Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

L.W.C. Keuchenius (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

L.W.C. Keuchenius (6)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Commotie om motie in eigen kamp

De motie-Keuchenius had echter niet alleen in het parlement het nodige stof doen opwaaien; zij had ook onder de 'anti-revolutionairen' voor nogal wat consternatie gezorgd. D. Koorders sprak van een "rebellie in eigen kamp". In juni 1866 waren er nog geen tekenen van zo'n verdeeldheid geweest. Groen meende bijvoorbeeld toen nog dat de verkiezing van Keuchenius en C.Th. baron van Lynden van Sandenburg voor het district Arnhem een grote aanwinst was voor de anti-revolutionairen. In de commotie over de motie .stonden beide genoemde heren echter lijnrecht tegenover elkaar. Van Lynden was mordicus tegen de motie omdat het zijns inziens Keuchenius' bedoeling was de koning te dwingen de benoeming van Mijer tot gouverneur-generaal in te trekken en een andere benoeming te doen. De Kamer, zo was Van Lynden van oordeel, had inbreuk gepleegd op een recht van de Kroon. Ook Mackay, vice-president van de Raad van State, had zich aanvankelijk afgevraagd of de motie niet het prerogatief van de Kroon aantastte. Een aantal dagen later erkende hij dat Keuchenius het grondwettig recht had de motie in te dienen, alleen: "Keuchenius sloeg wat door" en had niet tot zijn indiening moeten komen. Voor de toen nog jonge Kuyper was Keuchenius "een politieke misdadiger".

Groen ondersteunde Keuchenius publiekelijk. Toen een anti-revolutionair Groen vroeg of Keuchenius nog wel het vertrouwen verdiende, antwoordde Groen: "M.i. verdient Keuchenius allezins onze ondersteuning". De Tweede Kamer had -volgens Groen- het recht om te oordelen. Daarbij zag Groen wel de consequenties goed in die uit zijn verdediging van Keuchenius konden voort- vloeien, want hij vervolgde: "De meeste conservatieve heeren zijn woedend tegen Keuchenius en zul- len, omdat ik het spel niet meê speel, woedend ook tegen mij zijn". Toen er even sprake van was, dat Keuche- nius zich wilde terugtrekken voor een kandidatuur in het district Arnhem (de Kamer was immers ontbonden en er waren nieuwe verkiezingen uitge- schreven), hield Groen hem voor dat niet te doen: '"Wi j hebben u veel te veel noodig".

Toch betekende dit alles niet, dat Groen kritiekloos Keuchenius in be- scherming nam; hij had ook wel een kritische kanttekening. De motie was zijn inziens "onvoorzigtig". "De mo- tie zelve is m.i. het zwakke punt. Op de hoofdzaak, de vermeende inbreuk op het prerogatief der Kroon zijn wij triumférend". Groen zelf zou de mo- tie wellicht vóór de stemming heb- ben ingetrokken. Want: "Voor de mo- tie koos ik geen partij, maar voor het beginsel dat in de motie gelegd en aangerand is".

Maar ook ondanks Keuchenius' "parlementaire onvoorzigtigheid" was Groen in geen geval van plan daarom "onze uitnemendsten geestverwant prijs te geven aan der conservatieven verbolgenheid" en bleef Keuchenius dus voor Groen "bij uit­ nemendheid de kandidaat der christelijk-historische rigting". Deze houding zou Groen blijven aannemen en droeg er zelfs toe bij dat Groen zich politiek meer ging distantiëren van de con, servatieven.

Tot wat voor verdeeldheid de motie leidde in eigen kring, laat het volgende uitstapje zien.

De Heraut

Vfeel van de felle politieke discussies die losbrandden na de Kamerontbinding vonden plaats in de kranten. De liberalen bedienden zich voor hun campagne van de liberale kranten als de Nieuwe Rotterdamsche Courant, het Algemeen Handelsblad of de Arnhemsche Courant.

De consei-vatieven hadden daarvoor 'hun' Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage en de rooms-katholieken tenslotte De Tijd. Noord- Hollandsche Courant. In dit rijtje hebt u natuurlijk de antirevolutionairen gemist. Zij hadden (nog) geen krant. Het zou Abraham Kuyper pas in 1872 lukken met een eigen krant uit te komen: De Standaard. Tot zolang moesten de antirevolutionairen zich behelpen met De Heraut. Eene Nederlandsche stem voor Israels Koning, het Hoofd der Gemeente.

Zoals uit de volledige naam al blijkt, leende dit blad zich eigenlijk niet voor politieke discussies, maar er was gewoonweg geen ander medium waarvan de anti-revolutionairen gebruik konden maken. Onder de anti-revolutionairen werd het gebrek aan een krant gaandeweg steeds meer als een handicap ervaren: "En toch is het waar, dat zonder publiek orgaan geene rigting in de politiek op den duur iets vermag". Maar omdat er zoiets niet was, ging het politiek kabaal van 1866 niet aan De Heraut voorbij. Met alle gevolgen van dien...

De redacteur van De Heraut namelijk, ds C.F. Schwartz, die toch al niet zoveel affiniteit had met het politiek gebeuren, bleek ook nog eens in Londen te verblijven van waar hij de redactie bleef voeren over het blad. Hij werd onder sommige anti-revolutionairen dan ook wel aangeduid als de "redacteur uit den vreemde en in den vreemde" (I. Capadose). Alhoewel hij toch meer op het conservatieve spoor zat, wist hij aanvankelijk niet wat hij met de motie-Keuchenius aan moest. Hij vroeg daarom zijn vrienden erover te publiceren in De Heraut. Dat was het begin van een hoop narigheid. Niet lang daarna had Schwartz zich al een mening gevormd: de motie was niet te rechtvaardigen; het recht van de koning had niet aangetast mogen worden.

Groen stond echter lijnrecht tegenover deze opvatting. Groen meende dat Keuchenius, hoewel hij alleen stond met de liberalen, toch op christelijk-historische grondslag stond. De liberalen schaarden zich ditmaal om de anti-revolutionaire vlag. De stelling van het kabinet dat de Kamer niet mocht oordelen, wees Groen af: "Dit is het praerogatief van de Kroon maken tot een wapen van autocratische willekeuren niet van vorstelijkgezzg." Het recht van de koning -op zichzelf onaantastbaar- kwam tot uitdrukking in een regeringsdaad, waarop de Tweede Kamer toezicht en kritiek mocht uitoefenen. Het omgekeerde te beweren was een "kolossaal misverstand".

Schwartz herhaalde regelmatig in De Heraut dat hij deze zienswijze van Groen niet deelde. Desondanks liet hij toch delen van diens Parlementaire Studiën en Schetsen in De Heraut opnemen (hoewel dat weer niet tot tevredenheid van Groen gebeurde).

Al spoedig bleek het meningsverschil tussen Groen en Schwartz zich als een olievlek uit te breiden en ontstonden er twee kampen. In het kamp van Schwartz had Keuchenius het hard te verduren: hij was de "banierdrager van eene revolutionnaire factie". Groen sprong direct op dergelijke beschuldigingen in. Gezien deze verwikkelingen was het dus op geen enkele manier mogelijk dat De Heraut een eensluidend stemadvies gaf. Schwartz hield staande dat de kiezers niet konden stemmen op de voorstemmers van de motie (dus ook niet op Keuchenius); de anti-revolutionair I. Esser daarentegen riep herhaalde malen de kiezers op om op Groen en Keuchenius te stemmen. De kiezers moesten niet steunen "op den rietstaf der conservatieven".

De verstandhouding tussen Groen en Schwartz bereikte spoedig een dieptepunt. Dat oordeel zou Groen Schwartz ook onverbloemd duidelijk maken: "Uwe houding in de Heraut over de motie-Keuchenius heeft veel toegebragt tot de breuk in onze rigting. Sedert zoo vele jaren levende in de sfeer der politiek, had ik eenig regt om mij stellig uit te laten, en, zonder mijn gevoelen op te dringen, een voorafgaand en bedaard onderzoek van de leeken op dat terrein te verzoeken". Een dergelijk onderzoek zou -naar het oordeel van Groen- de mensen hebben doen inzien dat er positie gekozen moest worden tegen "de dwalende ministers". "Doch voor velen onzer vrienden, door het conservatief stembus-tintamarre medegesleept, scheen het onderzoek gesloten, reeds eer het begon. Zoo ook voor u in deHerauf.

Teleurgesteld

De motie-Keuchenius zou nog een lange nasleep hebben. Dat bleek nog wel in 1869 toen Groen zijn pen moest opnemen voor Keuchenius om hem te verde­ digen tegenover de conservatieven. Keuchenius zelf was niet in de gelegenheid dat te doen. Hij was inmiddels -teleurgesteld- teruggegaan naar Nederlands-Indië. Teleurgesteld vooral was hij over de houding van zijn geestverwanten.

In 1866 had hij zich al verontwaardigd uitgelaten over de goede verstandhouding die de anti-revolutionairen hadden met de conservatieven: "Waar de conservatieven niets anders zijn dan eene inconsequente, dikwijls zeer beginsellooze fractie van de liberale partij, komt voor de antirevolutionair geene onvoorwaardelijke aansluiting aan hunne zijde te pas". En ook in een Brief aan een Kiezer (januari 1868) gewaagde Keuchenius van "het stille tegenwerken van mijne geestverwanten, zonder dat zij zich verwaardigen mij openlijk te weerspreken en mij van dwaling te overtuigen". Hoezeer dat Keuchenius geraakt had, valt ook op te maken uit een afscheidsbrief aan Groen van juni 1868: Het waren juist zijn geloofsverwanten die de oorzaak waren van zijn ongeluk en het was ook hun houding tegenover hem die hem hadden doen besluiten naar Nederlands-Indië terug te keren. Hij voelde zich miskend juist door hen van wie hij erkenning had verwacht. Hij heeft zich ingezet voor de beginselen van de christelijk-historische partij. En dat niet sinds kort, maar reeds jaren: hij was "niet sedert gisteren een belijder, maar sedert vele jaren een strijder voor het Christendom geweest".

Keuchenius eindigde echter niet met alleen een klaagzang: "Ik beklaag mij daarover niet; de waardering van haar beginselen [nl. van de christelijk-historische partij] is er ook niet door verzwakt, en waar de heerlijkheid van Gods Woord zich krachtiger in het lijden aan mij geopenbaard heeft, dank ik Hem dat ook dit middel door Hem is aangegrepen om mij en de mijnen te nauwer aan Hem te verbinden."

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1996

De Banier | 20 Pagina's

L.W.C. Keuchenius (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 1996

De Banier | 20 Pagina's