Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Irene, Carlisten en Calvinisten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Irene, Carlisten en Calvinisten

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog redelijk vers in liet geheugen ligt de behandeling vorig jaar juli van de Toestemmingswet voor het huwelijk van prins Willem-Alexander met Maxima Zorreguieta. Sinds de Grondwetsherziening van / 983 moet zo'n Toestemmingswet behandeld worden in een vergadering van Eerste en Tweede Kamer gezamenlijk. Voorzitter van zo'n 'Verenigde Vergadering' is altijd de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dat was vorig jaar juli nog mr. F. Korthals Altes, oud-minister van Justitie in de eerste twee kabinetten-Lubbers. Kort na de parlementaire behandeling van deze wet nam de voorzitter van de Eerste Kamer afscheid van de Senaat. Ter gelegenheid daarvan gaf hij enkele interviews, o.a. ook in het blad Nieuwspoort Nieuws. Daarin liet de scheidende voorzitter weten zich te hebben geërgerd aan de bijdrage van SGP-senator Holdijk. "Intolerant", aldus mr. Korthals Altes, en bovendien "historisch onjuist en controversieel."

In De Banier van 27 september is er in de rubriek 'Haagse propjes' op Korthals' opmerkingen gereageerd. Wat betreft het verwijt dat de inbreng van de SGP "historisch onjuist" was is toen (in de in de propjes gebruikelijke stijl) geconstateerd dat dat verwijt niet hard te maken is. Maar, luidde het aanbod, mocht de gewezen voorzitter zijn gelijk willen aantonen, dan krijgt hij de ruimte om de SGP in De Banier een lesje te lezen.

Welnu, mr. Korthals Altes heeft de hem toegeworpen handschoen opgepakt. Dat siert hem. Al weer een poosje geleden (en na een gesprek met Holdijk) kwam zijn reactie. Belofte maakt schuld, dus plaatsen we het artikel, zij het, in overleg met de schrijver, enigszins ingekort. Met name is gekort op die opmerkingen die betrekking hadden op de toon van het 'propje' dot de aanleiding vormde voor deze bijdrage. De gewezen voorzitter had die als onaardig ervaren en vindt dat ze afbreuk doen aan onze democratische instellingen. Wat dat betreft kan ik maar een ding zeggen: dat was nimmer de bedoeling. Nu het wel zo wordt gevoeld, past een amende honorable. Bij dezen.

Het woord is nu aan de gewezen voorzitter van de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal, mr F. Korthals Altes:

"Historisch onjuist acht ik de passage (uit Holdijks rede - MdB): "Dat tradities soms machtiger zijn dan wetten, werd nog in 1964 bewezen, toen een prinses van Oranje overging van de Nederlandse hervormde kerk naar de rooms-katholieke kerk, vervolgens geen toestemming voor haar huwelijk met een Spaanse prins vroeg en dientengevolge afstand deed van haar erfelijke aanspraken op de troon. Deze gang van zaken kan, ook objectief bezien, niet losgemaakt worden van het feit dat deze prinses koos voor een kerk waarvan geen vorst van haar geslacht sinds de reformatie ooit lid was geweest, sterker, waartegen meer dan één Oranje had gestreden.'

Ik was in 1964 lid van het dagelijks bestuur van mijn partij, die op dat ogenblik mede regeringsverantwoordelijkheid droeg. Daardoor ontving ik informatie uit de zeer dichte nabijheid van medeverantwoordelijke ministers. Minister van Binnenlandse Zaken Toxopeus (WD) maakte als de pri­ mair voor grondwettelijke aangelegenheden verantwoordelijke minister deel uit van de kleine groep ministers die zich bezighield met de verschillende aspecten van een mogelijk huwelijk van Prinses Irene. Het grondwettelijk toestemmingsvereiste voor huwelijken van de Koning en van nakomelingen die het koningschap kunnen beërven, heeft ten doel regering en Staten-Generaal in de gelegenheid te stellen na te gaan of de dynastie ten gevolge van een huwelijk in een situatie komt die strijdig is of kan worden met het belang van de Staat der Nederlanden. Werd het in de negentiende eeuw nog wel mogelijk geacht dat de Koningen der Nederlanden ook regerende Groothertogen van Luxemburg waren, het lijdt geen twijfel dat in de twintigste eeuw de mogelijkheid uitgesloten zou moeten worden dat een tot regeren geroepen vorst of vorstin tegelijkertijd of in de toekomst hetzij zelf staatshoofd van een ander land hetzij gemaal of gemalin van het staatshoofd van een ander land zou worden.

Niet de overgang naar het katholieke geloof, maar het voornemen om met een pretendent van de Spaanse troon in het huwelijk te treden, deed de regering in 1964 besluiten geen voorstel tot een toestemmingswet in te dienen. Zou Prinses Irene katholiek geworden zijn en niet (ongeveer) tegelijkertijd huwelijksplannen hebben gehad, dan zou zij haar erfelijk recht op de troon als (op dat ogenblik) tweede in de lijn van troonsopvolging hebben behouden.

Verstrengeling

Er is ook in 1964 wel verkondigd dat het niet-indienen van een wetsvoorstel tot het verlenen van toestemming was ingegeven door antipapistische gevoelens, maar het ging de regering, mede bestaande uit leden van de KVR om het voorkómen van mogelijke verstrengeling van het Nederlandse belang met de belangen van een Spaanse troonpretendent. Zou het carlistische streven te eniger tijd tot het koningschap van Prins Karel Hugo hebben geleid, dan zou Prinses Irene - tot de geboorte van Prins Willem-Alexander tweede in de lijn van de troonsopvolging in Nederland- koningin van Spanje zijn geworden.

Het is om dit soort constitutioneel ongewenste situaties te voorkomen, dat het recht op erfopvolging kan worden beëindigd door het niet-indienen of afstemmen van een toestemmingswet. Ik acht de stelling dat het niet-indienen van een wetsvoorstel tot het verlenen van toestemming niet losgemaakt kan worden van de overgang van de prinses naar de rooms-katholieke kerk, in strijd met de historische feiten. Of de overgang al dan niet losgezien kan worden van het voorgenomen huwelijk, laat ik - evenals mijn partij en andere partijen toen- als een strikt persoonlijke aangelegenheid van de prinses buiten beschouwing.

Weliswaar merkte Holdijk op dat 'uiteraard ook een belangrijke rol (speelde) dat de prinses koos voor een politieke beweging waarvan de principes indruisten tegen de beste tradities van het Nederlandse volk', maar in feite was de keuze voor de leider van de carlistische beweging met de daarbij behorende aspiraties voor het koningschap van Spanje de doorslaggevende reden voor het beëindigen van de mogelijkheid dat de prinses het koningschap der Nederlanden zou beërven door het niet-indienen van een toestemmingswet.

Prinses

Een tweede, maar minder grote, onjuistheid is de aanduiding van Prinses Irene als prinses van Oranje. Dat was en is Prinses Irene niet. Zij was toen en is nu, wat Nederlandse prinselijke titels betreft, Prinses der Nederlanden en Prinses van Oranje-Nassau. De titel Prins van Oranje was ingevolge de Grondwet zoals deze op dit punt tot 1983 heeft geluid, voorbehouden aan de oudste zoon (of verdere mannelijke nakomeling) des Konings die de vermoedelijke erfgenaam is van de kroon. De titel Prinses van Oranje bestond niet.Van oudsher kwam de titel Prins van Oranje aan niet meer dan één man toe en sedert Willem van Oranje is de titel Prins van Oranje op de oudste in leven zijnde van zijn mannelijke nakomelingen overgegaan; na het kinderloos overlijden van stadhouder Willem III ging de titel over op de Friese tak van de Nassaus. De grondwetsbepaling (artikel 27) is in 1983 is vervallen.

Op deze relatief kleine historische tekortkoming sloeg mijn kritiek uiteraard niet, al gingen veel vragen en antwoorden juist wel over de exclusiviteit van de titel Prins of Prinses van Oranje, nu de regering had laten weten voornemens te zijn bij wet te regelen dat het oudste kind van de Koning of Koningin die de vermoedelijke erfgenaam of erfgename van het koningschap is, in de toekomst de exclusieve titel van Prins of Prinses van Oranje zal dragen.

Troon

Als derde historische onvolkomenheid in deze passage noem ik nog dat In 1964 niet de prinses, maar de regering geen toestemming vroeg. Een wetsvoorstel wordt bij koninklijke boodschap door de regering ingediend, niet door een prins of prinses. Staatsrechtelijk is het niet relevant of de prinses het al dan niet eens was met het besluit van de regering geen wetsvoorstel In te dienen, al zou ik mij kunnen voorstellen dat zij graag de vrijheid kreeg om zich aan de zijde van haar echtgenoot te plaatsen in diens strijd voor het carlisme en om de Spaanse troon, iets waarvoor, als zij lid van het koninklijk huis was gebleven, geen minister verantwoordelijkheid had kunnen nemen. Ook al om die reden is het toestemmingsvereiste een wijs vereiste.

Als Holdijk met'geen vorst van haar geslacht sinds de reformatie' mede het oog heeft gehad op de stadhouders en niet alleen op de koningen, dan is de stelling dat geen vorst van het geslacht Oranje-Nassau sinds de reformatie ooit lid is geweest van de rooms-katholieke kerk ook al niet geheel juist. Willem van Oranje werd, na rooms-katholiek gedoopt te zijn, sedert 1534 Luthers opgevoed.Toen hij na het beërven van het Prinsdom Oranje door KarelV werd uitgenodigd aan het hof van de landvoogdes te Brussel, eiste de keizer dat de prins overging naar de rooms-katholieke kerk. Ook nog tijdens zijn (tweede) huwelijk met de Lutherse Anna van Saksen dienden beiden volgens de katholieke leefregels te leven, wat zij ook deden. Een jaar voor het begin van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 vertrok hij echter naar de Dillenburg, waar hij zich weer aansloot bij de Lutherse kerk. Vervolgens ging hij daar in de winter 1570-1571 over tot het Calvinisme.

Geloofsstrijd

Een tweede passage die ik historisch onjuist acht, is die waarin Holdijk poneert dat het volk "zich niet afvraagt of de Nederlanders in de Tachtigjarige Oorlog soms ook om andere dan religieuze motieven hebben gehandeld, of zij bijvoorbeeld ook voor politieke vrijheid hebben gevochten, of zij hebben gestreden libertatis ergo - voor de vrijheid - of religionis ergo - voor de godsdienst - of beide, en hoe de verhouding tussen politieke en religieuze redenen was; men vindt dat de historici dat maar moeten uitzoeken.Voor het besef van het gereformeerde deel van het Nederlandse volk was én is de Tachtigjarige Oorlog een geloofsstrijd geweest.'

De In die laatste zin neergelegde opvatting zal ik niet op historische gronden bestrijden: ik geloof Holdijk op zijn woord als hij het heeft over gerefor-meerd gedachtegoed. Mijn historische bezwaar richt zich tegen het aan het Nederlandse volk toegeschreven ontbreken van een opvatting over de vraag of de Tachtigjarige Oorlog uitsluitend geloofsstrijd of (mede) strijd voor politieke -en, zo voeg ik daaraan toe, godsdienstvrijheid en, ruimer nog, geestelijke vrijheid- Is geweest.

Ik ben geen historicus, maar voor mij als liberaal met belangstelling voor onze geschiedenis is het antwoord op de vraag helemaal geen 'lood om oud Ijzer'. Ik ben alumnus van de universiteit die haar ontstaan te danken heeft aan het heldhaftig verzet van de Leidse burgerij tegen de Spaanse overheersing. De zinspreuken van die universiteit zijn sedert 1575

'Presidium LIbertatis' - Zetel der Vrijheid - en 'Haec Libertatis Ergo'. In historische tijden ging het dus al om vrijheid, waaronder begrepen vrijheid van godsdienst en geestelijke vrijheid. ^

In ons onafhankelljkheidsdocument -het plakkaat van verlatinge van 1581 - dat werd gevolgd door de afzwering van Philips II, is binnen de grenzen van de Calvinistische opvat­

tingen over het door God gegeven overheidsgezag een juridische motivering gegeven van het opzeggen van het door Philips II uitgeoefende gezag: De vorst is door God aangesteld tot hoofd van zijn onderdanen om hen te beschermen en te bewaren, gelijk een herder zijn schapen. De onderdanen zijn niet geschapen tot behoef van de vorst om hem in alles wat hij beveelt, recht of onrecht, onderdanig te zijn en als slaven te dienen. De vorst is er om der wille van de onderzaten, zonder wie hij geen vorst is. De vorst heeft zijn onderdanen lief te hebben als een vader zijn kinderen, een herder zijn schapen, die zijn leven geven wil om hen te bewaren.Wanneer een vorst deze plichten niet nakomt, maar als een tiran optreedt, hebben die onderdanen het recht om hem niet langer als hun vorst te erkennen.

Het gaat In dat document dus om de bevrijding van een tiran - libertatis ergo.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 2002

De Banier | 24 Pagina's

Irene, Carlisten en Calvinisten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 2002

De Banier | 24 Pagina's