Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Subsidiëring Politieke Partijen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Subsidiëring Politieke Partijen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TEKST & UITLEG

Bij de behandeling door de Tweede Kamer van de begroting voor 1995 van Binnenlandse Zaken (BiZa) deed minister Dijkstal de toezegging dat hij een principiële discussie over de subsidiëring van politieke partijen zou aanzwengelen. Medio oktober dit jaar verscheen dan ook een daartoe s- trekkende notitie. De besturen van politieke partijen werd gevraagd daarop te reageren. Van deze gelegenheid heeft ook uw Hoofdbestuur gebruik gemaakt.

Minder inkomsten

Sinds 1972 is er sprake van indirecte subsidiëring van politieke partijen in ons land, voor zover deze in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn. Indirect in die zin, dat er jaarlijks een subsidie beschikbaar is voor voorlichtings- en vormingstaken, voor de wetenschappelijke bureaus en voor het jongerenwerk. De eerste twee vallen onder de subsidieregeling van BiZa, de laatste is ondergebracht bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Als gevolg daarvan had de bovengenoemde notitie uitsluitend betrekking op ons voorlichtingscentrum en studiecentrum.

Het antwoord op de vraag waarom het subsidie tijdens de begrotingsbe­ handeling ter sprake kwam, is voor de hand liggend. De 'slagersvraag' was of het niet wat méér mocht zijn. In de achterliggende jaren zijn veel politieke partijen geconfronteerd met dalende ledenaantallen. Met als gevolg: minder contributies en minder giften. Anderzijds stegen de kosten. Niet in de laatste plaats vanwege de steeds hogere eisen die aan het functioneren van politieke partijen gesteld worden.

De minister erkent de noodzaak van goed functionerende politieke partijen. Ook herkent hij de problematiek van de dalende inkomsten bij een stijging van de kosten. Toch resulteert dat niet zonder meer in een bereidwilligheid de subsidies te verhogen. Geconstateerd wordt namelijk, dat partijen zich met succes aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Wèl wordt het idee gelanceerd om de partijen meer direct te subsidiëren. Niet meer via de bovengenoemde geledingen, maar middels één bedrag aan de partij zelf Een, aan voorwaarden gebonden, zogenaamde 'brede doeluitkering'.

Uitgangspunten

et inhoudelijke van onze reactie laten we nu maar buiten beschouwing. Als er ooit daadwerkelijk verandering komt in de wijze van subsidiëren, wat lang niet zeker is, dan kan dat altijd nog. Voor onszelfwas dit wel weer een gelegenheid om nog eens heel nadrukkelijk stil te staan bij de wenselijkheid van overheidsbijdragen aan politieke partijen op zich.

Die vraag is vanzelfsprekend ook aan de orde geweest toen er voor het eerst sprake was van subsidiëring. De SGP heeft immers altijd het standpunt gehuldigd dat politieke partijen en instituten tot het particulier initiatief behoren.

Op grond van principiële overwegingen heeft onze fractie destijds tegengestemd toen het ging over de subsidiëring van politiek-wetenschappelijke instituten en scholingsen vormingsactiviteiten. Nadat de regeling tot stand gekomen was, heeft onze partij er wel gebruik van gemaakt.

Onze bezwaren zijn, ook in het licht van onze principes, begrijpelijk. Als de overheid haar taak uitoefent overeenkomstig artikel 36 NGB, dan is het daarmee moeilijk in overeenstemming te brengen dat ze partijen financieel ondersteunt die meewerken aan totstandkoming van wetgeving ten aanzien van verruiming van de abortus- en euthanasiepraktijken, het openstellen van winkels op zondag;

Vervolg op pagina 4 kortom, aan het in hoog tempo afbreken van bijbelse normen en waarden. Dat besef mag best wel eens wat nieuw leven ingeblazen. Ook het 'uit gewoonte' jaarlijks aanvaarden van subsidiegelden werkt vervlakkend. Als we altijd onnadenkend accepteren, gaan we de noodzakelijke afweging missen.

Het aanvaarden van overheidssubsidie is ook binnen de partij de eerste keer niet zonder slag of stoot gegaan. Op de Algemene Vergadering van 1973 is daarover stevig van gedachten gewisseld. Het Hoofdbestuur stelde voor om van de nieuwe regeling gebruik te maken. Weliswaar had de fractie tegengestemd, maar nu de regeling er toch was, vergeleek de voorzitter het met het gebruik maken van de overheidsbijdragen aan het christelijk onderwijs en de bejaardenzorg. De tegenstanders waren bang dat de overheid op den duur voorwaarden zou gaan verbinden aan het subsidie; dat we daardoor afhankelijk zouden worden en dat het aanvaarden verplichtingen zou scheppen. Er werd zelfs vanuit de partij voorgesteld om de ledenbijdrage zodanig te verhogen dat de partij zichzelf kon bedruipen.

Voorwaarden?

e worden er nu opnieuw met de neus boven op geduwd. En dan kan het geen kwaad tegelijk nog eens even te kijken naar de bezwaren van toen. Waren ze geheel zonder grond? Zijn er in de bijna 25 jaren dat de regeling van kracht is, wel eens problemen van dien aard gesignaleerd?

Die vraag kan ontkennend beantwoord worden; laat dat duidelijk zijn. Zover mij bekend is er nooit enig commentaar geweest op het inhoudelijke van onze subsidiebesteding.

Dat is een geruststellende constatering, ook met het oog op de toekomst. Toch is er reden om het optimisme enigszins te temperen. Meerdere argumenten zijn daarvoor aan te dragen. Twee voorbeelden wil ik heel concreet even voor het voetlicht halen.

Het eerste komt uit een recent verschenen advies van de Emancipatieraad. Deze Emancipatieraad heeft tot taak de regering te adviseren over het emancipatiebeleid in het algemeen en de samenhang van voorzieningen en maatregelen in het bijzonder. Ministers zijn verplicht tijdig het advies van deze Raad te vragen over alle belangrijke voornemens, specifiek gericht op de emancipatie van vrouwen. In augustus 1995 vroeg de minister van Economische Zaken om advies over de nota "De economische kracht van vrouwen " en eind oktober werd dat advies uitgebracht.

Sceptisch

Eerlijk is eerlijk, als wij het woord emancipatie horen, zijn we eigenlijk bij voorbaat zeer sceptisch. Dat is misschien niet goed, want op onderdelen zijn er misschien ook wel zaken geëmancipeerd waar wij geen moeite mee hadden, al schiet me zo één, twee, drie geen voorbeeld te binnen. Maar als je ook nu weer kennis neemt van zo'n advies, dan is dat niet bepaald om anti-sceptisch van te worden. "Een speerpunt waaraan de Raad groot belang hecht, is de vergroting van het aantal vrouwen in politieke en maatschappelijke besluitvorming'. "Gelet op het zeer lage aandeel vrouwen in besturen van maatschappelijke organisaties in de sector bedrijfsleven", adviseert de Raad om verbetering daarvan concreet en actief te bevorderen. Daarbij "zou een streeftermijn en een streefpercentage als doel geformuleerd moeten worden". En als aanbeveling geeft de Raad dan het advies: "Aangekondigd zou moeten worden dat het niet behalen van dit percentage voor gefinancierde of gesubsidieerde organisaties zal leiden tot een korting op de geldstroom".

Dat is duidelijke taal! Toegegeven, hier heeft men niet de politieke partijen op het oog. Maar wat duidelijk kan en ook moet zijn, is de geest die hier achter schuilt. Daar waar, alle emancipatiebevorderende maatregelen ten spijt, langs natuurlijke weg de 'rollen' niet gelijkelijk zijn verdeeld of omgekeerd, zal als pressiemiddel de financiering worden ingezet.

Niet alle adviezen worden omgezet in beleid. Dat is waar. Maar het wordt toch maar gezegd en geschreven. En niemand kan garanderen dat het nooit tot beleid verheven wordt.

Het tweede voorbeeld komt uit de notitie van minister Dijkstal zelf In het hoofdstuk 'Conclusies' staat dat samen met de minister van Justitie zal worden onderzocht in hoeverre het mogelijk is om politieke partijen die door de strafrechter worden vervolgd wegens rassendiscriminatie, bij wijze van bijkomende straf hun aanspraken op overheidsfaciliteiten (zoals subsidies) te ontnemen.

"Helemaal mee eens", hoor ik u zeggen. Begrijpelijk en aanvaardbaar. Maar ook de SGP staat van tijd tot tijd voor de rechter. En een vrijspraak in het verleden biedt geen zekerheid voor de toekomst. Als u het woord 'rassendiscriminatie' vervangt door 'vrouwendiscriminatie' mag u het overige zelf invullen. En het is misschien niet eens zo ver meer weg dat onder de subsidievoorwaarden de eis wordt opgenomen dat "het niet behalen van dit percentage (vrouwen) voor de gesubsidieerde organisaties zal leiden tot een korting op de geldstroom". Oftewel voor de SGP tot stopzetting daarvan. De SGP zal daardoor niet verdwijnen. Want waar het beginsel mag leven, wordt -als het er is- ook gegeven.

DN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1995

De Banier | 20 Pagina's

Subsidiëring Politieke Partijen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1995

De Banier | 20 Pagina's