Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Nederlandse kiesrecht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Nederlandse kiesrecht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tclkens als er verkiezingen zijn gehouden, worden de media en de mensen beheerst door de vraag; wie heeft hoeveel stemmen en hoeveel zetels lexert dat op. Voor veel mensen is de uitkomst vun de periodieke politieke stoelendans even helder als koffiedik. Vooral als het gaat om restzetels, lijsteombinaties en voorkeurstemmen. Over deze en andere kwesties met betrekking tot ons kiesstelsel is een helder boekje geschreven: Het Nederlandse kiesrecht, door prof mr. D. J. Elzinga.

Het boek is verschenen als nummer 15 in de serie Studiepockets staatsen bestuursrecht. Het levert een systematische behandeling vdn het Nederlandse kiesrecht zoals dat geldt sinds de herziening van de Kieswet in 1989. Volgens het „Woord vooraf' onderscheidt het zich van bestaande artikelsgewijze commentaren door de thematische aanpak. Deze aanpak heeft inderdaad als voordeel dat je gemakkelijk de regelingen met betrekking tot een bepaald onderwerp kunt bestuderen. Daarbij is het de lezer extra gemakkelijk gemaakt doordat elk hoofdstuk in principe op zichzelf staat. Hlzinga's boek is in zoverre echter beperkt tot een artikelsgewijs commentaar dat het behahe een beschrijving van de hi.storie, de totstandkoming en de geldende regels niet veel extra informatie geeft. Iawordt bijvoorbeeld weinig op mogelijke alternatieven ingegaan, afgezien van de voorstellen die bij de herziening van de Kieswet in 1989 een rol hebben gespeeld.

1917/1919

AIs het gaat om ons kiesstelsel, gelden de jaren 191 "^ en 1919 , algemeen als belangrijke mijlpalen. Behalve vanwege de imoering van het stelsel van e\'enredige \'ertegenwoordiging is de grondwetherziening ^'an 1917 van belang omdat vanaf dat moment de (irondwet algemeen kiesrecht mogelijk maakt. En dat niet alleen voor mannen, maar ook voor vrouwen. Dat betekent echter niet dat vrouwen vanaf 1917 allemaal meteen konden stemmen. De regering volstond vooreerst, gezien de gevoeligheden, met een beperkte verruiming: vrouwen kregen net als mannen het recht gekozen te worden (passief kiesrecht). Het kabinet (Ruys de Beerenbrouck) was nog niet zo ver om vrouwen ook het recht te ge\'en hun stem uit te brengen (actief kiesrecht). Dit doet wat vreemd aan, omdat op het eerste gezicht toekenning van het passief kiesrecht ingrijpender lijkt dan de tegenhanger daarvan, het recht om te kiezen. Bij politieke partijenen waarin het \'rouwenkiesrecht omstreden was of is, is juist een tegengestelde ontwikkeling waarneembaar loekenning van het actief kiesrecht aan vrouwen \'olgde echter al spoedig, namelijk is 1919. Daarvoor was echter wel een initiatief-wetsvoorstel nodig.

Landlopers en dronkelappen

Het is nooit zo geweest dat Jan en alleman maar kan kiezen of zich laten kiezen. De \an het kiesrecht uitgezonderde categorieën zijn in de loop \ an de jaren echter steeds geringer geworden. Afgezien ^•an de leeftijdsvereisten zijn er nu nauwelijks nog beperkingen. Dat was \Toeger wel anders. In de vorige eeuw v^as er het census-kiesrecht. Dat hield in dat alleen zij die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, kiezen konden. Er ontstond een steeds verfijnder stelsel van criteria aan de hand waarvan iemand geschikt werd geacht om zijn stem uit te brengen. (Haar geluid werd nog niet gehoord). Ook na de veralgemenisering van 191^ bleef een vrij stringent uitsluitingsregime gelden: het werd niet kies geacht hen die een gevangenisstraf moesten uitzitten, uit de ouderlijke macht waren ontzet, wegens landloperij of bedelarij wa- ren veroodecld of meermalen als „dronkelap" waren aangemerkt, het recht t)m te kiezen toe te kennen.

Elzinga concludeert om deze en andere redenen dat de betekenis van 1917/1919 als gewichtig markeringspunt sterk moet worden gerelativeerd. Deze relativering doet echter tekort aan de ingrijpende wijziging van het s}'steem.

Plicht of recht

In het boek wordt ook kort ingegaan op de grondrechtelijke aspecten \'an het kiesrecht. De auteur schetst de ontwikkeling van het kiesrecht van „plicht tot grondrecht". Aanvankelijk gold een opkomstplicht. Vooral vanuit de SGP is daar sterk \'erzet tegen geweest. Bekend zijn de \erhalen over beboete \'rouwen die uit principe niet stemden. Het hier besproken boek is echter te beperkt van opzet om daaraan aandacht te geven.

Een terecht relati\'ercnde opmerking plaatst de auteur met betrekking tot het democratische karakter van het kiesrecht. Ook algemeen kiesrecht is niet per se democratisch. De betekenis \an het kiesrecht is immers sterk afliankelijk van partijpolitieke „omgevingsfactoren", zoals partij- en fractiediscipline, die bijvoorbeeld tot uitleg komen bij de kandidaat.stelling en lijstopvolging. Kiesrecht is overigens ook in die zin niet per se democratisch in de eigenlijke zin van het woord dat \'oorstanders van (algemeen) kiesrecht alleen al daardoor zouden erkennen dat de wil van het volk de grondslag is voor het gezag \an de oxerheid.

De auteur signaleert hier en daar wijzigingen in de Kieswet 1989 die een versterking van de partijpolitieke mogelijkheden betekenen. Anderzijds blijft de kandidaatsstelling een open aangelegenheid: de indiening van kandidaatslijsten geschiedt immers door individuele kiezers. Verder wordt duidelijk gemaakt dat interne partij-afspraken geen juridisch afdwingbare binding hebben.

Buiten(s)landers

Uiteraard wordt ook aandacht geschonken aan het kiesrecht voor Nederlanders in het buitenland en het kiesrecht voor niet-Nederlanders die in Nederland zijn gevestigd. Uit het hoofdstuk over de eerste categorie blijkt dat de kosten hoog zijn en de „baten" gering. Met andere woorden: de animo onder Nederlanders die in het buitenland verblijven om hun stem in Nederland uit te brengen weegt niet of nauwelijks op tegen de daaraan verbonden administratieve rompslomp. Deze conclusie wordt door de auteur echter niet zo onomwonden getrokken.

Met betrekking tot het kiesrecht voor buitenlanders, dat totnogtoe is beperkt tot gemeentelijke verkiezingen, is het interessant kennis te nemen van de daaraan ten grondslag liggende motivering. De regering overwoog daarbij: „Van de verschillende overheidsniveaus staat immers het gemeentebestuur het dichtst bij de burger. De contacten tussen overheid en burger spelen zich primair op het gemeentelijk vlak af'. Op zichzelf is deze constatering juist. Voorstanders van een verdergaande verruiming wijzen er echter op dat het gaat om de mate waarin overheidsbeleid ingrijpt in de rechtspositie van burgers, de centrale overheid zeker niet onderdoet voor de lokale. Het valt dan ook te verwachten dat vanuit die hoek blijvend druk met het oog op verruiming zal worden uitgeoefend. Deze discussie zal in ieder geval weer opgerakeld worden als eventuele rechtstreekse algemene verkiezingen voor regionale bestuursorganen hun intrede doen.

Voorkeurstemmen

Op het punt van de voorkeurstemmen zit ons systeem vrij ingewikkeld in elkaar. De auteur doet dit echter helder uit de doeken. Hij schetst ook de spanning tussen de twee benaderingen die op dit punt mogelijk zijn. Enerzijds is er de benadering van de „partijendemocratie": de opvatting dat de kiezers in beginsel in de gelegenheid zijn om door lidmaatschap van en activiteit binnen een politieke partij invloed uit te oefenen op de partijkandidering. Anderzijds is er de benadering meer vanuit de kiezers: de opvatting waarin een zeker evenwicht wordt bepleit tussen de kiezersdemocratie enerzijds en de partijendemocratie anderzijds. Ook op een punt als dit blijkt de beperking in de opzet van het boek: de auteur volstaat met het schetsen van de spanning.

Tussen 1945 en 1989 is slechts in drie gevallen een Tweede Kamerlid echt via voorkeurstemmen gekozen. Het betrof de KVP'ers van Rijckevorsel in 1959 en Hutschemaekers in 1972 en in 1986 de WD'er Joekes. Overigens zijn nog zeven anderen er in geslaagd meer dan de helft van de kiesdeler te halen, bijvoorbeeld in 1986 Wim Kok, maar die zouden ook zonder die voorkeurstemmen gekozen zijn. Interessant is de vraag welke gevolgen de in 1989 ingevoerde wijziging van het voorkeursysteem heeft voor de mogelijkheid om via een voorkeursactie te worden gekozen. In tegenstelling tot voor 1989 kunnen nu de voorkeursstemmen voor een kandidaat op de lijsten in alle kieskringen worden opgeteld. Het is de vraag of het nieuwe systeem een belangrijke vergroting van het aantal geslaagde voorkeursacties zal laten zien. Achteraf gemaakte omrekeningen geven daar geen reden toe.

Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1989, toen overigens de oude Kieswet nog van kracht was, is behalve de kandidaten die sowieso op een verkiesbare plaats stonden alleen de CDA'er Van der Linden via voorkeursstemmnen gekozen. Als het nieuwe systeem van kracht zou zijn geweest dan zou ook Winsemius via voorkeursstemmen zijn gekozen.

Tenslotte

Het boek geeft een heldere beschrijving van de vele regels waardoor ons kiesstelsel wordt beheerst. Ingewikkelde kwesties als de berekening van kiesdelers, de verdeling van restzetels en dergelijke worden met rekenvoorbeelden verduidelijkt. Voor ieder die greep wil hebben op de gang van zaken bij verkiezingen is dit boek dan ook een praktisch handboek. Neem er echter wel de Kieswet zelf bij.

Een kleinigheidje, is de mistelling in tabel 1 op pagina 118. Daar worden het GPV drie zetels toegedacht. Of hier is de SGP bedoeld of het aantal van drie moet worden gelezen als een.

Het is jammer dat als gevolg van het tijdstip van uitgave (zomer 1989) de verkiezingen voor de Tweede Kamer in september 1989 niet meer meegenomen konden worden. Nu is 1986 het meest recente ijkpunt. Was het niet het overwegen waard geweest om de uitgave enkele maanden op te schorten? Overigens was, zoals reeds gezegd, bij die verkiezingen de oude Kieswet nog van kracht. De Kieswet 1989 is in werking getreden op 1 november 1989.

N.a.v. Prof mr. D. J. Elzinga, Het Nederlandse kiesrecht, een uitgave van W. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle 1989, 265 biz. (incl. literatuur- en trefwoordenregister), prijs ƒ 59, 50.

Mr. I. Bakker

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1992

De Banier | 20 Pagina's

Het Nederlandse kiesrecht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1992

De Banier | 20 Pagina's