteren op de Sovjet-Unie, ondanks het feit dat ze daardoor in het isolement raakte op de Balkan. De verhouding met Griekenland was namelijk ook verre van goed en ook hier speelde het nationaliteitenvraagstuk een hoofdrol. Griekenland deed aanspraken gelden op het zuidelijke deel waar een grote Griekse minderheid woonde.

Na de dood van Stalin ging de Sovjet- Unie een andere koers varen en kwam er ontspanning in de betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en Joegoslavië. Als reactie op deze ontwikkelingen ging Albanië een andere koers uitzetten. In het binnenland nam de terreur en onvrijheid nog meer toe, van een proces van destalinisatie was dus in Albanië niets te bespeuren, en in de buitenlandse politiek ging Albanië zich oriënteren op China. Het ontving steun op economisch gebied van China en werd in deze jaren een trouwe pleitbezorger voor het maoïsme.

Al in 1966 lag de handel met het Oostblok vrijwel volledig stil en bedroeg het aandeel van China in de Albanese handel 70 procent!

Door de veranderingen in China na de dood van Mao kwam het in 1978 tot een breuk tussen China en Albanië. Hiermee was het isolement van dit kleine land op de Balkan totaal geworden.

BLIKVERNAUWING

Hierna streefde Albanië naar volledige economische en politieke onafhankelijkheid. De plannen op economisch gebied dienden voortaan te worden uitgevoerd zonder enige vorm van hulp of krediet uit het buitenland. In het binnenland trok de partij, waarvan slechts zo'n vier procent van de bevolking lid was, de teugels steeds strakker aan en op het gebied van de buitenlandse politiek was sprake van toenemende „blikvernauwing". Zo sprak de leider Hoxha op het partijcongres in 1981: „de groeiende contacten tussen China, Japan en de Verenigde Staten vormen een nieuwe imperialistische alliantie". Ook Joegoslavië moest het weer vaker „ontgelden". Enerzijds vanwege de problemen met de Albanese minderheid in Kosovo en anderzijds vanwege „afwijkingen in de communistische leer". Deze laatste beschuldiging werd tegen vrijwel alle communistische landen geuit. Joegoslavië had, volgens Hoxha, de eenheid van de arbeidersklasse prijs gegeven en de macht van de bourgeoisie hersteld.

Het communisme in de Sovj et-Unie werd door Hoxha in dezelfde redevoering aangeduid als „de gevaarlijkste stroming van modern revisionisme en een vorm van staatskapitalisme". Voormalig bondgenoot China tenslotte werd verweten dat het terugkeerde naar het kapitalisme. Het volstrekte isolement waarin Albanië terecht was gekomen komt hier duidelijk naar voren.

Er werd een soort schijnvertoning opgevoerd door de partijleiding, die sterk doet denken aan het Roemenië van Ceausescu in de laatste jaren. Geweldige resultaten op economisch gebied werden gemeld, terwijl duidelijk was dat Albanië door het afhaken van China, door de aardbeving van 1979 en door de stagnatie van de wereldeconomie aan het begin van de jaren tachtig in grote problemen was geraakt. Daarbij kende dit „meest gesloten land van Europa" een verstikkende onderdrukking. Dat bleek o.a. uit het rapport dat Amnesty International in december 1985 publiceerde en waarin felle kritiek werd geuit op de politieke en rehgieuze onvrijheid in Albanië. Zo waren zware straffen opgelegd aan personen die godsdienstige literatuur in hun bezit hadden of hun geloof beleden. Volgens de grondwet is er officieel wel vrijheid van godsdienst, maar tegelijk vermeldt artikel 37 dat de staat geen religie erkent en „atheïstische propaganda voert om een wetenschappelijk materialistische wereldvisie in te voeren". Een vrij groot deel van de bevolking is islamitisch (± 65%), een deel grieks-orthodox (± 20%) en een klein deel is rooms-katholiek {± 12%). Er zijn in Albanië dus vrijwel geen protestanten. De kerken zijn geheel uit het publieke leven verdwenen, waarbij de overheid zich niet ontzag om kerken om te bouwen tot zwembaden of fietsenstallingen!

EEN NIEUWE PARTIJLEIDER

In 1985 overleed partijleider Hoxha, die de partij vanaf de oprichting in 1941 had geleid. Zijn opvolger werd Ramiz Alia, die bekend stond als een trouwe volgeling van de overleden leider. Opmerkelijk was dat in 1987 geluiden werden gehoord die deden denken aan beïnvloeding door de politiek van perestrojka zoals Gorbatsjov die voerde in de Sovjet-Unie. Zo sprak de Albanese partij-ideoloog Cami over „gebrek aan creativiteit en filosofie in de economie". Bovendien gingen er stemmen op die pleitten voor het toch met mate toepassen van , , loonprikkelingen". De econoom Pashko schreef eind 1988: „Albanië heeft het historische moment bereikt waarop we de structuur van onze economie uit technisch oogpunt moeten veranderen." Er waren dus tekenen die erop wezen dat de leiding zich bewust was van het feit dat de economie wat realistischer en pragmatischer moest worden beke­ ken. In deze periode verbeterde Albanië ook de betrekkingen met een aantal landen. Zo bracht de Duitse minister van buitenlandse zaken Genscher een werkbezoek aan Albanië. Spoedig daarna sloten Albanië en Duitsland zelfs een akkoord over culturele samenwerking. Ook de verhouding met Griekenland onderging een duidelijke verbetering. Het leidde zelfs tot een handelsovereenkomst tussen beide landen in 1988. Zo leek Albanië dus langzaam maar zeker uit het isolement te komen.

VERHARDING

Door de snelle ontwikkelingen in Oost-Europa, waarbij vooral het gebeuren in Roemenië diepe indruk heeft gemaakt, voelen de communistische leiders in Albanië zich bedreigd en hebben ze hun oude stellingen als het ware weer betrokken. Zo spreekt ook de partijleider Alia weer „klare taal": , , We zullen ons nooit in bepaalde richting terugtrekken, welke de omstandigheden ook zijn. We zullen de teugels nooit laten vieren en toestaan dat de leidende rol van de partij wordt verzwakt ten behoeve van het zogenaamde pluralisme dat door de bourgeoisie wordt uitgedeeld." Door deze verharding komt de verbeterde verhouding met o.a. Griekenland weer onder druk te staan. In de eerste helft van deze maand waren er in Athene grote manifestaties ten gunste van de Griekse minderheid in Zuid-Albanië. Volgens schattingen zouden er zo'n 400.000 Grieken in dat gebied wonen en zouden er daarvan zo'n 25.000 opgesloten zitten in gevangenissen of militaire kampen.

Het wordt wel duidelijk dat de kansen op een geleidelijke ontwikkeling verkeken zijn. Doordat de partijleiding de stellingen weer volop betrokken heeft en zich ingraaft, lijkt een omwenteling als in Roemenië dichterbij te komen. Albanië mag dan een gesloten land zijn, maar het zal zich niet aan de veranderingen in dat deel van de wereld kunnen ontrekken.

Leusden

Drs. H. Lenselink

') Voor de huidige spanningen in dit gebied: „zie „Buiten onze grenzen" De Banier no. 10 (19-5-'89).

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1990

De Banier | 20 Pagina's

Buiten onze grenzen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1990

De Banier | 20 Pagina's