Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een kleine hulp

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kleine hulp

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ais zij nu zullen va len, zullen zij met

ee 1 kleine hulp geholpen wc rden.

(Danël 11: 34a)

De pofeet Daniël mag in de openbaringfrf. die de HEERE hem gegeven heef' de geschiedenis tussen het Oude en K euwe Testament invullen. Er word' wel eens gezegd dat de stem der r rofetie vier eeuvv-en lang gezv^egen feeft, tussen oud en nieuvv'. In zekere zin is dat v/car, omdat er geen nieuwe profeet meer is opgetreden na Maleachi Toch mogen we het misschit' ook anders benaderen, als we zien Jat de fHEERE in de woorden van Zijn onecht Daniël profetie genoeg geg'j/en heeft om de stille eeuwen doo: te komen, tot op de dag van Chn.'us. Daniël geeft ons een profetische visie op de v^ondere voortgang van oods verbondsgemeente in de gro'c- zee van de vvereldgeschiedenis.

Aap net einde van de profetie stijgt de noc, v^oor het volk des HEEREN tot een toppunt. Er lijkt maar geen einde te kernen aan de tijd van verwachting van Gods beloofde Koninkrijk. Hoe dich'erbij het komt, hoe verder het weg lijkt. Dat is de aanvechting van God; volk. De wereldgeschiedenis lijkt olies alleen maar verder weg te voer-jn van dit doel. En de invloed van de macht van de boze laat zich gelden tot in het hart van Jeruzalem. Erza! een koning optreden, die in alles model kan staan voor de antichrist, wiens komst in het Nieuwe Testament wordt voorzegd voor de laatste dogen. Antiochus Epifanes komt aan de macht, en oefent zijn verderfelijke invloed uit op de verbondsgemeente van Jeruzalem. Nog nooit is de vijandschap tegen de HEERE en Zijn heiligdom zo ver gegaan als bij hem. Hij waagt het om een einde aan het wettige hogepriesterschap te "laken, door een van zijn paladijnen te benoemen. Hij tracht de dienst des nEEREN te moderniseren tot een syncretistische eredienst vol goddeloosheid. De tempel wordt ontwijd, het dagelijkse offer beëindigd, een 'ver­ woestende gruwel' wordt in de tempel neergezet, het altaar voor de Griekse afgod Zeus. Het ergste is, dat hij zelfs onder de verlichte Joden medestanders heeft weten te vinden voor zijn 'verenigde kerk'. Er was sprake van geestelijk verraad van binnen uit. Het oordeel begon bij het huis Gods.... Het is een wonder dat er zelfs dan nog zijn die toch standvastig blijven. Het zijn diegenen die de HEERE nog mogen 'kennen', in de waarachtige vreze van Zijn heerlijke Naam. Die niet alleen weten dot Hij de Heilige Israels is, maar die ook de verborgen omgang met Hem kennen mogen en bij wie dat openbaar komt in hun leven. Juist in zo'n zware, zwarte tijd stralen zij ais een licht in de nacht. Maar dat betekent voor hen tegelijk ook dat ze voorwerp worden van de ergste vervolgingen. Ze blijven echter getrouw tot in de dood en beërven de kroon der heerlijkheid. Niet zozeer de politieke vrijheidsstrijders, maar de oprechte gelovigen die in de laatste dagen standvastig blijven zijn de ware bestrijders van de antichrist!

In die dagen beschikt de HEERE Zijn benauwde volk een 'kleine hulp', zo noemt de profeet Daniël het instrument dat God gebruikt om voor een tijd nog enige verlichting te geven in de druk op Gods volk. Hij geeft Zijn volk een teken dat Hij de Levende God is. Die Zijn verbond toch niet vergeet. Tegen de geestelijke terreur komt er een oude priester, samen met zijn zonen, in opstand tegen het goddeloze bewind. Het is in het jaar 166 voor Christus. De opstand van de Makkabeën, zo is deze verzetsdaad bekend gebleven, brengt Israël politiek en geestelijk een vrijheid weer, die ze sinds de ballingschap nog niet had gekend.

Maar waarom noemt Daniël dat dan een 'kleine hulp'? Het is toch iets

groots dat het volk van Gods verbond zo weer bevrijd wordt? Miskent hij het feit dat dit gebeuren te danken is aan Gods reddend handelen? Nee, dat doet hij niet. Er is in deze aanduiding een dankbare erkenning van bevrijding. Het is zeker een hulp in de benauwdheid, door God gegeven. Maar deze is toch maar 'klein', begrensd. Wie het daar uiteindelijk van verwacht, dat het heilsrijk Gods door een dergelijk menselijk ingrijpen zal aanbreken, die komt toch bedrogen uit. Ook in het vervolg van deze 'hulp' laat de macht van de zonde en de onderdrukking voor de ware vromen zich toch weer gelden. Het Joodse koningschap dat uit deze vrijheidsstrijd voortkomt zal in latere tijd weer net zo onderdrukkend zijn voor de ware vromen als de koning was tegen wie de Makkabeën zich keerden.De chasidim, de ware vromen hebben bij het verzet meegedaan, maar ze haakten af toen ook de dynastie van de Makkabeën weer het spoor van aardse macht en het bederf daarvan opgingen. Het is verbijsterend te zien hoe dat priestergeslacht tot dynastie werd. Herodes trouwt er later in. En de Hasmoneën, zo heetten ze, hebben later even hard de vromen vervolgd. Een latere opvolger van Judas Makkabeüs liet later honderden Farizeeën doden. De geest die in het Lutherlied tot uiting komt, 'geen aardse mocht begeren wij' was de politieke bevrijders vreemd. Daarom zegt Daniël al: Het is toch maar een 'kleine hulp'. De uitreddingen die God voor een ogenblik wil geven als Hij Zijn volk nog tijden van verlichting schenkt, mogen niet afleiden van de blijvende verwachting van de 'Grote Hulp'. Die komt in Gods plan met de geschiedenis eerst als Christus bij Zijn wederkomst Zijn rijk voleinden zal. Israël moest ook voor komende eeuwen blijven volharden in gelovige verwachting van de echte Messias, niet Judas Makkabeüs, maar Jezus Christus

De 'kleine hulp' moet heenwijzing zijn naar het grote moment van Gods vervulling. Er zijn tekenen van Zijn eeuwig Koninkrijk in de geschiedenis. Maar o wee, als die tekenen geen verwijzing meer zijn naar Gods vervulling, maar aanleiding worden tot eigenmachtige verlossing. Totdat God Zijn rijk voleinden zal blijft het goed om telkens weer Psalm 146 te zingen: 'Vest op prinsen geen betrouwen, waar gij nimmer heil bij vindt'.

Zoetermeer, ds. M.A. van den Berg

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 2001

De Banier | 16 Pagina's

Een kleine hulp

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 juli 2001

De Banier | 16 Pagina's