Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De algemene wet gelijke behandeling en de ambtseed

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De algemene wet gelijke behandeling en de ambtseed

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 'De Banier' van 4 november 1993 is over de problematiek van de ambtseed geschreven. Nadien is van enkele kanten de vraag gesteld vfelke consequenties de onverhoopte aanvaarding van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) in dit opzicht zou hebben. In dit artikel gaan mr. dr.J.T. van den Berg en drs. J.Mulder nader op die problematiek in.

De AWGB

In 1981 verscheen het Vooront­Ïwerp van deze wet. De verschijning van dit "V'ooronrwerp riep in christelijk Nederland terecht een golf van verontwaardiging en protest op. De regering nam de kritiek vanuit de samenleving in die zin serieus dat ze zich nader heeft beraden, m.n. op het punt van de grondrechten.

In 1983 kreeg Nederland een nieuwe Grondwet. In artikel 1 werd de nondiscriminaticbepaling opgenomen. Het anti-discriminatiebeginsel kreeg hiermee zijn grondwettelijke verankering. Toegevoegd werd aan art. 1 van de (irondwet dat discrimineren 'op welke grond dan ook' niet is toegestaan.

Het kabinet Lubbers III trok een door kabinet Lubbers II (CDA-WD) ingediend wetsvoorstel terzake in en diende in 1991 een nieuw wetsontwerp AWGB bij de Tweede Kamer in. De volledige naam daarvan luidt: 'Algemene regels ter bescherming tegen discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat (Algemene wet gelijke behandeling).' Dat ontwerp is door de Tweede Kamer op 16 februari 1993 met een overweldigende meerderheid aangenomen. Thans ligt de AWGB bij de Eerste Kamer en naar verwachting zal de Eerste Kamer de AWGB in januari as. behandelen.

De AWGB verbiedt het maken van ieder onderscheid 'op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat'. De AWGB voorziet in een aantal uitzonderingsbepalingen, (retracht is aan andere grondrechten tegemoet te komen (onderwijsvrijheid, godsdienstvrijheid). Daarop wordt in dit artikel niet verder ingegaan en wordt verwezen naar eerdere publikaties in De Banier.

Aanslag

e AWGB roept, zoals bekend, ernstige principiële bezwaren op en wordt beschouwd als een aanslag op de geestelijke vrijheden. Helaas worden deze bezwaren slechts door een kleine minderheid gedeeld. De regering heeft op vragen van de SGP-fractie in de Eerste Kamer betreffende de bezwaren tegen de AWGB geantwoord: 'Het wetsvoorstel wordt echter tot onze spijt en naar onze mening geheel ten onrechte gezien als een aanslag op geestelijke vrijheden. Het wetsvoor­ stel beschermt juist geestelijke vrijheden (...) Ook doet het wetsvoorstel niets af van de vrijheid een bepaalde levensovertuiging te koesteren en deze in de privé-sfeer en in eigen kring, binnen het verband van een (kerk)genootschap of een vereniging uit te dragen en overeenkomstig te handelen. Slechts het handelen in het maatschappelijk verkeer wordt door het wetsvoorstel genormeerd, ter bescherming van rechten en vrijheden van anderen' (MvA, 8 juli 1993, p. 15).

De regering is dus van oordeel dat het wetsvoorstel niet zo ingrijpend is, als door sommigen wordt gedacht. Volgens de regering is het toegestaan dat iemand zijn geloofsovertuiging uitdraagt en overeenkomstig handelt, behalve in het maatschappelijk verkeer. In feite staat er echter: men mag alleen zijn levensovertuiging uitdragen en overeenkomstig handelen in de privé-sfeer. Woorden als 'privé-sfeer', 'eigen kring' en 'binnen het verband van een kerk( )genootschap' zijn t\'perend. Het uitdragen van de geloofsovertuiging wordt dus ernstig beperkt. Het woordje 'slechts' m het ant^'oord van de regering is dan ook misleidend.

Het is overigens vanzelfsprekend dat alle ongerechtvaardigde en stuitende vormen van onderscheid verboden worden, maar daarmee zijn de problemen niet opgelost. Hoe ingrijpend het wetsvoorstel is blijkt uit de uitlatingen van minister Dales tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer, als ook uit haar opmerkingen op de predikantenconferentie. Ze gaf met zoveel woorden aan dat iemand die met een beroep op de Bijbel iets als zonde typeert, zichzelf buiten de rechtsorde plaatst. Deze opmerking heeft begrijpelijk de verontrusting nog verder doen toenemen.

De AWGB heeft overigens van het begin af nadrukkelijk de bedoeling ge dragingen te laten veranderen. Daarom is er ook een Commissie gelijke behandeling aan de AWGB aangehaakt. De AWGB lijkt een emancipatorische functie te moeten gaan vervoiUen ten aanzien van enige maatschappelijke groeperingen.

De conclusie is gerechtvaardigd dat de AWGB bij uitstek een produkt is van de tijd waarin we leven. Onze samenleving lijkt volledig te breken met de wortels van de christelijke beschaving. In principe lijkt daarmee de grondslag te worden gelegd voor het steeds meer terugdringen van christenen, die zich willen conformeren aan het Woord van die God Die zich in Jezus Christus geopenbaard heeft, naar de rand van de samenleving.

3. SGPvertegenwoordigers

Leden van vertegenwoordigende organen staan midden in de problematiek van de uitvoering van een wetgeving die op onderdelen kan strijden met de Bijbel. De problematiek is tweeledig. In de eerste plaats betreft het de relatie tussen de AWGB en de ambtseed. In de tweede plaats gaat het over de positie van het raads-of statenlid respectievelijk binnen of buiten de vergaderingen van de gemeenteraad of de Provinciale Staten.

3.1 AWGB en ambtseed

Op gezette tijden komt de vraag op of SGP-ers de gevraagde eden nog wel kunnen afleggen omdat er steeds meer is in de wetgeving dat niet is naar Gods Woord. In de praktijk worden SGP-vertegenwoordigers dan ook geplaatst mdden in het spanningsveld dat bestaat tussen Gods Wet en de landelijke wetten.

Tot die wetgeving behoort in de nabije toekomst wellicht dus ook deAGWB. Opgemerkt moet worden dat er ten principale geen sprake is van een nieuwe situatie. Er zijn meerdere wetten waarmee al zoveel moeite is. Toch is er wel sprake van een aanscherping van de problematiek en komt één en ander nog pregnanter op de SGP-vertegenwoordigers af. Dat geldt met met name nu de Grondwet rechtstreeks in het geding is. De AWGB beoogt immers een uitwerking van artikel I van de Grondwet te zijn.

Op de vraag of SGP-ers de ambtseed nog kunnen afleggen als de AWGB kracht van wet heeft, kan dan ook in beginsel hetzelfde antwoord worden gegeven als in 'De Banier' van 4 november 1993 staat, waar meer in het algemeen over de problematiek van de ambtseed is geschreven: 'De gekozene heeft gezworen voor Gods aangezicht dat hij oprecht voornemens is de wetten na te komen en binnen de rechtsorde te handelen. Wanneer van hem iets gevraagd wordt wat tegen Gods Woord in gaat, mag hij dat kenbaar maken. Met het zweren spreekt hij impliciet uit dat hij ruimte vraagt voor zijn geweten, dat Bijbels genormeerd is. Hij is ervan overtuigd dat de belangen van de gemeente het best gediend zijn wanneer geregeerd wordt naar de normen van Gods Woord.'

Het is zeker niet uitgesloten SGP-vertegenwoordigers, die zich verzetten tegen de inhoud en/of strekking van de AWGB, het verwijt krijgen in strijd met de ambtseed te handelen.Dat verwijt is echter niet terecht. In de eerste plaats betekent het afleggen van de ambtseed niet dat men het met alles eens hoeft te zijn. Voorts geeft de Grondwet een zekere ruimte van interpretatie. Ook al is iemand tegen de AWGB, dan wil dat niet zeg gen dat hij in strijd met de Grondwet handelt, want de AWGB vertolkt een bepaalde uitleg van het begrip discriminatie. Bovendien bevat de Grondwet verschillende andere grondrechten (zoals de godsdienst\Tijheid en de vrijheid van meningsuiting), waarop men zich legitiem mag beroepen. In het uiterste geval resteert ook nog het beroep op het geweten. Naar onze overtuiging geeft de Grondwet niet aan dat het anti-discriminatiebeginsel tot super-grondrecht behoort te worden verheven. De AWCrB maakt in feite wel die keuze, maar het is niet staande te houden dat dit de enig juiste keuze is. Iemand die bezwaar maakt tegen de inhoud en/of strekking van de AWGB kan dus niet verweten worden in strijd met de ambtseed te handelen.

3.2 Politieke onschendbaarheid

In het maatschappelijk verkeer is het gebruikelijk iemand aansprakelijk te stellen voor zijn uitlatingen. Voor politici is daarop in voorkomende gevallen een uitzondering gemaakt ten behoeve van het algemeen belang.

Personen in vertegenwoordigende organen dienen zich tijdens de vergaderingen van de desbetreffende organen vrij te kunnen uitspreken. Het betreft hier de zgn. politieke onschendbaarheid van raads-, staten- of kamerleden. Die onschendbaarheid geldt ook tijdens raadscommissievergaderingen; voor andere commissies geldt het niet zonder meer.

Het is overigens onjuist te veronderstellen dat de genoemde onschendbaarheid een vrijbrief inhoudt voor onbetamelijk gedrag. In het reglement van orde staan regels die de voorzitter van de raad kan hanteren, wanneer een lid van de raad zich onbehoorlijk gedraagt. Voor de raads of statenleden zal de AWGB in princi- pe geen verandering in hun positie tijdens vergaderingen van vertegen- woordigende lichamen brengen. Meer dan in het verleden het geval was, zullen leden van vertegenwoor- digende organen overigens ook die- nen te beseffen dat ze voor uitspra- ken buiten de vergaderingen van de raad of staten ter verantwoording kunnen geroepen worden.

4. Slot

Het is niet teveel gezegd dat het leven en handelen naar de normen van Gods Woord op de terreinen die door de AWGB worden bestreken, sterk worden beperkt. De vrijheid om God naar Zijn Woord te dienen is hier duidelijk in het geding. De AWGB laat alleen nog ruimte via een paar vaag omschreven uitzonderingen en voor het overige moet het oordeel van de rechter worden afgewacht. Voor hem is er een ruime interpretatievrijheid, die -gelet op de ontwikkeling bij euthanasiestrafzaken - weinig hoop geeft voor een bijbels verantwoorde koers. Hoe maken we echter onze samenle- ving duidelijk dat we vanuit een op- rechte levensovertuiging Bijbelse be- ginselen willen \'orm geven? Door met mensen te blijven communice- ren en te blijven zeggen: Alzo spreekt de Heere!' Daarbij is tegelijkertijd voorzichtigheid geboden, want ons kennen is ten dele. Wanneer echter naar eer en geweten standpunten dienen te worden ingenomen, is men geroepen dat te doen.

De vraag is ten diepste wat onze houding moet zijn in een anti-christelijke samenleving. God vraagt van ons Zijn Naam te belijden, ook in het openbare leven. Het is onze plicht ons te verzetten tegen ontwikkelingen in het maatschappelijk bestel, die van de Bijbel afwijken. Dan kan belijden met lijden gepaard gaan. Ook in een samenleving die steeds meer doordrenkt is van een anti-christelijk denken, blijft onverkort de roeping om Zijn getuige te zijn van kracht, wat daar ook aan verbonden moge zijn. God vraagt van ons, op de plaats waar we gesteld zijn, leesbare brieven van Christus te zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1993

De Banier | 20 Pagina's

De algemene wet gelijke behandeling en de ambtseed

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1993

De Banier | 20 Pagina's