Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Politieke partijen en overheidssubsidie (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Politieke partijen en overheidssubsidie (2)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

TEKST & UITLEG

In het eerste artikel over dit onderwerp weerden de ontwikkelingen aangegeven die uiteindeli'ik hebben geleid tot de nieuwe wetgeving op het terrein van de subsidiëring van politieke partijen. Dalende ledentallen enerzijds en het feit dat aan het functioneren van partijen en politici steeds hogere eisen veerden gesteld anderzijds, waren in de jaren zeventig argumenten voor het toekennen van indirecte partijsubsidies. Indirect, want de politieke partijen kregen geen cent voor het instandhouden of uitbreiden van de partijorganisatie, maar wel voor heel nadrukkelijk omschreven onderdelen daarvan. Successievelijk }/varen dat de onderdelen Vorming en Scholing, de politiek-v/etenschappelijke instituten en het Jongerenwerk.

VERSCHIL

Daar ligt dus het meest wezenlijke onderscheid tussen de oude regeling en de nieuwe wetgeving. De met ingang van 1 juli j.l. van kracht geworden 'Wet subsidiëring politieke partijen' voorziet in één directe geldstroom van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BiZa) naar de partijpenningmeester. Een jaarlijks vastgesteld deel daarvan moet door de partijpenningmeester worden doorgesluisd naar het wetenschappelijk bureau en eveneens een deel naar de Jongerenorganisatie. Dat zijn vastgestelde bedragen die op grond van een in de wet vastgelegde subsidiegrondslag worden berekend. De rest van het subsidiebedrag komt direct de partijkas ten goede. Vanzelfsprekend moet de besteding daarvan aan bepaalde voorwaarden voldoen. Daar komen we straks nog wel even op terug. Het gaat nu eerst even over het principe van directe overheidsbijdrage aan politieke partijen.

REACTIES

Dat is niet zonder slag of stoot gegaan. Voorafgaande aan de behandeling van dit voorstel zijn alle politieke partijen gevraagd te reageren op een discussiestuk van de minister, waarin de hoofdlijn van het uiteindelijke voorstel stond aangegeven.

Meerdere partijen hebben ter gelegenheid daarvan, en ook later bij de behandeling in Tweede- en Eerste Kamer, aangegeven dat ten diepste deze vorm van subsidiëring toch minder wenselijk is. Uit het oogpunt van zuiverheid, onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van de politiek zou het veel beter zijn dot politieke partijen financieel uitsluitend door hun leden werden gedragen. Het is ook altijd het SGP-standpunt geweest dot politieke partijen tot het particulier initiatief behoren.

Daarin verschillen wij niet zozeer van gedachten met andere politieke partijen maar, zonder daar tot in de finesses op in te gaan, speelt daarbij voor ons toch ook altijd nog de vraag hoever de overheid mag gaan in het beschikbaar stellen van middelen. De overheid is immers, als dienaresse Gods, gehouden haar beleid in te richten naar Woord en Wet? En nu is er natuurlijk een aantal overwegingen te noemen die er uiteindelijk toe leiden dat ook wij zeggen dat we in de gegeven omstandigheden niet ongelukkig zijn met ons democratisch bestel en dat wij binnen dat bestel de waarde van politieke partijen erkennen.

Toch zit daar een aspect aan dat we naar mijn mening niet over het hoofd mogen zien. Bij de andere partijen is, meer nog dan bij de SGP, de erkenning aanwezig dat de democratie in zijn huidige vorm en functioneren, een groot goed is. Toch spreken (ook) zij over begrenzingen die er daarbij moeten zijn. Vandaar ook dat in de subsidieregeling bepalingen zijn opgenomen over het vervallen van subsidie bij discriminatie. Daarbij wordt een aantal artikelen genoemd uit het Wetboek van Strafrecht. Indien een partij op grond van één of meerdere van die artikelen is veroordeeld, vr-valt de subsidie. Democratie en daaraan bij wet verbonden subsidiëring heeft kennelijk zijn grenzen. Dat er kennen wij graag en volmondig.

Maar, nogmaals, waar ligt de gre 3 En wie bepaalt de grens? De helft plus één, of het Woord van God?

Wanneer we deze vraag, en niet minder het antwoord daarop, bij c beschouwing van dit onderwerp bftrekken, wordt de reactie op een voorstel tot subsidiëring van politiek partijen er niet eenvoudiger op.

ONAFHANKELIJKHh

Een andere overweging is de vraac, naar de onafhankelijkheid. Die vracg heeft bij ook bij de beoordeling in ce jaren zeventig een rol gespeeld. Wie afhankelijk in zijn (voort)bestaan is van degene die de middelen daartc; (mede) verschaft, kan daardoor thee retisch zijn onafhankelijkheid verliezen. Immers, wiens brood men eet, diens woord men spreekt?

Het kost geen moeite te erkennen de • in ieder geval in de huidige situatie geen enkele aantoonbare reden genoemd kan worden om te vermoeden dot de noodzakelijke onafhankelijkheid bedreigd wordt door de genoemde subsidiëring. Maar wel blijft het, zeker voor de SGP, een gevoelig aandachtspunt. Grote delen van de samenleving willen zich onder geen voorwaarde laten gezeggen door het Woord van God. Dat veroorzaakt in toenemende mate afstand tussen he-. en op de duur ook een afkeer bij hen van degenen die daaraan wel wille, vasthouden. Dat kon het moment dichterbij brengen waarop een mef - derheid van mening zal zijn dat in hun ogen 'extreme' ideeën niet mee gesubsidieerd mogen worden. Gesteld dat zoiets zou gebeuren, dan mag nooit de gedachte ook maar ontstaan dat matiging van (het uitdr -- gen van) bepaalde standpunten ge boden is, met als achterliggend mo tief dat daarmee de subsidie wordt veilig gesteld.

Overwegingen van bovenvermelde aard zullen mede bepalend geweest zijn voor het feit dat de SGP tegen stemde toen in de jaren zeventig vcor het eerst deze vorm van 'bijstand' i'" de Tweede Kamer aan de orde wc Nadat de regeling er was, heeft de SGP er overigens wel gebruik van gemaakt. Nadien is als regel met voorgestelde wijzigingen ingestemd en dat geldt ook voor de nieuwe wet waar we het nu over hebben.

VOORWAARDEN

Evenals bij andere vormen van subsid everstrekking, moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan om voor subsidie in aanmerking te komen. Eén daarvan luidt dat 'geen stbsidie wordt verstrekt aan een politieke partij die op de peildatum niet beschikt over ten minste 1000 leden die elk jaarlijks elk f 25, - of meer aan contributie betalen. Deze voorwaarde levert voor ons geen enkel probleem op. Het ledental schommelt rond de 23.800 en de mi­

nimumcontributie (de afdracht voorde partijkas) bedraagt precies de gevraagdef 25, -/lid.

Een andere belangrijke bepaling geeft aan voor welke uitgaven de 5'jbsidie gebruikt mag worden. Naast de vastgelegde bedragen voor het wetenschappelijk bureau en het Jongerenwerk, gaat het dan o.a om politieke vormings- en scholingsactiviteiten en informatievoorziening aan leden.

LEDENTAL

Voor het bepalen van de hoogte van de overheidsbijdrage, gaat men uit van een basisbedrag per politieke partij, waaraan wordt toegevoegd een bedrag per Tweede-Kamerlid.

Deze methodiek geldt zowel voor de berekening van het subsidiebedrag aan de partij, als voor de berekening von het bedrag bestemd voor het wetenschappelijk instituut. Voor de Jongerenorganisatie wordt een andere systematiek gehanteerd. Daar is met r; ame het ledenaantal een factor von belang. Dat laatste, het ledental, wordt niet gehanteerd bij de berekening van de partijsubsidie. Daarvoor nebben onze mensen bij de behan­ deling van het wetsontv/erp nog weleen pleidooi gevoerd, moor tevergeefs.

Dat is enerzijds wat vreemd. Terecht werd door meerderen, ook door de minister, bij de behandeling van het wetsontwerp gewezen op de noodzaak van een binding met de leden. De minister zei in dat verband dat een politieke partij niet gedegradeerd mag worden tot "een aan een Kamerfractie gelieerde lege huls".

Deze opmerking onderstreept in feite het belang van het ledenaantal en hun financiële inbreng middels de contributie. Toch is dit criterium niet gebruikt bij de vaststelling van de subsidiebedragen. Eén van de redenen daarvoor is geweest dat de ledenadministratie(s) te privacy-gevoelig zijn om zich te onderwerpen aan de (noodzakelijke) controle daarop als ze gebruikt worden als subsidiegrondslag. Ook voor ons is het, alles overziende, wellicht beter zoals het nu is. Ons ledenaantal is weliswaar verhoudingsgewijs boog, maar de decentrale opbouw van de partij, met zo'n 250 verschillende adressenbestanden, maakt het niet eenvoudig dit als criterium te hanteren.

UITVOERING

Wij hoeven niet onder stoelen of banken te steken dat ook wij, zeker gezien het feit dot ook van de 'oude' regelingen gebruik werd gemaakt, blij zijn met de verruiming van de middelen. Voor onze partij zal dat rond de twintig! procent bedragen. In geld uitgedrukt een bedrag van minimaal enkele tienduizenden guldens per jaar.

Dat lijkt veel, maar ook voor onzepartij is het waar dat alleen al het oppeil houden van noodzakelijke voorzieningen om ons werk te kunnen doen (denk bijvoorbeeld aan de automatisering en de daaraan verbonden communicatietechnieken) financieel veel meer vraagt don in het verleden.

De ingangsdatum 1 juli 1999 betekent dat voor dit jaar nog de helft daarvan aangevraagd zal kunnen worden. Daarvoor zal jaarlijks een inzichtelijke aanvrage gedaan moeten worden, bestaande uit een activiteitenplan en een begroting. De Guido de Brèsstichting en de Jongeren deden dat al jaarlijks, voor de partij is dat nieuw. Moor daar hopen we met elkaar ook wel weer uit te komen.

GERICHT OP HET DOEL

Eén ding is zeker, ook deze middelen moeten ten goede komen aan het doel van de partij: De beginselen van Gods Wbord op staatkundig terrein tot meerdere erkenning brengen. Overal waar dat noodzakelijk en mogelijk is. En voor wat betreft de noodzaak hoeven we onze eigen (potentiële) achterban bepaald niet voorbij te gaan. Steeds meer wordt duidelijk dat ook daar geïnvesteerd zal moeten worden in binding aan de beginselen. \Nai heeft Gods Woord ons te zeggen in de concrete situaties zoals die zich nu aan ons voordoen. Doordenken en dóórgeven. Diepgang geven aan wat we uitdragen. We leven in een tijd van grote oppervlakkigheid, een tijd waarin heel veel zaken, heel even onze aandacht vragen. Dat kon gemakkelijk leiden tot gebrek aan diepgang en tot conclusies die tot stand komen omdat alles gezien wordt in het licht van de tijd waarin we leven. En als we op grond van Gods Woord tot een afwijkend standpunt komen, is het al gauw 'niet meer van deze tijd' en wordt het daarom afgewezen. Moor de kring moet vanzelfsprekend ruimer getrokken worden. De beginselen zijn het waard tot meerdere erkenning gebracht te worden 'in den lande'.

Maar het zal duidelijk zijn dat de benadering van beide doelgroepen niet dezelfde kan zijn. Deze zaken hadden de permanente aandacht van het Hoofdbestuur en, ieder op eigen terrein, de diverse partijgeledingen. Het is positief dot daaraan in financiële zin nu ook nieuwe impulsen gegeven kunnen worden.

DN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1999

De Banier | 20 Pagina's

Politieke partijen en overheidssubsidie (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 augustus 1999

De Banier | 20 Pagina's