Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Staatkundige vernieuwing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staatkundige vernieuwing

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot het kerstreces debatteert de Tweede Kamer in totaal vier keer over het onderwerp staatsrechtelijke vernieuwing. Twee van die debatten zijn inmiddels achter de rug: de eerste ging over de organisatie van de (centrale) overheid, de tweede over decentralisatie. Deze en de nog volgende debatten vloeien voort uit een initiatief van D66-voorman Van Mierlo, dat later door Kamervoorzitter Deetman en de naar hem genoemde commissie met fractievoorzitters werd overgenomen. Enkele grepen uit die debatten.

Ethische vernieuwing

Staatkundige vernieuwing. Bestaat daar behoefte aan? Alvorens op de diverse aspecten van de verschenen rapporten over ons staatkundig bestel in te gaan, stond SGP-woordvoerder Van den Berg stil bij deze voorvraag. Hij wees erop dat het debat over de staatkundige vernieuwing niet los te zien is van de debatten over bestuurlijke en sociale vernieuwing. Maar moet dan ook niet in één adem de ethische vernieuwing worden genoemd? vroeg de SGP-afgevaardigde. Normen en waarden hebben namelijk ook wel degelijk te maken met de organisatie van de overheid. Denk maar het actuele thema van de integriteit van politici en van de politiek als zodanig. Hier ligt naar het oordeel van de SGP-fractie een duidelijke relatie met het vertrouwen van de burger in de politiek.

Het pakket aan vraagpunten en voorstellen overziend, maakte Van den Berg de relativerende opmerking dat we ons niet blind moeten staren op de staatkundige structuur We kunnen wel allerlei regels en wetten en procedures veranderen, maar waar het bij een kwestie als vertrouwen en geloofwaardigheid toch in de allereerste plaats om gaat, zijn de personen. Niet de staatkundige structuur, maar de politieke cultuur moet het doen. Het gaat uiteindelijk om de mensen, ook in het functioneren van politiek en overheid. Tussen twee haakjes: premier Lubbers greep juist deze passage aan om zijn bijdrage aan het debat mee te beginnen. Uitvoerig zette hij uiteen dat ook in zijn visie juist hier het knelpunt ligt.

Kerndepartementen

Uereerst de organisatie van de centrale overheid. Dat daar op gestudeerd is, heeft alles te maken met de bekende klacht over de stroperigheid van de overheid. Een van de voorgestelde oplossingen gaat in de richting van het creëren van zogeheten „kerndepartementen", dat zijn kleine bestuurseenheden die zich concentreren op kerntaken, vooral de beleidsvorming. De SGP-woordvoerder liet weten hier wel wat voor te voelen. Hij pleitte in dit verband voor een goed doordacht stappenplan.

Dat ziet er als volgt uit. Eerst moet bij een bepaalde taak de vraag gesteld worden of er wel sprake is van een overheidstaak als zodanig. Zo nee, dan volgt privatisering of afstoting. Zo ja, dan is de volgende vraag: op welk niveau moet deze taak worden uitgeoefend? Rijk, provincie of gemeente? Als de keuze valt op het Rijk, komt vervolgens de vraag aan de orde welke organisatie bij de uit te voeren taak past. Wat zijn de mogelijkheden voor verzelfstandiging? Wat uiteindelijk resteert, zijn kerndepartementen.

Ministeriële verantwoordelijkheid

De laatste jaren is er rondom het functioneren van bepaalde bewindslieden nogal wat te doen geweest over de ministeriële verantwoordelijkheid. Hoe ver strekt die zich uit? Diverse smoezelige affaires tastten de geloofwaardigheid van Den Haag danig aan. De debatten die gevoerd werden rondom het aftreden van bijvoorbeeld minister Braks, leidden ertoe dat het begrip ministeriële verantwoordelijkheid werd vervuild met het begrip verwijtbaarheid. Bewindslieden zouden alleen aangesproken mogen worden op (laakbaar) gedrag van hun ambtenaren, indien dit aan de betrokkene te verwijten zou zijn.

De SGP heeft zich van meetaf aan tegen deze begripsvervuiling gekant. Het leerstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid is een van de hoekstenen van ons staatsrechtelijk bestel. Dat moet zo blijven, al was het slechts omdat het heel gevaarlijk zou zijn de zweepslag die nodig is om de ambtelijke diensten in het gareel te houden, te verliezen. Van den Berg was daarom ronduit lovend over de uiteenzettingen van de door de Kamer aangestelde commissie-Scheltema, die nog eens onomwonden de staatsrechtelijke spel- en stelregels op een rij zette. Goed om achter de hand te houden bij volgende gelegenheden.

Positie minister-president

Met de regelmaat van de klok duikt de vraag op of de positie van de minister-president geen opwaardering behoeft. Het was de comissie-De Koning die zich over dit onderwerp uitliet, en daartoe ook een aantal voorstellen deed, een opwaardering in procedurele zin alsook inhoudelijk. Zo ziet „De Koning" wel iets in een agenderingsbevoegdheid bedoeld om impasses tussen bewindslieden te doorbreken, of het belasten van de minister-president met het bewaken van de eenheid van de regering en het door haar te voeren beleid. Eveneens wordt een pleidooi gevoerd voor een zodanige Grondwetswijziging, dat de premier bevoegd wordt ministers en staatssecretarissen voor te dragen voor benoeming en ontslag.

De geachte afgevaardigde uit Nunspeet, Van den Berg, was voor het merendeel van deze en andere voorstellen die tenderen in de richting van een opgekrikte minister-president, niet 'in'. Zo'n figuur past volstrekt niet in ons staatkundig-politieke bestel waar we, mede als gevolg van het hier te lande wortel geschoten hebbende stelsel van evenredige vertegenwoordiging, aangewezen zijn op samenwerking. Aan een baas boven baas bestaat geen behoefte, laat staan zo iemand staatsrechtelijk nog een duwtje in de rug te geven.

Daar komt nog dit bij. Als de minister-president meer bevoegdheden krijgt terzake van de benoeming en het ontslag van andere bewindslieden, wordt afbreuk gedaan aan de notie dat ministers dienaren van de Kroon zijn. Als deze voorstellen in de praktijk verwezenlijkt zouden worden, zou de minister-president niet alleen zijn collega's naar de kroon steken, maar ook de Kroon zelf Van den Berg zei het ten zeerste te betreuren als ook de Kroon van een aantal prerogatieven zou worden beroofd. Met andere woorden: voor de SGP-fractie hoeft de ster van de minister-president niet zo nodig te stijgen, zeker niet als daardoor de glans van ons koningschap zou verbleken. Want, zo bracht Van den Berg in het midden: de Koningin is de zon in ons staatkundig huis, en dat moet vooral zo blijven.

Decentralisatie

Het vraagstuk van de decentralisatie werd uitgediept door een commissie onder leiding van het liberale kamerlid Franssen. Ook Van den Berg zat in die commissie. Vandaar dat hij niet namens de SGP mee kon debatteren toen de Kamer hierover haar zegje deed. Die taak nam Van der Vlies op zich. Hij begon zijn commentaar met een algemene opmerking over het nut, meer nog, de noodzaak van decentralisatie. Voor de SGP is dat een fundamenteel principe voor de inrichting van het bestuur Een ruime beleidsvrijheid geeft de overheid, vooral op het niveau van de gemeenten, ook de ruimte om recht te doen aan de aard en identiteit van de bevolking.

We doen er overigens goed aan decentralisatie niet alleen te zien als een kwestie van organisatorische vormgeving. Het gaat evenzeer om de juiste houding en de maatschappelijke en politieke wil. En bij decentralisatie moet ook niet alleen gedacht worden aan de overdracht van taken als zodanig, óók op vergroting van de beleids-vrijheid bij bestaande taken. Op de verschillende niveaus is men op elkaar aangewezen. Daarom is de wijze van omgang met elkaar van zo'n wezenlijk belang.

Uitvoerig ging Van der Vlies in op de relatie tussen decentralisatie en de vorming van regionale besturen. De SGP heeft al meermalen verwoord dat het gevaar groot is dat de vorming van regiobesturen en provincies-nieuwe-stijl, leidt tot een centraliserende tendens. Kleinere bestuurlijk eenheden kunnen bovendien een belemmering vormen voor de mogelijkheid van decentralisatie. Verder besteedde Van der Vlies aandacht aan de verhouding tussen territoriale en functionele decentralisatie, 'doordecentralisatie' van de provincies naar de gemeenten, het vorm geven aan inspectie en toezicht en de rol van de sociale vernieuwing in dit geheel.

Van groot belang is bij dit alles de politieke regie van het decentralisatiegebeuren. Zeker als dat proces ingrijpender en omvattender is, moeten Kamer en kabinet erop letten dat de samenhang niet verloren gaat. Voorkomen moet worden dat het proces verzandt en stukloopt op allerlei sectorale belangen. De ervaring leert dat naarmate de decentralisatie verder in de uitvoeringsfase terechtkomt, het sectorale verzet toeneemt.

Het is de taak van Kamer en kabinet erop toe te zien dat dat verzet wordt doorbroken. Nu al functioneert er in het kabinet een soort politieke regiegroep. Ook de Kamer zal de nodige flexibiliteit en creativiteit moeten kunnen opbrengen om de eigen verkokering te doorbreken. Wat de decentralisatie betreft zijn we er dan ook nog lang niet, alle mooie woorden en goede rapporten ten spijt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 1993

De Banier | 20 Pagina's

Staatkundige vernieuwing

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 november 1993

De Banier | 20 Pagina's