Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LEERLINGENVERVOER: OVER GELD, GRENZEN EN GORDELS (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LEERLINGENVERVOER: OVER GELD, GRENZEN EN GORDELS (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor veel kinderen is er in de buurt geen passende school, ofwel naar levensbeschouwelijke richting, ofwel omdat het kind speciaal onderwijs volgt. Op grond van de Wet gemeentelijke regelingen leerlingenvervoer hebben gemeenten de taak om met inachtneming van de wettelijke voorschriften en per gemeentelijke verordening geregelde voorwoorden ouders in de kosten van het vervoer van hun kind(eren) naar scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en basisonderwijs tegemoet te komen als de scholen van de door hen gewenste soort en richting niet binnen een bepaalde afstand van de woning zijn gelegen.

Uitgangspunten van deze sinds 1 augustus 1 987 geldende wet zijn:

de toegankelijkheid van met name het speciaal onderwijs moet gewaarborgd zijn. Daar waar vervoer - openbaar of aangepast - noodzakelijk is, moet dit op passende wijze kunnen plaatsvinden;

de beleidsvrijheid van de gemeenten moet zo groot mogelijk zijn;

aanspraken van ouders op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de noodzakelijke kosten van het vervoer moeten worden vastgelegd;

de op godsdienst of levensbeschouwing berustende schoolkeuze moet worden geëerbiedigd.

De wet geeft de gemeenteraad de opdracht om, rekeninghoudend met bovengenoemde uitgangspunten, de voorwaarden waaronder zij vergoedingen toekent en het vervoer regelt bij ver ordening vast te stel­ len. B en W passen de verordening toe. In vrijwel alle gemeenten is het beleid inzake leerlingenver­ voer geënt op de daartoe door de VNG opgestelde modelverordening.

Zeker voor de nieuwkomer in de raad lijkt de regeling van het leerlingenvervoer erg ingewikkeld, moor ook onder de meer-ervarenen zullen er wellicht zijn die door alle aanpassingen inmiddels door de bomen het bos niet meer kunnen ontdekken. Niet in de laatste plaats voor hen, maar ook in verband met het wetsvoorstel tot verruiming van de bijdrageregeling, dat al per 1 augustus 1998 had moeten ingaan, maar inmiddels nog bij de Tweede Kamer ter behandeling ligt, in DOELWIT ditmaal aandacht voor een onderwerp dat ook veel gezinnen binnen onze gezindte raakt. Genoemde VNG-modelverordening zal daarbij als uitgangspunt dienen; en niet meer dan dat, want hier en daar zal worden aangegeven hoe en waar de regelgeving inzake leerlingenvervoer een meer sociaal gezicht kan worden gegeven.

WIIZE VAN VERVOER

De model-verordening van de VNG gaat uit van het verstrekken van een vergoeding op basis van de 'noodzakelijk te achten vervoerskosten'. In de praktijk is dat meestal de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer. B en W kunnen echter ook bepalen dat de vergoeding plaatsvindt voor een andere wijze dan openbaar vervoer. Dat hangt o.m. af van het al dan niet aanwezig zijn van openbaar vervoersvoorzieningen, de bereikbaarheid of de reistijd per openbaar vervoer. Ouders kunnen in die gevallen in aanmerking komen voor een vergoeding op basis van aangepast vervoer of van eigen vervoer. Onder aangpast vervoer wordt verstaan vervoer per taxi, per speciale schoolbus, per meintaxi of per bustaxi, met eigen vervoer wordt bedoeld het vervoer per eigen motorvoertuig, bromfiets of hiets.

Is er sprake van een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap bij een leerling, die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoekt of kan een kind in verband met zijn of haar leeftijd de reis naar school niet zelfstandig maken, dan kunnen B en W besluiten ook de kosten voor openbaar vervoer van hun begeleider te vergoeden. Een vergoeding op basis van aangepast of eigen vervoer behoren in deze gevallen echter ook tot de mogelijkheden.

Voor wat betreft de reistijd is in de modelverordening van de VNG geregeld dat er op aangepast vervoer aanspraak gemaakt kan worden indien de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot de helft of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden gereduceerd. Deze reistijdnorm van anderhalf uur mag volgens een uitspraak van 9 maart 1991 door de afdeling Rechtspraak van de Raad van State dan wel als aanvaardbaar en niet in strijd met de uitgangspunten van de wet worden gezien (nrs.

R03.88.5039, R03.88.6089 en R03.88.65Ó6), maar indien mogelijk zou verlaging van die norm uit sociaal oogpunt het overwegen waard zijn.

FINANCIËLEDOELMATIGHEID

In veel gemeenten zullen B en W ertoe besluiten om uit kostenoverwegingen het aangepast leerlingenvervoer zelf ter hand te nemen. Een dergelijk besluit houdt veelal in dat B en W een contract afsluiten met een vervoersonderneming. Vandaar dan ook, dat wanneer ouders voor een andere wijze van vervoer willen kiezen, de leerling zelf wensen te vervoeren of zelf te laten vervoeren, zij daar in principe toestemming van B en W voor nodig hebben. Reden hiervoor is, dat indien het eigen vervoer bijvoorbeeld de consequentie zal hebben dat daardoor het vanuit de gemeente verzorgde vervoer niet optimaal zal worden gebruikt, B en W kunnen besluiten dit eigen vervoer niet te vergoeden. Overigens zal vanuit het oogpunt van financiële doelmatigheid de vergoeding van het door B en W toegekende vervoer veelal sowieso niet worden aangepast als het gewenste alternatief duurder blijkt.

COMBINATIEVERVOER

Een andere mogelijkheid om de kosten van het leerlingenvervoer te drukken is het verlenen van een vergoeding op basis van combinatievervoer, bijvoorbeeld fiets - bus. Indien B en W van oordeel zijn dat de leerling, al dan niet onder begeleiding, de route van huis naar school per fiets kan afleggen, kan ook worden gedacht aan een fietsvergoeding voor de maanden april t/m september, terwijl voor de andere maanden een andere vergoeding wordt verstrekt, of zelfs aan een fietsvergoeding voor het hele jaar. Uiteraard dienen hierbij de leeftijd en de eventuele handicap van de leerling, de veiligheid van de route, de bereikbaarheid en de afstand nadrukkelijk - en wat ons betreft, ruimhartig - in overweging te worden genomen. fHet mag immers niet zo zijn, dat omwille van een kostenbesparing, de veiligheid en het welzijn van diegenen die elke dag opnieuw de reis van huis naar school v.v. moeten maken, in het gedrang komt.

AFSTANDSGRENS

De gemeente rest een aantal volumebeperkende middelen om de kosten van het leerlingenvervoer in de hond te kunnen houden. Een belangrijke restrictie daarbij is echter, dot het toepassen van een dergelij­ ke maatregel niet mag leiden tot aantasting van een van de uitgangspunten van de Wet gemeentelijke regelingen leerlingenvervoer.

Het vaststellen van een afstandsgrens is zo'n volumebeperkend middel. De VNG hanteert in haar modelverordening leerlingenvervoer voor het basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs een afstandscriterium van zes kilometer. Deze grens is gebaseerd op een aantal uitspraken van de afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Zowel een afstandsgrens voor het basisonderwijs van veertien als van acht kilometer werd in strijd met de wet geacht, moor ten aanzien van de zes-kilometergrens oordeelde de afdeling Rechtspraak op 1 1 augustus 1991 (nr. R03.88.3592) "dat niet aannemelijk is dot het ontbreken van de mogelijkheid om vergoeding te krijgen voor reiskosten bij een reisafstand tot 6 kilometer, de ouders wezenlijk belemmert in de vrijheid om voor hun kinderen een school van de door hen gewenste richting te kiezen". Deze uitspraak betekent dat gemeenten in hun verordening leerlingenvervoer voor het basisonderwijs een afstandsgrens van zes kilometer kunnen hanteren; een lagere is uiteraard toegestaan, maar een hogere kan met succes worden aangevochten.

Ook voor het (voortgezet) speciaal onderwijs kan de zes-kilometergrens worden aangehouden. Voldoet een aanvraag echter niet aan de afstandsgrens, maar geeft de handicap van de leerling er wel aanleiding toe, dan dienen B en W uiteindelijk toch de vervoerskosten te vergoeden. Ook dar wordt in de VNG modelverodening in voorzien.

INDICATIE

Wellicht ten overvloede zij opgemerkt, dat de zes-kilometergrens slechts als een indicatie moet worden opgevat. De VNG geeft immers zelf toe, dot een uniforme invulling van de vast te stellen ofstandscriteria voor alle gemeenten moeilijk volt aan te geven. Daarvoor verschillen de gemeenten onderling te veel. Qua fysieke bebouwing en infrastructuur bijvoorbeeld, maar ook qua financiële mogelijkheden. Dit betekent dat per gemeente nader bekeken zal moeten worden, welke afstandsgrens, gezien de lokale situatie en de financiele invalshoek, als reel is te beschouwen. Uitdrukkelijkdient er wel op te worden gelet dat een verruiming van de afstandsgrens in het kader van een versobering in de vervoerskasten niet magleiden tot een feitelijke onbereik baarheid van (een van) de scholen,

LEEFTI)DGRENS

Een tweede volumebeperkend middel dat door gemeenten kan worden toegepast, is het instellen van een leeftijdgrens.

De verordening kon bepalen dat voor een leerling die ouder is dan een bepaalde leeftijd de aanspraak op vergoeding wordt beperkt tot de kosten van openbaar vervoer, dan wel een goedkopere wijze van vervoer. In de modelverordening van de VNG is overigens geen leeftijdcriterium opgenomen.

wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1998

De Banier | 20 Pagina's

LEERLINGENVERVOER: OVER GELD, GRENZEN EN GORDELS (I)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1998

De Banier | 20 Pagina's