Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opheffing bordeelverbod en het ruimtelijk  beleid - een tussenbalans (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opheffing bordeelverbod en het ruimtelijk beleid - een tussenbalans (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

het toetsen en goedkeuren van de geTieentelijke plannen. Daarbij zullen zij - irie uitgangspunten hanteren: bovenq^^'Teentelijke belangen, wettelijke voorffen en bezwaren van derden.

bovengemeentelijke belangen Ter' aanzien van de bovengemeentelijke beiangen verwachten GS dat van een bc'engemeentelijk belang in de regel geen sprake zal zijn om dat de ruimtelijke onsequenties op (individueel) P' ? entelijk niveau worden afgewogen.

wettelijke voorschriften Gemeentelijke plannen mogen niet in sti j zijn met de wet en/of vaste jurispri dentie. Waar het bij dit uitgangspunt or ]aat, is de vraag hoe artikel 1 9, d' e lid, van de Grondwet geïnterprete( 1 moet worden. Dit artikellid luidt: "h recht van iedere Nederlander op vr' keuze van arbeid wordt erkend be ludens de beperkingen bij of krachte; de wet." Terecht constateren GS dat er ^Afschillende stromingen zijn met een eic 1 interpretatie over de strekking en rei- vijdte van artikel 19, derde lid, van de - rondwet. In de Provinciale Praktijkbn.. over ruimtelijke plannen (jaargang 3, jmmer 1, maart 2001; voor downlocJen van deze praktijkbrief zie: wv. .v.pzh.nl/praktijkbrief; voor een ko' 3 kunt u ook bij Voorlichting & Vormi' terecht) wordt onder het kopje 'O effing bordeelverbod: het rode licht op 'oen!' het standpunt van GS als vol; : samengevat: "Dit artikel (bedoeld is c .s artikel 19, derde lid, Grondwet) kar op twee manieren worden uitgeleg-.. Bij de eerste manier wordt de nac jk gelegd op het eerste deel van dit arti'-? l, met als ruimtelijke consequentie dat 1.innen de gemeentegrenzen minimao' één locatie aangewezen dient te wc-'en waar seksinrichtingen e.d. zich mo.'.n vestigen. De tweede opvatting ove artikel 19 Grondwet verwijst naar de ; iperkingen die de wet kan stellen. De /et op de Ruimtelijke Ordening is zo'' wet. Dit betekent dat de gemeente de i. - )leidsvrijheid heeft op basis van ruin, ijlijke argumenten de hier bedoelde acti\, feiten al dan niet toe te staan. Ge|p' op de systematiek bij andere wet- 9evi'ig met ruimtelijke consequenties, nebben GS gekozen voor de tweede interpretatie van het Grondwetsartikel. Dit houdt in dat op grond van ruimtelijke overwegingen een gemeentebestuur een nulbeleid d.w.z. een totaalverbod kon voorstaan en weergeven in de ruimtelijke plannen in de gemeente" (uit de Praktijkbrief, p. 2). De rechter moet later eventueel uitmaken welke interpretatie de juiste is.

-bezwaren van derden Indien op grond van de WRO bedenkingen tegen ruimtelijke plannen zijn ingediend zullen GS de ruimtelijke motivering van de gemeente volledig (moeten) toetsen. Maar dot is bij alle onderwerpen eveneens het geval. We citeren opnieuw de Praktijkbrief: "Als derde toetsingskader wordt de bezwaren van derden gehanteerd. Hier komt de zogenaamde rechterlijke functie van GS om de hoek kijken. GS dienen zich ten behoeve van een zorgvuldige vervulling van hun wettelijke taak en vaste jurisprudentie een eigen oordeel te vormen over de ruimtelijke plannen in relatie tot de ingebrachte bezwaren. Deze eigen oordeelsvorming krijgt gestalte onder andere via de hoorzitting die wordt gehouden in het kader van het bestemmings-plan, waarbij de reclamant de bedenking (bezwaren) mag toelichten. De toetsing van de ruimtelijke motivering zal in dat geval stringenter worden uitgevoerd, mede om aan de eigen verantwoordelijkheid van de 'rechterlijke functie' invulling te geven."

GS benadrukken echter wel, dat gemeenten die een nulbeleid willen voeren, dit don wel op ruimtelijk relevante gronden moeten doen.

DISCUSSIE EERSTE KAMER

Nog even terugkomend op de zgn. 'bedoeling' van de wetgever waarop GS van Gelderland zich beriepen, het volgende. Bij de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel (voorafgaande aan de plenaire behandeling) hebben de fracties van de SGP en RPF/GPV dit onderwerp ook aangesneden. Minister Korthals merkte toen in antwoord op deze vragen op, dat er geen sprake van een impliciete verplichting kan zijn een expliciete bestemming voor bordelen in bestemmingsplannen op te nemen. De minister: "De opheffing van het algemeen bordeelverbod resulteert echter niet in een verplichting voor gemeenten om ergens in de gemeente een bestem-­ ming op te nemen die prostitutie, impliciet of expliciet, ter plaatse mogelijk maakt. Gemeenten hebben de bevoegdheid in een bestemmingsplan géén voorziening op te nemen ten behoeve van gebruik van gronden en opstallen waarvoor geen behoefte is gebleken" (Eerste Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 25 437, nr. 189b, pp. 10-11). Met andere woorden, als er geen behoefte is gebleken voor bordelen, e.d., dan hebben gemeenten de bevoegdheid in een bestemmingsplan geen voorziening op te nemen. Herziening van een bestemmingsplan of verlening van een vrijstelling met het oog op vestiging van een bordeel kan echter alleen op ruimtelijke en niet op principiële gronden geweigerd worden. Alleen ruimtelijke argumenten doen er toe! (Zie ook het artikel 'Overwegingen bij de opheffing van het bordeelverbod', in: Doelwit, 14 september 2000, pp. 10-11.)

AFRONDEND

Conclusies zijn op grond van de weergegeven standpunten van de diverse colleges van GS niet trekken, ledere provincie zet haar eigen accenten (Gelderland: een algeheel verbod is verboden, dus een ruimtelijk nulbeleid mag evenmin; Overijssel: een ruimtelijk nulbeleid lijkt niet helemaal tot de onmogelijkheden te behoren en Zuid-Holland: laat de mogelijkheid voor een nuloptie open). Er is ook een overeenkomst: de ruimtelijke motivering is van enorm belang, zij het dat iedere provincie ook hierin 'rekkelijker' dan wel 'preciezer' is. Eén ding is echter wel duidelijk: duidelijkheid over de zekerheid van de nuloptie kan alleen de rechter geven.

P. van Vugt

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 2001

De Banier | 20 Pagina's

Opheffing bordeelverbod en het ruimtelijk  beleid - een tussenbalans (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 2001

De Banier | 20 Pagina's