Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theocratie en Godsverduistering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theocratie en Godsverduistering

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. INLEIDING

Prof. C. Graafland, hoogleraar te Utrecht vanwege de Oer. Bond in de Herv. Kerk heeft ons opnieuw onthaald op een boek over een thematiek die met het hart van het reformatorisch beüjden van doen heeft. Ditmaal betreft het een boek dat ook - zij het zijdelings - op de politiek betrokken wordt. Om die reden kan het voor Banierlezers van belang zijn met het boek in kennis te worden gesteld.

2. SAMENVATTING VAN DE INHOUD

In hoofdlijn bevat het boek de volgende inhoud. Sinds een aantal jaren vindt de discussie over Godsverduistering plaats. Direct daarmee verbonden is de stroom van artikelen en boeken over kerkverlating. Deze kerkverlating gaat ook niet voorbij aan de bevindelijk gereformeerden. Graafland treedt in discussie met verschillende personen die zich hebben uitgelaten over deze vragen en bespreekt en beoordeelt de oorzaken die zij aanwijzen en de door hen aangedragen mogelijke oplossingen. Zo komen H. Berkhof, Leslie Newbigin, K. Runia, Van Driel- Kole en Okke Jager ter sprake. Wanneer al deze personen niet het antwoord blijken te geven dat Graafland ten laatste bevredigt, zet hij de zoektocht naar een eigen antwoord in met een onderzoek naar de mogelijkheden die de gereformeerde spiritualiteit biedt als tegenkanting van de huidige Godsverduistering. Een van de hoofdpunten waar Graafland op uitkomt is het opnieuw ter sprake brengen van de toeleidende weg. Dit houdt in dat de mens eerst , , klaargemaakt" wordt voor de genade. Het is de weg waarin de mens aan een eind komt met zichzelf. In de bespreking van de gereformeerde traditie qua spiritualiteit komen ook die aspecten van de gereformeerde leer ter sprake die voor mensen aanleiding hebben gegeven de kerk te verlaten. In dit verband bespreekt hij ook Aleid Schilder en de discussie die zij met haar boek op gang heeft gebracht.

Graafland pleit in zijn pogen een oplossing te vinden ook een verbrede opvatting van het heil. De rechtvaardiging is wel van belang, maar er zijn ook zogenaamde vervoegingen. In dit kader zie ik ook zijn spreken over de wedergeboorte als moment in de heilsorde, waarvan de verhouding tot de rechtvaardiging ook bepaald moet worden. Een ander aspect van een mogelijke oplossing is het weer centraal stellen van het werk van de Heilige Geest. Daarbij mogen de gaven van de Geest als extra niet veronachtzaamd worden.

3. WAARDERING VAN HET BOEK ALS GEHEEL

Na deze globale karakteristiek geven we eerst een totaalindruk van het boek als inleiding op de verdere bespreking van de theocratie in het kader van de Godsverduistering. Graafland is iemand die de problemen waar hij mee in aanraking komt serieus neemt en zich veel moeite getroost om een antwoord te vinden dat niet goedkoop is.

Op een open en eerlijke wijze treedt hij met zijn opponenten in discussie en zoekt hij naar het antwoord. Deze aanpak doortrekt het gehele boek en doet weldadig aan.

Wel blijven er vragen, maar die zijn gezien voorgaande opmerking des te gemakkelijker te stellen. Meerderen hebben al gewezen op zijn interpretatie van het werk van ds. G. Boer. Heeft deze echt geen oog gehad voor de „toeleidende weg"? Dat is nauwelijks voorstelbaar. Interessant zou ook zijn de lutherse traditie op dit punt te onderzoeken want, die is (zeker in de 16e eeuw) niet zo eenduidig als Graafland het hier presenteert. Verder kunnen we vragen stellen bij zijn interpretatie van Calvijn en diens visie op de verkiezing en algemener op de verhouding tussen deze en de menselijke verantwoordelijkheid. M.i. geeft Graafland de radicale scheiding tussen menselijke verantwoordelijkheid en Goddelijke verkiezing in die zin dat beide tegelijkertijd kunnen bestaan onvoldoende accent.

4. NEWBIGIN EN DE THEOCRATIE

4.1. Oude versus nieuwe theocratie

De theocratie komt ter sprake bij de weergave en bespreking van de visie van Newbigin. Newbigin acht onze tijd vergelijkbaar met de tijd van Augustinus. Evenals de bisschop van Hippo zijn wij geroepen een antwoord te formuleren op een wegstervende cultuur. De christen moet de cultuur missionair tegemoet treden en het geloof belijden in deze cultuur. Het geloof is immers geen privé zaak maar van publieke waarde en belang. De leden van de kerk moeten dit geloof ook tot uitdrukking brengen op de plaatsen waar zij gesteld zijn in de maatschappij. De confrontatie met de cultuur dient ook dialogisch te zijn; open maar niet marchanderend met de waarheid. Op dit punt aangekomen zegt Graafland: „Als ik hem goed begrijp, komt het bij Newbigin erop neer, dat hij een nieuwe vorm van theocratie voorstaat. Een theocratie in die zin, dat hij meent, dat het christelijk geloof aanspraak mag en moet maken op het hele leven, politiek en maatschappelijk en niet alleen individueel. Gods regering over alle terreinen van het leven moet opnieuw worden erkend." (65) Graafland citeert Newbigin als deze de theocratie van Constantijn afwijst als een theocratie waarbij een christelijke overheid haar wil oplegt aan het volk. De nieuwe theocratie vormt een dialogische theo- 'cratie. Als Graafland zijn sympathie en verwantschap met „de oude theocratie" vermeldt, noemt hij drs. Exalto als een die dit oude ideaal „nog vrij ongebroken" hanteert. Genoemd wordt zijn geschrift Politieke inzichten in de Reformatorische traditie, waarover hij opmerkt dat „zijn verhaal als principieel stuk van de S.G.P. niet zou misstaan hebben (. . .)" Vervolgens komt Graafland met zijn beschouwing over het problematische van deze handhaving van de traditie. Enerzijds het geloof dat geen relatie meer heeft met de wereld en anderzijds de pretentie iets te zeggen te hebben over heel het volk. De oude theocraten gebruiken wel woorden die ze zelf kwalificeren als „profetisch spreken", maar het han- delen blijft uit. (68) Er is een spanning tussen iets wat privé is en dat wat algemeengeldigheid claimt. „Privégeloof en dwingende theocratie gaan hier samen." Newbigin wil wat anders. Voor hem is het geloof zelf een publieke zaak en zo wil hij het gesprek daarover aangaan. Graafland vraagt zich af of de SGP deze weg niet moet gaan. „Zijn we in onze tijd er niet aan toe om deze weg op te gaan? De oude weg is toch een doodlopende weg gebleken.

Zelfs een oer-theocratische partij als de S.G.P. gaat dit schoorvoetend erkennen."

4.2. Kerk en wereld

De vraag wordt ons indringend gesteld. Wat is onze identiteit als partij en wat zijn onze beginselen in een tijd van Godsverduistering nog waard en hoe „brengen we deze beginselen aan de man"? Wanneer we nog even Newbigin door de ogen van Graafland volgen, geeft hij aan dat de kerk geroepen is uit de wereld. Het woord dat hierover gebruikt wordt is in Griekenland een politiek begrip. (Jammer dat Newbigin niet het Hebreeuws heeft geraadpleegd want dan had hij kunnen constateren, dat de QAHAL de volksvergadering van politieke aard was.) De betekenis hiervan is dat de kerk haar heil beleeft in nauwe relatie tot de wereld. Op dit punt kritiseert Graafland Newbigin als hij zegt nog niet direct te geloven in de mogelijkheid dat de kerk dit aan zal kunnen. (68) De kerk moet dan eerst geheel vernieuwd worden.

Het centrale punt van kritiek voor Graafland is wel dat het reformatorisch belijden en beleven niet meer in contact staat met de „wereld". Dit plaatst ons voor de vraag hoe die relatie dan dient te zijn. Er is toch ook een kloof tussen de natuurlijke en de geestelijke mens in het verstaan van hogere dingen? Hoewel dit zo is gebiedt de bijbel ons naar Joh. 17 „wel in de wereld, maar niet van de wereld" te zijn. Er is een creatuurlijke verbondenheid met geheel de schepping. Daarnaast zijn al de schepselen mede-zondaren en daarom geldt ook de verkondiging van het heil de mede-schepselen. De HEERE eist de gehele schepping voor zich op. De aarde is des HEEREN en haar volheid. (Psalm 24) Dat bepaalt onze houding naar de wereld toe.

Nog steeds, zo is de feitelijke situatie, staan de bevindelijk-gereformeerden in de wereld. Nog steeds doen ook zij aan zending en evangelisatie al schijnt dit werk ook aan betrokkenheid te moeten inboeten. Graafland moet wel iets anders bedoelen als hij toch de betrokkenheid op de wereld afwezig acht binnen de SGP die nog steeds universele pretenties voert. Vragenderwijs vertolken we wat naar ons inzicht zijn bedoelen is. Leeft het verlangen werkelijk in de bevindelijk-gereformeerde gelederen om de wereld kond te doen welke heilgeheimen haar geopenbaard en geschonken zijn? Is het merkbaar in de wereld dat wij iets hebben dat in de wereld niet verkrijgbaar is? Zijn we zo gedreven, dat blijkbaar onze diepste motieven niet anders zijn dan een gedrevenheid omwille van de waarheid. De waarheid die vrijmaakt, de waarheid die erop aangelegd is de leugen teniet te doen; de waarheid als vreugde, blijdschap en vrede die alle verstand te boven gaat.

Wanneer Graafland de afwezigheid hiervan van deze getuigende houding mist, moeten we hem daarin bijvallen. Maar toch gaan we niet mee met de kritiek op wat Graafland „de oude theocratie" noemt. Voorgaande constatering zegt immers nog niets over de taak van de overheid. Wanneer de instantie die dit ideaal vertegenwoordigt het niet op de juiste manier tot uitdrukking brengt, is daarmee nog niet noodzakelijk een inhoudelijke kritiek geleverd op de maatstaven die Gods Woord de overheid voorhoudt als dienares van God. Het gaat bij de theocratie om waarheid en niet om de mate waarin de daarmee verwoorde gedachten geaccepteerd en begrepen worden.

Maar toch! Het bouwwerk van de theocratische idealen moge dan goed doortimmerd zijn, wanneer de achterliggende motieven als van oprechte bewogenheid met land en volk niet meer waarneembaar zijn, beantwoordt dit niet meer aan haar doel. Dat Graafland een relatie legt met het functioneren van de kerk is zonder meer terecht. Ook Hoedemaker heeft immer gewezen op het herstel van de kerk als voorwaarde voor het herstel van het staatkundig bestel in christelijke zin. Ik moet Graafland toestemmen dat hier weer geldt dat wanneer de kerk een wervende en groeiende kerk is en een naam maakt als in Handelingen 2, waarin van de gemeente wordt gezegd dat zij „aangenaam was bij alle mensen", de theocratie in bovengenoemde zin geen probleem zou vormen. De theocratie is dan in de kerk een beleden en beleefde zaak die in de dagelijkse gang van zaken tot uitdrukking komt en mitsdien het sociale en politieke leven niet ongemoeid kan laten.

Tenslotte wil ik verwijzen naar het boek Opwekking van ds. W. van Vlastuin dat handelt over dezelfde thematiek als het hier besproken boek. Hij constateert: „Heel lang hebben wij veel verwacht van een christelijke regering en een christelijke natie en een christelijke volkskerk." Vervolgens wijst hij op de noodzaak van een opleving in de kerk, die de gehele cultuur zal doordringen. Wanneer we die beide aspecten voor ogen houden: het persoonlijk gebed om de gave van de Heilige Geest en tegelijkertijd het appel op de overheid om te regeren zoals zij geacht wordt te regeren, heeft de „oude theocratie" toekomst.

N.a.v. C. Graafland, Gereformeerden op zoek naar God. Godsverduistering in het licht van de gereformeerde spiritualiteit (Kampen*: De Groot Goudriaan, 1990) 223 pag. Prijs: f29, 50.

H. F. Massink

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1990

De Banier | 20 Pagina's

Theocratie en Godsverduistering

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 1990

De Banier | 20 Pagina's