Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

L.W.C. Keuchenius (11)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

L.W.C. Keuchenius (11)

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tweede en laatste begroting

Het is tic vraag of Keiiclienius politiek gezien had kunnen overleven wanneer hij zijn koers zou hebben verlegd. Waarschijnlijk is dat niet. Er bestond bij de oppositie een bepaald beeld van hem Vï'aarin weinig verandering kon worden gebracht.

Uit de uitslag in de Tweede Kamer over Keuchenius' tweede begroting bleek al dat de politieke .steun die hij kreeg steeds magerder werd. De i^egroting werd in die Kamer -waar de confessionelen een meerderheid hadden- met 53 tegen 33 .stemmen aangenomen. Er waren nu echter meer tegenstemmers dan bij de behandeling van de begroting het jaar daarvoor. Een veelzeggend signaal.

Spoedig daarna vond de behandeling van de begroting plaats in de Eerste Kamer. In de Senaat hadden -in tegenstelling tot de Tweede Kamer- de liberalen de meerderheid. De toon van het debat was fel. De kritiek spitste zich vooral toe op de volgende punten: Keuchenius' 'onvruchtbaarheid' als hervormer van de Indische toestanden, zijn besluiteloosheid, zijn gebrek aan financieel inzicht, zijn omhaal van woorden, zijn gexlsdienstige .stellingname en tenslotte zijn eigengereid optreden.

Het debat werd op scherp gesteld bij de behandeling van Hoofdstuk X van de Staatsbegroting voor 1890. Hoewel Mackay probeerde Keuchenius tegenover de senatoren in bescherming te nemen, liet de Senaat zich niet oveituigen. Dat bleek duidelijk uit het voorlopig verslag van de Eerste Kamer over de begroting; "De minister verdiept zich in bespiegelingen, maar hetgeen hij volbracht heeft is luttel, en dat weinige geeft tot ernstige bedenkingen aanleiding.... Die daden toch, waarmede hij ingrijpt in

godsdienstige toestanden en die bij voorkeur schijnen te bedoelen om van zijn persoonlijke overtuiging op godsdienstig gebied getuigenis af te leggen, voegen niet den staatsman, wiens roeping medebrengt, de godsdienstige meningen van alle ingezetenen te eerbiedigen. Kan men daarvoor al enige verklaring vinden in des Ministers persoonlijke gevoelens, die in veler oog niet van dweepzucht zijn vrij te pleiten, ze zijn daardoor niet minder gevaarlijk voor de ru.st in onze overzeesche bezittingen, waar het werkelijk niet raadzaam is het fanatisme te prikkelen".

Over het vermeende gevaar van zijn opvattingen voor de aist onder de mohammedanen zei Keuchenius: "Hoe kan het bij ons opkomen om een oogenblik te vrezen, dat het voor eenig volk of vorst beleedigend zoude zijn, wanneer wij erkennen dat wij geen Stamhuis hooger wenschen te stellen dan het Stamhuis van Oranje, en geen Koning tixjuwer wenschen te zijn dan onzen Koning?

Hoe kan dan ook door den Mahomeclaan aan den Nederlander euvel worden geduid, dat dezen den Christus belijdende, ook den Christus eert en Hem niet versmaadt en verloochent? "

Hiercjp had ook Mackay al gewezen in zijn verdediging van Keuchenius bij de algemene beschouwingen in de Eerste Kamer: "Zij die beter met Indië bekend zijn, zullen mij toegeven dat IMahomedaan en heiden grooter achting en eerbied hebben voor den Nederlander, wanneer hij rond en flink voor zijn godsdienst uitkomt, dan wanneer zij weinig om hun godsdienst geven".

Keuchenius' laatste bijdrage in het debat was duidelijk: "Ik zal met ernst aandacht blijven schenken aan alle raadgevingen tot voorzichtigheid, aan alle bedenkingen welke tegen mijne meeningen worden aangevoerd, maar ik ben te oud geworden en heb te lang over die zaken welke waarde hebben voor de eeuwigheid, nagedacht, dan dat ik in eene politieke vergadering zou kunnen afleggen of afzweren hetgeen voor mij (...) de troost uitmaakt in leven en in sterven".

Kort daarop maakte een stemming een einde aan Keuchenius' ministeriële loopbaan. Met 20 tegen 19 stemmen werd zijn begroting verworpen. De crisis was een feit.

Crisis

Mackay stond vervolgens voor de vraag hoe op deze uitslag gereageerd moest worden. Ging deze kwestie het hele kabinet aan en moest er bij de koning op aangedrongen worden de Eerste Kamer te ontbinden of trof het alleen de minister. Een minderheid in het kabinet onder leiding van Mackay ging uit van het eerste. De meerderheid vond echter dat het alleen Keuchenius betrof en dat Keuchenius lo.sgelaten moest worden. De koning volgde het standpunt van de meerderheid en verleende Keuchenius ontslag.

Uit een brief van Keuchenius aan Kuyper bleek zijn opofferingsgezindheid voor de goede zaak. Hij vertelde Kuy- per dat hij aan Mackay geschreven had, "dat de beslissing die de [meerderheid van de] ministerraad heeft geschreven geen onverschilligheid tegenover mij en mijne partij zoude mogen heeten, maar enkel de bevordering van het alles overweegende belang van het land ten doel had. (...) Duizend keer liever dit kabinet, ook zonder mij, dan eene herleeving of liever versterking van de liberale partij".

In de plaats van Keuchenius zou Lohman als minister van binnenlandse zaken tot het kabinet toetreden; Mackay werd minister van koloniën.

uyper was er niet over te spreken dat men Keuchenius had laten vallen. Alhoewel ook hem het beleid van Keuchenius was tegengevallen, was hij toch van mening dat koste wat kost Keuchenius niet mocht vallen. In De Standaard schreef Kuyper dat er meer op het spel stond: "Het is het beginsel zelf der Antirevolutionaire partij, dat rechtstreeks is aangetast". Daarom bleef Kuyper er op hameren dat "Keuchenius niet kan en niet mag worden losgelaten". Toch gebeurde het, tot grote teleurstelling van Kuyper die dat niet onder stoelen of banken stak. Dat daarnaast ook Lohman zijn medewerking aan de gekozen oplossing verleende, kon Kuyper evenmin begrijpen. Lohman had zich toch immers ook op het standpunt gesteld dat het kabinet Keuchenius niet kon laten vallen?

En inderdaad was ook Lohman eerst van mening geweest dat Keuchenius niet losgelaten mocht worden. Desnoods moest het kabinet maar vallen. Vanwaar dan die koersverandering bij Lohman?

In een brief van Lohman aan Kuyper gaat hij op de zaken in: "Ik heb u steeds op de hoogte gehouden; maar de wisselingen waren niet in mijne hand". (...) "Ik heb .steeds gezegd: Keuchenius niet loslaten om het beginsel. Daarom ook mijn bitterheid ... toen ik vernam, dat Mackay gezwicht was .... maar ik dacht niet aan de mogelijkheid van deze solutie, waardoor m.i. het beginsel gered wordt. (...) Toen ik zeide: Keuchenius nooit los laten, kende ik den geweldigen tegenstand van de coUegaas [nl. in de ministerraad] niet; ik moet erkennen, dat die wel gemotiveerd is. Keuchenius ging niet oprecht met zijn coUegaas om, en hij heeft in Indië een groote macht; de collegaas waren bang voor zijn invallen geworden en als het in Indië mis loopt, dan waren na het votum der Iste Kamer vooral, de collegaas mede aansprakelijk. Als één zóó vriendelijk en meegaand man als Havelaar [minister van waterstaat], die vóór de ontbinding (van de Eerste Kamer) was, toch zegt: als Keuchenius blijft, dan moet ik weg, dan ligt veel .schuld aan Keuchenius. Dit is te opmerkelijker, omdat in het begin al de collegaas zeer met hem ingenomen waren, en dus vooringenomendheid hier niet in het spel was. Trouwens toen Keuchenius ook op mijn advies werd uitgenodigd, wist Mackay zeer wel, welk een gevaarlijk element een man is, die, om gelijk te houden in alles, vrienden en partij steeds er aan geeft! (...) De daad van Mackay om nu, wetende welk deficit er is en onbekend met Indië, zelf kokmiën te nemen, alleen omdat hij meende, dat voor de partij het aanblijven juist dit jaar noodig is, acht ik een daad van grooten moed, die geapprecieerd moet worden". Volgens Lohman hield Mackay daarmee het beginsel hoog.

Lohman was het overigens wel eens met de gewraakte politiek van Keuchenius ten aanzien van het christentk)m. Hij maakte van de continuering van de politiek van Keuchenius zelfs een vooi-waarde om tot het kabinet toe te treden.

Opnieuw Kuyper-Lohman

Na het bovenstaande is het begrijpelijk dat de gebeurtenissen de verhouding tussen Kuyper en Lohman onder druk zetten. Lohman koos tenslotte voor de instandhouding van het kabinet. Aanvankelijk verkeerde Lohman in de veronderstelling dat ook Kuyper het als een oplossing zou zien wanneer hij in het kabinet zitting zou nemen: "... ik meende ... dat een optreden van mij ook door U als een solutie zou worden beschouwd...". Daarin bleek hij zich te vergis.sen. Kuyper aan Lohman: "Reeds op 25 Decemiier sprak ik uit, dat Keuchenius' val op dit punt heel het Kabinet zou doen tuimelen. Ik kon mij niet anders voorstellen. Zonder dat ik mijn gevoelens zeide, was uw opinie evenzoo. (...) de Conser\'atieven en Roomschen aclviseeren daartegen. Hun opinie triumpheert. Keuchenius wordt losgelaten en Mackay blijft zitten. Thans gaat gij naast hem zitten. Wat moet ik nu doen? Gij weet, hoe hartelijk ik U liefheb en ook Mackay c.s. kunnen verzekerd zijn, dat ik vrij wat meer in mijn hart om hen geef dan zij om mij. Alles in mij drijft mij dus, om u te steunen wat ik kan, maar ik kan niet alles. Ook voor mij bestaan er grenzen. Gij dreigt daarop (...). LIw zelfstandigheid eerbiedig ik volkomen maar niets belet een zoo trouw vriend en broeder daarom te waarschuwen, als ik meen dat hij zich in den weg vergi.st. Oordeelt gij dat mijn raad niet goed was welnu dan legt gij die als vrij man terzijde; en dit zal mij niet beletten als trouwe vriend LI met belangstelling te volgen en U te zeggen, wat ik meen, dat trouw en vriendschap ei.scht".

De R in de maand

Hel is weer zover. l)c R van \ cRgacIc'Rcn zit vvccr in de maand. Dat betekent ook voor onze kiesverenigingen weer het begin van een nieuw vergaderseizoen. Voorde mee.ste besturen zal dat overigens ai eerder zijn begonnen, in verband met de noodzakelijke voorbereiding daarvan. Het gaat immers ook in het verenigingsleven niet vanzelf. Een actief bestuur is een zegen voor het verenigingsleven. Wij hopen dat er bij bestuur en leden enig besef mag leven hoe groot het voorrecht is dat wij de mogelijkheid nog hebben om de begin.selen gegrond op Gods Woord in te dragen in de diverse bestuurlijke geledingen van ons land. En wij weten dat niemand er op zit te wachten, maar dat integendeel de afweer en de afkeer steeds groter

Maar ook weten we, en hopelijk beleven we het ook zo, dat we er desondanks toe geroepen zijn. Onze begin.selen zijn het waard om tot meerdere erkenning gebracht te worden. Niet dat wij dat in eigen kracht en door eigen inspanning tot stand zouden kunnen brengen, maar als middel in Gods Hand. Bidden en werken. Niet alleen zuchten, maar ook uitr( jepen over de gruwelen die in ons land gevonden worden (Ezech. 9).

Gaan en komen

Een actief bestuur kan aanstekelijk werken op de overige leden van de vereniging. Vrijwel alle politieke partijen klagen over een teruglopend ledenaantal en .sterk verminderende betrokkenheid. Gelukkig is er in onze partij nog geen sprake van een sterk teruglopend ledenaantal. Toch is dat een zaak die permanent de aandacht vraagt. Ledenwerving is van levensbelang vcior een vereniging. Het is ook niet alleen een zaak voor het bestuur. Maar het is wel een zaak die het bestuur de leden met regelmaat moet voorhouden. Kijk eens om uw heen, in de kring van uw familie, van uw vrienden en bekenden. Het zou u mogelijk verbazen hoe \eel potentiële leden er nog rondlopen.

Stil.stand is achteruitgang, want ongetwijfeld geldt o(jk in uw vereniging dat er een geslacht is dat (de weg van alle vlees) gaat: en als er dan geen komend geslacht is dat lid wordt, neemt het ledenaantal af.

Valt het met de ledenaantallen nog v\e! mee, de betrokkenheid is een zaak die ook onder ons zeker voor verbetering vatbaar is, Hoe krijgen we de mensen op de vergadering? Hoe wekken we wezenlijke interesse voor de zaak waarvoor we staan? Dat is nf; g mcL-r van levensbelang voor de partij dan een lange ledenlij.st. Het gaat toch niet alleen maar om het innen van de ledenbijdrage? Het moet gaan om een innerlijk verslaan van de nood van de tijd waarin wij leven. Het moet gaan om de doorleefde werkelijkheid dat de ere Gods in het geding is. Het gaat om het verstaan van onze roeping op staatkundig terrein. En daaraan mag niemand zich onttrekken.

Daarom is het bestuurslid zijn van een kiesvereniging fjtjk geen erebaantje. Het is niet iets waar je met twee of drie avonden per jaar vanaf bent.

Wij weten dat er vele bestuursleden zijn die hierin hun verantwoordelijkheid kennen en voelen. Meelevende leden maken het hun gemakkelijk. Iedere goedbezochte vergadering is een stimulans voor de volgende. Wij hopen dat er veel zulke leden zijn en dat er ook dit seizoen weer veel bij zullen komen. Vaders, neem je jongens mee; goed voorbeeld doet goed volgen. Het is een deel van de opvoeding. En als ze belijdenis des geloofs hebben afgelegd of af willen leggen, mag er ook best eens op gewezen worden dat artikel 36 van de Nederlandse Gekjofsbelijdenis een wezenlijk c: )nderdeel is van dat belijden. En leg daar dan het beginselprogram maar naa.st. Met al het menselijke en met al het tekort wat er dan in de .SGP te vinden is, blijft er dan toch maar één partij over.

Beginselprogram

Onbekend maakt onbemind. 1 )aarom is beginselkennis van fundamenteel belang, ook onder ons. Daarom zijn we blij dat de Toelichting op het Program van Beginselen nu beschikbaar is voor alle leden. Alle verenigingen hebben een gratis exemplaar toegestuurd gekregen en wij hopen dat u deze toelichting allemaal in uw bezit wilt hebben.

De prijs is c; nbegrijpelijk laag vooreen boekwerk van bijna 140 pagina's. Per exemplaar f 7, 50, met de mogelijkheid van korting als via de secretaris van uw vereniging grotere aantallen worden besteld. Een .schrijven daarover hebben alle secretaris.sen inmiddels ontvangen.

Regio-avonden

In De Banier v'dn 27 juni j.l. werd reeds aangekondigd, en ook toegelicht, dat het Hoofdbestuur voornemens is het komende vergaderseizoen de partij te ontmoeten in een tiental regio-bijeenkomsten. Inhoudelijk gaan we daar nu niet opnieuw op in, maar we willen de besturen er hierbij nog wel even nadrukkelijk op wijzen. Elders in deze Banier treft u daarover nadere informatie aan en bovendien krijgt ook iedere (kies)vereniging nog een uitnodiging, met daarbij de mogelijkheid aan te geven welke regio-avond u wilt bezoeken en met hcjeveel mensen u denkt te komen.

Leven er vragen bij u? Geef ze dan door aan uw bestuur, ter behandeling op de regio-avond. De verenigingsavond waarop het agendapunt Vragen en Voorstellen voor de Algemene Vergadering aan de orde komt, is daarvoor bij uitstek geschikt. Er kunnen namelijk vragen zijn die niet direct geschikt zijn voor de Algemene Vergadering, maar die u toch wel eens zou willen voorleggen aan het Hoofdbestuur.

Partij orjgaan/ Adressenbestand

Eveneens in de maand juni, vroegen wij in ons partijorgaan uw aandacht voor de plannen van de redactie van De Banier. Mede omdat het steeds belangrijker wordt om ook in eigen kring aandacht te vragen voor en toelichting te geven op de wijze waarop gepoogd wordt onze doelstellingen te verwezenlijken, zal geprobeerd worden een paar keer per jaar De Banier aan alle leden toe te sturen.

Daar hebben we vanzelfsprekend alle 25.000 adressen voor nodig. Daarvoor werd een beroep gedaan op de besturen van de kiesverenigingen. Het resultaat daarvan was dat vrij snel ongeveer veertig procent (tienduizend adressen) kon worden ingevoerd. Waarschijnlijk vanwege de vakantietijd, stopte dat vrij abrupt. Nu begint het weer wat te druppelen. Mogen wij nog een keer een beroep op u doen?

Een enkele kiesvereniging gaf te ken­ nen aan het verzoek niet te zullen voldoen. Dat kan natuurlijk. Wij respecteren dat volledig, ook al begrijpen wij het niet. Immers, in de ideale situatie dat alle leden De Banier zouden lezen, beschikken wij toch ook over het adressenbestand?

Maar nogmaals, iedere vereniging is daar vrij in. Wel proberen we dan de afspraak te maken dat het desbetreffende bestuur zorg draagt voor de verspreiding onder haar niet-geabonneerde leden wanneer de extra nummers zullen verschijnen.

Statuten

it telefoni.sche contacten blijkt dat meerdere kiesverenigingen bezig zijn met het herzien van hun statuten en/of huishoudelijk reglement. En het is een goede zaak om daar van tijd tot tijd eens naar te kijken. Nu is het zo. dat vanuit het Hoofdbestuur momenteel een commissie druk doende en ook reeds ver gevorderd is met het herzien van de Partijstatuten en het Algemeen Reglement.

Als dat, inclusief goedkeuring docjr de partij, is afgerond, zou dat natuurlijk be.st consequenties kunnen hebben voor die van de pk\-en. Vandaar het advies om als vereniging nu niet teveel energie te steken in herziening van uw statuten en/of huishoudelijk reglement, maar nadere berichten over de landelijke statuten enz. af te wachten.

DN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1996

De Banier | 20 Pagina's

L.W.C. Keuchenius (11)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1996

De Banier | 20 Pagina's