Tekstgeschiedenis van het beginselprogram (4)
Artikel 9
Middelburg 24 april 1918
Onwettige dwang der conscientie harer onderdanen door de overheid wordt ook uitgeoefend door de sociale wetten, in 1913 door H.M. de Koningin uitgevaardigd, wier uitvoering God verhoede, zoowel als hare uitbreiding. De Staatkundig Gereformeerde Partij protesteert tegen verplichte verzekering en wapent zich tegen uitbreiding der ongevallen-wet tot landbouw en visscherij.
Utrecht 7 april 1926
Onwettige dwang der conscientie harer onderdanen door de overheid wordt ook uitgeoefend door de sociale wetten, in 1913 door H.M. de Koningin uitgevaardigd, wier uitvoering God verhoede, zoowel als hare uitbreiding. De Staatkundig Gereformeerde Partij protesteert tegen verplichte verzekering en wapent zich tegen uitbreiding.
Het verslag van de Algemene Vergadering vermeldt: "Het voorstel van Gouda om art. 9 van het Program van Beginselen te wijzigen, wordt op advies van het Hoofdbestuur in zooverre aangenomen, dat de woorden: der ongevallenwet tot landbouw en visscherij', als overbodig geworden, komen te vervallen."
Utrecht 26 februari 1958
De Staatkundig Gereformeerde Partij verklaart zich tegen verplichte verzekering en mitsdien ook tegen de sociale dwangverzekeringswetten.
Uit het verslag van de desbetreffende Algemene Vergadering: "Met uitzondering van de voorstellen inzake de artikelen 7, 9en 10 werd hij niet één der andere artikelen het woord gevraagd Aangaande artikel 9 zij vermeld, dathet voorstel van het Hoofdbestuur zich, evenals het oude artikel 9, ook richt tegen de dwang. De vergadering ging daarom met het voorstel van het Hoofdbestuur accoord."
Gouda november 1989
NIEUW Artikel 26
De christelijke naastenliefde gebiedt de hulp aan de behoeftige medemens. De overheid behoort de hulpverlening in de eerste plaats over te laten aan kerkelijke en particuliere instanties.
Zij is wel geroepen hulpverlening aan burgers, die niet in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, te stimuleren, In het uiterste geval moet zij rechtstreeks hulp verlenen. Verplichte verzekeringen en sociale verzekeringswetten met een dwangmatig karakter worden afgewezen.
Middelburg 24 april 1918
Artikel 10
Het schreiend onrecht, aan een Christelijke natie geschied in de berooving der scholen van Gods Woord, waardoor met staatshulp en belastinggeld een groot deel van het opkomend geslacht buiten kennis van de Schrift groot werd, worde hersteld. Die herstelling hebbe zoo plaats, dat de roeping der ouders bij het onderwijs der kinderen voorop ga. Alleen bij het in gebreke blijven van de vervulling dier ouderlijke roeping, doe de overheid onderwijs geven. Het bijzonder onderwijs worde regel; het openbaar onderwijs slechts aanvulling. Uit alle onderwijs worde geweerd, wat de eere des Heeren en het gezag van de overheid aanrandt. Het toezicht der overheid bepale zich alleen tot die zaken, die in den aard van de roeping der overheidliggen en belemmere nimmer de vrije levensbeweging der Christelijke School.
Utrecht 26 februari 1958
Artikel 10
De overheid drage er zorg voor dat het onderwijs in zijn verschillende vormen overeenkomstig Gods Woord zij. Zij ga derhalve tegen, dat met staatshulp en belastinggeld een groot deel van het opkomend geslacht buiten de kennis van de Heilige Schrift wordt onderwezen.
Middelburg 24 apri l 1918
Artikel 11
Ook voor middelbaar en hooger onderwijs drage de regeering zorg naar dezelfde regelen en gelde dezelfde eisch der vrijheid.
Utrecht 26 februari 1958
Dit artikel kan vervallen, want het is in artikel 10 verwerkt.
Gouda november 1989
NIEUW Artikel 17
Op de overheid rust de zorg, dat ai het onderwijs overeenkomstig de norm van Gods Woord is. In het geheel van opvoeding van - en onderwijs aan kinderen en jongeren heeft de overheid een eigen verantwoordelijkheid naast die van gezin en kerk. Op grond van die verantwoordelijkheid kan de overheid de leerplicht instellen.
Middelburg 24 apri l 1918
Artikel 12
Haar gezag oefent de overheid onder medewerking van het volk. Die medewerking wordt verkregen door het kiesrecht zooveel mogelijk allen kringen van ons volk toe te kennen.
Utrecht 5 apri l 1923
Daar gezag oefent de overheid onder medewerking van het volk. Die medewerking wordt verkregen door het kiesrecht zooveel mogelijk allen kringen van ons volk toe te kennen.
De SGP staat een organisch kiesrecht voor, dat rekening houdt met het gezin als de cel der samenleving.
Tengevolge van de samenvoeging van de artikelen 10 en 11 wordt artikel 12 vanaf februari 1958, artikel 11
Utrecht 26 februari 1958
Artikel 11
Haar ambt oefent de overheid onder medewerking van het volk. Die medewerking wordt verkregen door het kiesrecht zooveel mogelijk allen kringen van ons volk toe te kennen.
De SGP staat een organisch kiesrecht voor, dat rekening houdt met het gezin als de cel der samenleving.
Utrecht 1 maart 1972
Vaar ambt oefent de overheid onder medewerking van het volk. Die medewerking wordt verkregen door het kiesrecht zooveel mogelijk allen kringen van ons volk toe te kennen.
De SGP staat een organisch kiesrecht voor, dat rekening houdt met het gezin als cel der samenleving.
Gouda november 1989
NIEUW Artikel 8
De overheid regeert bij de gratie Gods en dient dit ondermeer tot uitdrukking te brengen in het ambtsgebed.
Zij ontleent dus haar gezag niet en kan dat ook nimmer ontlenen aan het volk. Haar ambt oefent de overheid evenwel uit onder medewerking van het volk. Die medewerking wordt verkregen door het kiesrecht toe te kennen. De overheid behoort een organisch kiesrecht te bevorderen dat rekening houdt met het gezin als cel van de samenleving.
Dit nieuwe art. 8 is opgebouwd uit de oude artikelen 3 en 11
Middelburg 24 april 1918
Artikel 13
Vrouwenkiesrecht strijdt met de roeping der vrouw en stemdwang met de vrijheid der burgers.
Utrecht 5 april 1923
rouwenkiesrecht echter strijdt met de roeping der vrouw en stemdwang met de vrijheid der burgers.
Utrecht 26 februari 1958
Artikel 12
Vrouwenkiesrecht echter strijdt met de roeping der vrouw en stemdwang met de vrijheid der burgers.
Gouda november 1989
NIEUW Artikel 10
De opvatting van het vrouwenkiesrecht voortkomend uit een revolutionair emancipatiestreven, strijdt met de roeping van de vrouw. Dat laatste geldt ook voor het zitting nemen van de vrouw in politieke organen, zowel vertegenwoordigende organen als bestuurlijke.
De vrouw zij in haar eigen consciëntie overtuigd of zij haar stem kan uitbrengen met inachtneming van de haar door God gegeven plaats.
Middelburg 24 april 1918
Artikel 14
De overheid bescherme de rechten van den arbeid zoowel voor patroon als arbeider. Alle werkstaking worde strafbaar gesteld.
Middelbun 3 augustus IS 21
De overheid bescherme de rechten van den arbeid zoowel voor patroon als arbeider De verhouding van patroon en arbeider zij overeenkomstig de regelen van Gods Woord. Derhalve worde staking en uitsluiting geweerd.
Over deze toevoeging is op de Algemene Vergadering van 1923 stevig gediscussieerd. Weliswaar was men het erover eens dat de oude formulering op zichzelf genomen juist was, maar dat het laatste gedeelte te eenzijdig de nadruk legde op maatregelen ten aanzien van de werknemer Erkend werd dat de werkgever niet altijd het recht aan zijn zijde heeft. Het verslag vermeldt tenslotte: "De voorzitter wilde dat het Hoofdbestuur in overweging werdgegeven die (laatste) alinea terug te brengen tot ongeveer deze formule, dat de verhouding van patroon en arbeider moet zijn overeenkomstig Gods Woord. Aldus werd besloten."
Utrecht 26 februari 1958
Door vernummering wordt dit artikel in
Gouda november 1989
Artikel 13
De overheid bescherme de rechten van den arbeid zoowel voor werkgever als voor werknemer. De verhouding van werkgever en werknemer zij overeenkomstig de regelen van Gods Woord. Derhalve worde staking en uitsluiting geweerd.
Utrecht 1 maart 1972
NIEUW Artikel 25
De overheid dient de rechten van de arbeid zowel voor werkgever als voor werknemer te beschermen. De verhouding van werkgever en werknemer behoort overeenkomstig de regelen van Gods Woord te zijn. Derhalve moeten staking en uitsluiting worden geweerd.
Middelburg 24 april 1918
Artikel 15
Staatsbemoeiïng mag nimmer het particulier initiatief drukken. De overheid doe haar bemoeiing zoo klein mogelijk zijn en beperke het getal bezoldigde ambtenaren tot het onvermijdelijke, ook opdat de belastingen niet noodeloos worden verzwaard.
Utrecht 26 februari 1958
Artikel 14
Uitsluitend wijziging van het Artikelnummer.
Utrecht 1 maart 1972
Artikel 14
Staatsbemoeiïng mag nimmer het particulier initiatief drukken. De bemoeiing van de overheid dient zo klein mogelijk te zijn. De overheid beperke het getal bezoldigde ambtenaren tot het onvermijdelijke, ook opdat de belastingen niet nodeloos worden verzwaard.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1992
De Banier | 20 Pagina's