Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PARLEMENTAIR LOGBOEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PARLEMENTAIR LOGBOEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

BIJLMER

Door de onvoorziene ge- beurtenissen in de Eerste Kamer onderging de agenda \ ^T" van de Tweede Kamer ingrijpende wijzigingen. Vooral was dat vervelend voor de behandeling van het rapport van de commissie-Meijer, beter bekend als de enquêtecommissie Bijlmermeer.

Desondanks heeft de Tweede Kamer in een eerste 'rondje' haar commentaar kunnen leveren op het rapport van de commissie. Ook de SGP-fractie deed dat. Doel van dit eerste debat met de commissie is om na te gaan of de commissie zich goed van haar taak heeft gekweten en of de conclusies van het hef rapport de toets der krtiek kunnen doorstaan. Pas als dot is vastgesteld, gaat de Kamer het debat aan met de regering over de bevindingen van de commissie.

Namens de SGP voerde mr. Van denBerg het woord. Uit zijn betoog lichtenwe hier een groot aantal passages.

De SGP-woordvoerder begon met een korte inleiding over de aard van de opdracht aan de commissie: "Na deze inleiding ging de SGP-spreker in op de aard van de opdracht die de commissie van de Kamer had meegekregen. Van den Berg: "De enquêtecommissie kreeg de opdracht om deze gewichtige vragen te beantwoorden. Een zeer belangrijke taak, zeker voor zover het gaat om beantwoording van de vraag of de overheid zich een betrouwbare overheid heeft betoond. De overheid is een instelling van God en daarom met goddelijk gezag bekleed. Het is duidelijk dat de overheid hiermee een hoge verantwoordelijkheid draagt. Allereerst richting God Zelf, maar ook richting de mensen in het land, haar onderdanen.

De mensen in het land mogen erop rekenen dat de overheid hun belangen zorgvuldig in het oog houdt en bewaakt. Dit gegeven onderstreept de ernst van de taak zoals die door de commissie is uitgevoerd.

Na deze inleiding nam Van den Berg de werkwijze van Meijer c.s. onder de oep. Hij zei o.m.: "De waardering die ik voor het werk van de commissie als zodanig heb geuit, betekent niet dat er geen kritische noten zijn te plaatsen bij de werkwijze van de commissie, in hetbijzonder ook na het afronden van haarwerkzaamheden.

De commissie koos ervoor de openbare verhoren van de getuigen rechtstreeks voor de televisie te laten uitzenden. Het mag misschien waar zijn dat door deze rechtstreekse uitzendingen het functioneren van de democratie dichter bij de burger wordt gebracht, maar het legt tevens zonder twijfel een bepaalde druk op de zaak. Een druk waarmee de waarheidsvinding niet in alle gevallen zal zijn gediend. In dit verband is de vraag reëel of deze rechtstreekse TV-uitzendingen geen aanleiding kunnen geven tot de ontwikkeling van wat wel 'volksgerichten' wordt genoemd. Daarbij wijs ik tevens op de gevolgen voor de persoonlijke levenssfeer van de getuigen - in het bijzonder van de niet-politici. Bovendien kan de directe aanwezigheid van de media ook onnodig tot maatschappelijke onrust leiden. Ik denk hierbij aan de onzekerheid en angst die door de commissie bij de Bijlmerbewoners is veroorzaakt door het in de wereld brengen van het onjuiste verhaal dat het vliegtuig toch gevaarlijke, explosieve lading aan boord had en dat deze informatie onder de pet was gehouden. Wat betreft mijn fractie verdient het in ieder geval aanbeveling om voor de toekomst de strikte lijn te hanteren dat op het moment dat een Parlementaire enquêtecommissie haar resultaten aan de Kamer heeft aangeboden, er door deze commissie vóór het Kamerdebat niet publiekelijk naar buiten wordt getreden inzake haar bevindingen.

Hierna ging de SGP-woordvoerder in op de meer inhoudelijke kanten van het enqueterapport. Allereerst de opbouw van het rapport en de afstemming en onderbouwing van de politiek zwaarbeladen conclusies. Opnieuw Van den Berg: "De enigszins ondoorzichtige verhouding tussen de scherpe deelconclusies en de meer globale eindconclusies kan - zoals ook wel is gebleken - eenvoudig aanleiding geven tot misverstanden. Ook de schriftelijke antwoorden van de commissie, waarin wordt gesteld dat de eindconclusies generiek zijn en de deelconclusies gedetailleerd, lossen niet alle vragen op, daar bepaalde eindconclusies wel bijna letterlijk ook als deelconclusie voorkomen.

Een meer fundamenteel bezwaar is ech­ter, dat verschillende deel- en eindconclusies een grove optelsom vormen van talloos kleinere of grotere fouten die tijdens de nasleep van de Bijlmerramp door diverse ministers van verschillende departementen zijn gemaakt. De vraag rijst dan wat de Kamer nu met deze con­ clusies kan doen richting de individuele ministers. Dit manco valt te illustre ren aan de hand van één van de zwa ; rste conclusies van het rapport: 'Het aantal malen dat de Tweede Kar r onduidelijk, onvolledig, ontijdig of on juist is geïnformeerd, is naar de meni van de commissie te groot, juist ook g • zien de langdurige nasleep van de ramp'.

Het is duidelijk dot deze conclusie, mocht hij terecht zijn, een zware polit: ke lading heeft en nauwelijks zonder f litieke gevolgen kan blijven. Aan de o derbouwing van deze conclusie moge dus de nodige eisen worden gesteld. I dien echter de onderbouwing van dez conclusie op de keper wordt beschouwd, blijkt dat ieder geval waarbi ook maar iets viel aan te merken op d< informatievoorziening vanuit het Kabin • richting de Kamer, ongeacht door well< minister deze informatievoorziening de ook werd verzorgd, bij elkaar is geschraapt om tot deze scherpe conclusie te komen. Al dergelijke informatieve or volkomenheden - als die al als zodanig mogen worden beschouwd - van verschillende ministers veegt de commissie op één hoop en trekt dan de vervolger de harde conclusie dat het aantal male dat de Kamer onduidelijk, onvolledig, ontijdig of onjuist is geïnformeerd, te groot is.

Is dit wel een politiek-correcte handelw ze? Uiteraard is het kabinet ook als co lectief verantwoordelijk voor de informatie die door de diverse ministers no' de Kamer wordt verzonden. Maar gcc de commissie er nu niet zeer aan voor bij dat de ministeriële verantwoordelijl< heid mede een individuele verantwoordelijkheid is? In dit verband zal toch ook per geval moeten worden be zien op welk moment en door welke rr nister eventueel de Kamer op het verkeerde been is gezet als gevolg van niet-adequate informatievoorziening. F ' individuele minister dient vervolgens k worden bezien of het aantal molen de de Kamer door hem of haar onduideli onvolledig, ontijdig of onjuist is geïnfc meerd, te groot is en derhalve politiek consequenties voor hem of haar beho • te hebben.

Eenzelfde betoog valt te houden ten aanzien van een andere scherpe eind conclusie: 'De commissie is buitengewoon verontrust over het door ambten • ren niet doorgeven van maatschappeli - gezien cruciale informatie aan bestuur lijk verantwoordelijken en zet vraagtekens bij de bestuurlijke aansturing'. 0< > hierbij dient echter per geval, per onvc komenheid zogezegd, een politieke afweging te worden gemaakt over het niet informeren door ambtenaren van een i-ninister. Zo hebben ambtenaren de minister van V& W niet geïnformeerd over de foute informatie over de lading die onder de pet werd gehouden.

Gelet op het belang van dit thema, wil ik nog iets langer stilstaan bij het punt van het verzwijgen van de onjuiste informatie over de aard van de lading en de rol van de commissie rondom dit thema. Al op de dag zelf dat de onjuiste informatie over de lading naar buiten ging via de openbare verhoren door de commissie - 3 februari 1999 - kon uit het verhoor van onderzoeker Erhart worden afgeleid, dat deze informatie onjuist was. Twee dagen daarna heeft ook de getuige Wolleswinkel willen wijzen op de fout van de commissie, maar werd daarvan door de commissie weerhouden. Dit wordt geconcludeerd door onder meer het Platform voor de Nederlandse Luchtvaart, maar ook - tot twee keer toe - door het commissielid Van den Doel.

Mijn fractie vindt dit een zeer wezenlijk punt, dat absoluut opheldering behoeft. Duidelijk moet worden dat de commissie Jit verhaal niet bewust ongecorrigeerd 'eeft gelaten, om zo het belang van !^aar onderzoek te onderstrepen èn ter .> 'ille van de publiciteit. Deze verdenking zingt nog steeds rond en om wille \'an de geloofwaardigheid van de commissie moet deze verdenking - indien zij onjuist is - ontzenuwd worden. Heeft de commissie derhalve wel zo spoedig en 'O adequaat mogelijk getracht de onjuistheid van deze informatie inzake de gevaarlijke lading bekend te maken?

Pjinnen het kader van deze hoofdvraag 'ijzen dan vervolgens de vragen wat de "aanwijzingen waren om al direct te twijelen aan het verhaal van de gevaarlijke 'iOndeling (zoals ook Van den Doel aangeeft) èn wat vervolgens de reden voor de commissie was om deze twijfel nog niet direct officieel naar buiten te brengen. Waarom wilde de commissie de pers slechts informeel over dit punt inlichten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1999

De Banier | 20 Pagina's

PARLEMENTAIR LOGBOEK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 1999

De Banier | 20 Pagina's