Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kanttekeningen bij de opheffing van het bordeelverbod

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kanttekeningen bij de opheffing van het bordeelverbod

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar een gemeenteh/k prostitutiebeleid? (3)

In deze bijdrage staat vooral de gemeentelijke verordening centraal die een gemeente kan opstellen. In de vierde aflevering zal ten slotte worden stilgestaan bij het aspect van de handhaving en v/ordt een aantal conclusies getrokken.

7 INRICHTING VANEEN

Gemeenten kunnen in de nieuwe situatie regels stellen ten aanzien van de inrichting van een prostitutiebedrijf. Het gaat hierbij dan om voorschriften inzake inrichting, hygiëne, (brand)veiligheid en arbeidsomstandigheden.

Hierbij kan sprake zijn van een verschillend instrumentarium. Een voorbeeld met betrekking tot de brandveiligheid kan dat verduidelijken. Gaat het om de brandveiligheid van inrichtingen die een bouwwerk zijn in de zin van de Woningwet, dan is het Bouwbesluit van toepassing met betrekking tot de brandveiligheid van de inrichting zelf en speelt de gemeentelijke bouwverordening een rol als het gaat omhet gebruik van de inrichting.

Gaat het om inrichtingen die geen bouwwerk zijn (in de zin van de Woningwet), dan is de brandbeve gingsverordening van toepassing, in het kader van de arbeidsomstandigheden, kunnen gemeenten ook een gemeentelijke Arbo-verordening opstellen waarin zij -in aanvulling op de Arbowet- voorschriften stellen in het belang van de veiligheid, gezondheid en arbeidsomstandigheden. ' Wanneer een gemeente een dergelijke verordening vaststelt -zij is er niet toe verplicht- dan is niet de Arbeidsinspectie toezichthouder, maar de personen die daarmee door de gemeente belast zijn.

VOORSCHRIFTEN INZAKE DE BEDRIJFSVOERING

De voorschriften inzake de bedrijfsvoering hebben betrekking op de positie en de status van de prostitué(e) en beogen niet te aanvaarden overlast van de buurt te voorkomen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het sluitingsuur van inrichtingen, aanwezigheid van een beheerder, e.d. DeVNG heeft in een ledenbrief een conceptmodelverordening gepresenteerd waarin deze -en ook andere- punten worden uitgewerkt en toegelicht.'

9 GEMEENTELIJKE VERORDENING

Regelmatig is reeds aan de orde c-• weest dat voor het gemeentelijk prostitutiebeleid een verordening zou moeten worden opgesteld. Hewel diverse verordeningen van belang kunnen zijn -zo-even is reeds de Arboverordening genoemdwordt hiermee vooral gedoeld op het hoofdstuk uit de Algemene Plor. selijke Verordening (APV), waarvo de VNG een modelverordening heeft opgesteld. Met een op deze verordening gebaseerd vergunnin genstelsel, heeft de gemeente een belangrijk instrument voor het te voeren beleid in handen. Veel gemeenten zullen tot het vaststellen van de verordening overgaan.

Maar ook hierbij dringt zich een b - langrijke vraag op. Er bestaat namelijk geen plicht om tot vaststellir : van een dergelijke verordening ov- r te gaan. Het is de vraag wat dao" de gevolgen van zijn. Deze vraag 3 ook in het parlement aan de orde geweest. Het antwoord daarop wc 5 niet bepaald eenduidig. Minister Korthals gaf aanvankelijk aan dat gemeenten die de keuze maakten geen verordening te maken, beleii" zullen voeren zonder een dergeliji'? regelgeving. Zij zullen zich dan baseren -zo was zijn verwachting- op bestaande, bijvoorbeeld planolog'sche regelgeving. Om gericht bele d te voeren was een verordening echter noodzakelijk."' Tijdens het debat antwoordde dezelfde bewindsman op een vraag van gelijke strekking van de woordvoerder van RPF/GPV, de heer A. Rouvoet, dat exploitanten van bordelen zich juist in een gemeente met een bordeel kunnen vestigen als er geen verordening zou zijn. "De verordening is er juist om de v/ijze te reguleren waarop d: t allemaal moet gebeuren. Met andere woorden: ik raad de gemeenten aan om ervoor te zorgen dat er vvel degelijk een verordening komt".'* Alleen op die manier kunnen gemeenten voorwaarden binden aan de vestiging van bordelen, e.d.

h een verordening kunnen gemeenteri bepalingen opnemen met betrekking tot seksinrichtingen'-' en escortbedrijven. Dat laatste is het gevolg ven een nieuw artikel in de Gemeentewet. Een meerderheid van de Kamer had er bij de minister op aongedrongen het ook mogelijk te maken dat escortbureaus, en andere vormen van prostitutie, onder de werking van de gemeentelijke verordening kunnen vallen. Op aandringen van de Kamer, stapte de minister over zijn bezwaren heen. Aanvankelijk was hij van mening dat de gemeenten na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel over voldoende instrumenten beschikten om een goed prostitutiebeleid te voeren. De artikelen 121 en 149vandeGem.eentewet boden zijns inziens een caequaat kader."

Ook artikel 108 van de Gemeentev/et is in dit verband van belang. Daarin wordt in het eerste lid met 20/eel woorden bepaald dat de (autonome) regelgevende bevoegdheid van het gemeentebestuur de "huishouding van de gemeente" betreft.' Tot de gemeentelijke huishouoing worden in ieder geval aspecten van de openbare orde, veiligheid en bescherming van de gezondheid van personen gerekend. De minister tekent daarbij aan: "Op basis van de huidige interpretatie van het begrip huishouding moet het ervoor worden gehouden dat de gemeentelijke autonomie zich niet uitstrekt tot bemoeienis met escortbedreven".° Hij voegt daar echter direct aan toe: "Dit is niet geheel zeker omdat de stelling zou kunnen worden bepleit dat alle vormen van bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie juist wegens de verschuivingen binnen die vormen de openbare orde, de veiligheid en de gezondheid kunnen raken. In dat geval zou de gemeenteraad bij verordening kaderstellend kunnen optreden. Wil men zekerstellen dat escortbedrijven object van gemeentelijke bemoeienis binnen de gemeentelijke huishouding zijn, dan verdient het aanbeveling daarvoor een wettelijke grondslag te bieden".'^ Omdat dus niet zeker was dot de gemeentelijke autonomie zich uitstrekte tot bemoeienis met de escortbedrijven, was de minister bereid het amendement te aanvaarden, zij het dat hij het artikel alleen als een "tijdelijke oplossing" verantwoord vond. 1

Gevolg was de opname van artikel 151a in de Gemeentewet: "De raad kon een verordening vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling". ' ' Het is echter de vraag wat de waarde van dit artikel is en hoe de controle van het fenomeen escortbedrijven concreet vorm is te geven. Bovendien speelt hier ook de problematiek van de 'ondergrens' van de autonome verordeningsbevoegdheid van een gemeente: de gemeentelijke voorschriften mogen niet zondermeer treden in de particuliere sfeer van de burger.

10 WEIGERINGS-GRONDEN

Aon een vergunning die op basis van de verordening verleend wordt, kunnen beperkingen of voorschriften worden verbonden.

Het is ook mogelijk dot een vergunning geweigerd wordt, indien: - de exploitant niet voldoende aan bepaalde, in de verordening omschreven, gedragseisen voldoet; of- de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; of - er aanwijzingen zijn dat in de inrichting(en) prostitué(e)s willen werken die minderjarig of illegaal zijn of op onvrijwillige basis aanwezig zijn.

De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: - de openbare orde; - het voorkomen of beperken vanoverlast; - het voorkomen of beperken vande aantasting van het woon- en leefklimaat; - de veiligheid van personen ofgoederen; - de verkeersvrijheid of -veiligheid; - de gezondheid of zedelijkheid; en/of - de arbeidsomstandigheden vande prostitué(e).

AWTEKESiSGES

1 - Zie artikel 58 van de Arbowet en ook de Bijlage bij de brief van de VNG aan de leden van 17 maart 1999, nr. Lbr. 99/29, kenmerk AJZ/1999001470, pp 41/42.

2. Zie de Bijlage bij de brief van de VNG aan de leden van 17 moort 1999, nr. Lbr. 99/29, kenmerk AlZ/1999001470.

3. Handelingen der Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 1998-1999, p 45-3104 4 Ibidem, p 45-3107.

5 De concept-modelverordening heeft niet alleen betrekking op bordelen, maar op alle seksinricfitingen In de brief van de VNG aan de leden van 17 maart 1 999, nr. Lbr. 99/29, kenmerk AJZ/1999001470, p 3, geeft de VNG een motivering daarvan: "Dit APV-hoofdstuk heeft niet alleen betrekkmg op bordelen, maar op alle seksinrichtingen, dus ook op inrichtingen waar vertoningen van erotisch-pornogrofische aard plaatsvinden, zoals seksbioscopen en -theaters. Dat is een bewuste keuze. Op die manier kan het aanbod van seksbednjven in de ruime zm van het woord integraal worden benaderd en kan samenhangend beleid worden geformuleerd. Een onder voordeel van een ruime omschrijving van het begrip seksinrichtingen is dot gemeenten niet met een ingewikkelde bewijslast worden opgezadeld om aannemelijk te maken dat in de inrichting prostitutie plaatsvindt. Ook als er sprake is van andere vormen van seksuele dienstverlening is de inrichting vergunningplichtig". ó. Artikel 149 van de Gemeentewet luidt: "De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt"; artikel 121 luidt; "De bevoegdheid tot het maken van gemeentelijke verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale verordeningen niet in strijd zijn".

7. Artikel 108, lid 1, van de Gemeentewet luidt: "De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten".

8. Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 25 437, nr. 17, p 2.

9. Ibidem.

10 Ibidem, p 3.

1 1 Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 25 437, nr. 18.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1999

De Banier | 20 Pagina's

Kanttekeningen bij de opheffing van het bordeelverbod

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1999

De Banier | 20 Pagina's