Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het jawoord van de Minister-President

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het jawoord van de Minister-President

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Speculaties over een tussentijds vertrek van premier Lubbers naar Brussel doen al de ronde vanaf het aantreden van zijn derde kabinet. Een geliefd gezelschapsspel op het Binnenhof is dan ook: doet hij het of doet hij het niet? Minstens zo interessant is de vraag: mag hij het of mag hij het niet? Anders gezegd: is het oorbaar dat de minister-president zijn ambt neerlegt voor een betere baan?

BIJGETEKEND

Vooropgesteld moet worden dat premier Lubbers zelf te kennen heeft gegeven wars te zijn van deze discussies, die hij „onhygiënisch en onproper" noemt. Meer dan eens, en voor zijn doen ongewoon helder (zo helder dat anderen daar weer wat achter zoeken) liet Lubbers weten voor de volledige kabinetsperiode te hebben bijgetekend. „Ik zit hier om mijn werk te doen. Voor de hele kabinetsperiode", zei hij in Elsevier. Staatsrechtelijk zag hij geen bezwaar, maar een tussentijds vertrek , , is wel in strijd met mijn eigen opvattingen en mijn eigen instelling" voegde hij daar later nog aan toe.

Is er staatsrechtelijk echt geen bezwaar? Puur formeel geredeneerd heeft de premier gelijk. Geen enkele geschreven bepaling uit ons staatsrecht staat een voortijdig vertrek van een bewindsman die wat anders wil gaan doen in de weg. Wie wil kan dan ook redeneren: nergens staat dat het niet mag, dus mag het.

AMBT EN GELOOFWAARDIGHEID

Zo eenvoudig is het echter niet. Dat blijkt uit de parlementaire geschiedenis. Sedert 1848 veranderden slechts 15 ministers tijdens de rit van „baan". Op een totaal van ongeveer 450 gaat het dus om een zeer gering aantal.

Enkele van die benoemingen lokten veel kritiek uit. Het laatst was dat het geval in 1980, toen Defensieminister Scholten ruim een jaar voor het einde van de kabinetsperiode tot vice-president van de Raad van State werd gepromoveerd. Hoofdpunt van kritiek was de vermeende onzorgvuldige wijze waarop de benoeming tot stand was gekomen. In het Kamerdebat daarover gingen enkele sprekers in op de algemene vraag naar de toelaatbaarheid van een tussentijds vertrek. Allen waren het erover eens dat bewindslieden in beginsel beschikbaar moeten zijn voor de volledige ambtsperiode. Oppositieleider Den Uyl, die het debat had aangespannen, zei: , , Het roept grote bezwaren op, maar is in uitzonderingsgevallen denkbaar." Enkele fracties (D66, PPR) wezen in dit verband op het aanzien van het ministersambt en de geloofwaardigheid van de politiek.

In de Eerste Kamer formuleerde bij een andere gelegenheid (geruchten over staatssecretarissen die voornemens waren elders functies te aan­ vaarden) ARP-senator mr. W. P. de Gaay Fortman de norm: „In het algemeen is het ongewenst dat een rninister of een staatssecretaris vanuit het minister- en staatssecretariaatschap tot een hoge andere functie wordt benoemd, maar men mag het niet bij voorbaat uitsluiten voor die gevallen waarin het duidelijk is dat het landsbelang ermee gediend zou zijn, wanneer betrokkene zijn ministerieel ambt of het staatssecretariaatschap opgeeft, om het land in een andere functie te dienen."

IMMORALITEIT

De meest omstreden benoeming was die van minister van Koloniën Mijer in 1866 tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Omstreden om twee redenen: ten eerste omdat deze benoeming erg kort geschiedde na het aantreden van het kabinet; ten tweede omdat de benoemde werd beschouwd als de belangrijkste man van het kabinet, feitelijk de formateur, de architect. Ongewoon scherp veroordeelde de Kamer in een vier dagen durend debat de gang van zaken. Het ARP-kamerlid Keuchenius vertolkte de mening der meerderheid aldus: , , . . . een miskenning van de roeping van het kabinet (...); van den eerbied voor de volksvertegenwoordiging; een lokaas voor politieke immoraUteit." Een door hem ingediende motie van afkeuring werd aangenomen, waarna een ernstige staatkundige crisis ontstond.

IN HET ZICHT VAN DE HAVEN

Welke les laat zich uit het verleden trekken? Allereerst deze: bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van het tussentijds aanvaarden van een andere functie bleek van belang op welk tijdstip men vertrok. Zeven van de 15 tussentijds elders benoemde ministers vertrokken in het zicht van de haven. De tijd tot de verkiezingen of het aantreden van een nieuw kabinet bedroeg niet langer dan vijf maanden. In de meeste van die gevallen loonde het dan ook niet meer de moeite nog een opvolger te benoemen. Een collega-minister nam de honneurs korte tijd waar. Kritiek bleef achterwege.

Anders ligt het met de acht bewindslieden die nog volop „in de running" waren toen ze ergens anders werden benoemd. Mijer (zie boven) zat amper drie maanden, en een ander (Idenburg, 1909) had nog vier jaar voor de boeg. Voor hen trad een opvolger aan om de werkzaamheden over te nemen. Overigens moest bij deze acht wel aangetekend worden dat vier van hen reeds deel uitmaakten van het kabinet dat voorafging aan het kabinet dat ze vaarwel zeiden. Met andere woorden: zij hadden er al heel wat dienstjaren opzitten toen ze benoemd werden in de andere functie. Dat bleek in de praktijk een „verzachtende omstandigheid" (Van Kleffens 1948, Mansholt 1958). Dus: naarmate het eind van de rit van een kabinet meer in zicht komt is het tussentijds vertrek van een bewindsman of -vrouw eerder acceptabel. Zeker als een kabinet formeel of materieel demissionair is, wordt het bewindslieden niet euvel geduid als ze elders een betrekking aanvaarden.

Opvallend is nog dat het er kennelijk niet toe doet in welke functie een minister wordt benoemd. Of men nou benoemd werd tot gouverneurgeneraal van Nederlands-Indië, lid van de Europese Commissie of Staatsraad of wat dan ook, kritiek die werd uitgeoefend dan wel het uitblijven van kritiek werd niet opgehangen aan de aard en zwaarte van de nieuwe functie.

PERSONIFICATIE

Terug naar Mijer. In 1866 wekte vooral opschudding dat niet zomaar een minister uit het kabinet vertrok, maar „de personificatie van de richting en de politiek van het kabinet."

Sinds 1866 is er veel veranderd, ook wat betreft de positie van de eerste minister. Meer nog dan Mijer in 1866 is premier Lubbers nu het gezicht van het kabinet waaraan hij leiding geeft. Door zijn persoonlijkheid en manier van werken zet hij een duidelijk stempel op het door hem geformeerde kabinet. Zijn eventuele vertrek wordt dan ook, en terecht, met andere maten gemeten dan het vertrek van een , .gewone" minister.

Dat wordt al direct duidelijk als we ons het vertrek van de premier in de praktijk trachten voor te stellen. Bij het vertrek van een andere minister zou uit de partij van die bewindsman een opvolger worden aangezocht.

Punt uit. Bij Lubbers ligt dat moeilijker. Vice-premier Kok ligt niet erg voor de hand, al was het maar omdat de krachtsverhoudingen binnen de coalitie dan te veel zouden verschuiven. Getipt wordt ook CDA-fractieleider Brinkman. Het kabinet-Lubbers zou dan opeens transformeren in een kabinet-Brinkman, een gedaanteverwisseling die in Den Haag op deze manier niet eerder is vertoond. En hoe zullen de overige bewindslieden op zo'n wisseling van de wacht reageren? En de coalitiepartner?

OPSTAPJE

Afgezien van deze praktisch-politieke bezwaren blijft de kernvraag: is het oorbaar als de minister-president voor het einde van zijn ambtsperiode een andere betrekking aanvaardt?

Het voorgaande toont aan dat er eenstemmigheid is over het uitgangspunt dat een minister zijn volle termijn behoort uit te dienen. Dat hier zo zwaar aan getild wordt is omdat het aanzien van het ministerschap ermee gemoeid is, en daarmee de geloofwaardigheid van de politiek in het algemeen, het vertrouwen tussen bestuurder en bestuurde. Het ministerschap mag niet verworden tot een opstapje voor andere baantjes. Zelfs die schijn moet worden vermeden.

Die mening wordt breed gedragen. Dat blijkt uit het feit dat in het verleden ministers slechts hoogst zelden elders een functie aanvaardden op het moment dat ze nog minister waren. Het blijkt bovendien uit wat er geschreven en gezegd is toen van dat uitgangspunt werd afgeweken. Er zullen dan ook goede argumenten moeten worden aangedragen om een voortijdig vertrek te rechtvaardigen. Ten aanzien van de minister-president zullen die argumenten, gelet op diens bijzondere positie, extra zwaar moeten wegen.

VADERLANDSE VLAG

Weegt Europa zwaar genoeg? Sommigen vinden dat, met een beroep op de , , hoge eer" die in Brussel te behalen valt; anderen betwijfelen het, omdat ze er allerminst van overtuigd zijn dat een Nederlandse voorzitter van de Europese Commissie, die per definitie onder vele vlaggen moet varen meer goeds kan doen voor Nederland dan een internationaal te goeder naam en faam bekend staande Nederlandse minister-president, die toch eerst en vooral de vaderlandse vlag dient.

Samenvattend: wie , , ja" zegt tegen de formateur weet dat hij of zij , , ja" zegt voor in principe vier jaar. Voor wie zelf formateur was, en dus , , ja" zei tegen het staatshoofd, en daar bovendien ook nog eens verantwoording voor aflegde in de Tweede Kamer, geldt dat nog eens te meer. Wie tussentijds gevraagd wordt dat jawoord te breken, dient z'n verantwoordelijkheid te kennen en „nee" te zeggen. Daarmee bewijst betrokkene het land de beste dienst. Zeker als hij de eerste dienaar van de Kroon is.

M. de Bruyne.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1991

De Banier | 20 Pagina's

Het jawoord van de Minister-President

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1991

De Banier | 20 Pagina's