Uit de Provincie · Provinciaal prostitutiebeleid

Sinds de opheffing van het bordeelverbod per I oktober 2000 moet elke gemeente beslissen over de vestiging van bordelen en aanverwante bedrijven. Als een gemeente niets regelt kan een bordeel zich overal vestigen. De provincie Utrecht stuurde daarom de gemeenten een leidraad met richtlijnen voor de locatie van bordelen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Deze leidraad gaf problemen in gemeenten alsVeenendaal en Bunschoten die alle bordelen wilden uitsluiten. De leidraad verplichtte elke gemeente in haar bestemmingsplannen tenminste één plaats aan te wijzen voor een seksinrichting, waarbij de voorkeur van het college van Gedeputeerde Staten (GS) uitging naar het centrumgebied van een gemeente. Een nuloptie werd niet toegestaan. Hooguit zou een gemeente ongewenste neveneffecten (zoals gevelreclame, lawaai en criminaliteit) kunnen reguleren via de gemeentelijke verordeningen.

Diversiteit

Uit onderzoek van de Statenfractie van de SGP naar de standpunten van de andere provincies bleek dat er verschillende opvattingen over dit onderv/erp bestaan.Vooral Zuid- Holland, waar een SGP-er deel uitmaakt van het college van GS, nam een veel ruimer standpunt in. Hoeveel het de bedoeling van de v^etgever v/as om prostitutie in elke gemeente toe te staan, heeft de minister nadrukkelijk aangegeven dat de rechter uit moest maken wat binnen de regels mogelijk is.Van die ruimte heeft Zuid-Holland gebruik gemaakt. GS van Zuid-Holland nemen als uitgangspunt dat bestemmingsplannen terughoudend moeten worden getoetst. Artikel 19 lid 3 van de Grondwet speelt bij die toetsing een rol. Dit artikel stelt: 'Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet.'

Zuid-Holland heeft beargumenteerd dat de Wet op de Ruimtelijke Ordening zo'n wet is die beperkingen kan stellen. Het gevolg van dit standpunt is dat een gemeentebestuur op ruimtelijke gronden een totaalverbod kan vastleggen in bestemmingsplannen.

Standpunt Utrechts college

De Utrechtse SGP-statenfractie heeft in schriftelijke vragen het provinciale prostitutiebeleid aan de orde gesteld. Allereerst heeft zij daarin de principiële bezwaren tegen prostitutie aan de orde gesteld. Prostitutie is commercialisering van de door de Heere geschonken gave van de seksualiteit die binnen het huwelijk een plaats heeft, en is dus strijdig met de Bijbelse visie. De Wet op de Ruimtelijke Ordening laat echter geen principiële of morele afwegingen toe als afwijzingsgrond voor bordelen. In de vragen heeft de SGP daarom als invalshoek gekozen dat de gemeentelijke autonomie bij dit onderwerp moet worden gerespecteerd en dat ruimtelijke afwegingen die leiden tot een nul-optie gehonoreerd moeten worden.

De beantwoording door GS was teleurstellend. Het college wilde de gemeentelijke autonomie respecteren, maar gaf deze slechts zeer beperkt inhoud. Slechts voor kleine gemeenten ging de deur op een kier Het college gaf er dan nog de voorkeur aan dat gemeenten in regionaal verband zouden opereren. Dit houdt in dat gemeenten gezamenlijk afspreken waar prostitutie is toegestaan, zodat de andere gemeenten prostitutie kunnen weren. Deze constructie verschuift echter de problemen en is geen oplossing voor het principiële bezwaar.

Motie

De SGP besloot om in de Statenvergadering van 25 februari samen met de ChristenUnie mondelinge vragen te stellen en een motie in te dienen. Bij de voorbereiding van deze motie bleken verschillende fracties de royale steun die zij in januari gaven toen onze fractie het onderwerp in de com­ missie Ruimte en Groen aan de orde stelde, in te trekken. De principiële bezwaren van SGP en ChristenUnie werden niet gedeeld, maar zowel het CDA als (heel opmerkelijk) de VVD-fractie bleken de bestuurlijke insteek van de motie wel te steunen.

De kernpunten van de motie waren dat GS: • de gemeentelijke autonomie nadrukkelijk moet respecteren als een gemeentebestuur zich op basis van ruimtelijke overwegingen heeft uitgesproken voor een nuloptie; • zich ten aanzien van dit onderwerp bij de toetsing van (paraplu)bestemmingsplannen terughoudend moet opstellen; • de provinciale leidraad betreffende seksinrichtingen aan moet passen aan deze bestuurlijke insteek.

De meerderheid van GS ontraadde de Staten de motie te steunen! Tijdens het uitvoerige debat bleek dat de VVD-fractie niet unaniem onze motie zou steunen. Eén van de leden was namelijk wethouder in het college van Veenendaal, het college dat moest aftreden vanwege de aangenomen motie inzake een bordeelverbod! Toen wij niet wilden verklaren dat deze motie geen betrekking had op grote gemeenten zoals Amersfoort en Veenendaal, besloot ook de SP haar aanvankelijke

steun aan de motie in te trekken. Bij de hoofdelijke stemming bleken tot onze verwondering slechts enkele VVD'ers tegen te stemmen, zodat de motie met 30 tegen 26 stemmen werd aangenomen. De twee CDA-gedeputeerden stemden voor de motie.Toen bleek dat de mens wikt, maar God beschikt!

Enkele dagen later stond in het Utrechts Nieuwsblad een opmerkelijk commentaar van de Commissaris van de Koningin. Hij is geen portefeuillehouder, maar zei grote moeite te hebben met het uitvoeren van deze motie. We verwachten dat GS wel uitvoering gaan geven aan deze motie en zullen nauwlettend volgen hoe dit gebeurt.Wij hopen van harte dat onze raadsleden de mogelijkheid die er nu is, zullen gebruiken om hun gemeente te vrijwaren van dit maatschappelijk kwaad.

M.F. van Leeuwen, statenlid SGP Utrecht

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen