Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doelwit · Belangenverstrengeling (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doelwit · Belangenverstrengeling (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals in de vorige aflevering van Doelwit werd gemeld, wordt in dit vervolgartikel over belangenverstrengeling mede ingegaan op het lidmaatschap van adviescommissies.

Voordat we opnieuw aan de hand van een aantal uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de (on)mogelijkheden van het lidmaatschap van adviescommissies willen belichten, eerst een korte aanvulling op het artikel van de vorige keer. Een raadslid -tevens politiefunctionaris- attendeerde ons op een lacune in het vorige artikel. In aanvulling op wat werd geschreven over het verenigen van een politiefunctie met het raadslidmaatschap moet gezegd worden dat, wanneer de politiefunctionaris niet werkzaam is in de politieregio waar de gemeente toe behoort waarin hij raadslid is, er geen sprake is van een onverenigbare betrekking.Ten overvloede wijzen we u ook op paragraaf 2.5 van de Toelichting op het Gemeenteprogram van de SGP waar uitgebreid wordt ingegaan op -voorbeelden van- onverenigbare betrekkingen, verboden handelingen en het niet deelnemen aan stemmingen.'

Lidmaatschap commissies

Ook op het gebied van deelname aan adviescommissies is belangenverstrengeling denkbaar. Onpartijdigheid en onafhankelijkheid zijn van groot belang. Een voorbeeld waarbij de persoon waar het om ging, die tegelijk huisadvocaat van de gemeente én voorzitter van de schadebeoordelingscommissie was, uiteindelijk niet partijdig werd geacht, deed zich voor in Rijssen. Iemand had een verzoek tot planschadevergoeding op basis van art. 49 WRO ingediend bij de gemeente. De gemeente wees het verzoek af, zonder de schadebeoordelingscommissie te hebben geraadpleegd. Bij een tweede besluit van de gemeente over het verzoek werd het verzoek opnieuw afgewezen, nu wél in overeenstemming met een advies van de schadebeoordelingscommissie.

Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit, maar zijn bezwaar werd met een advies van de Adviescommissie bezwaar- en beroepschriften algemeen juridische zaken afgewezen. Verzoeker ging tegen deze beslissing op bezwaar in beroep bij de rechtbank te Almelo die hem in het gelijk stelde. De rechtbank oordeelde dat de voorzitter van de schadebeoordelingscommissie, die tevens huisadvocaat van de gemeente is, niet als onafhankelijk en onpartijdig lid van de schadebeoordelingscommissie kan worden aangemerkt en dat de beslissing op bezwaar dus onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daarop ging de gemeente in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond omdat er geen sprake zou zijn van partijdigheid of afhankelijkheid bij de voorzitter van de schadebeoordelingscommissie. Deze persoon had namelijk in zijn werkzaamheden als advocaat voor de gemeente Rijssen niet te maken met de onderhavige zaak, te weten het verzoek tot planschadevergoeding van verzoeker.'

Lidmaatschap politieke partij

Een andere vraag is of het lidmaatschap van een politieke partij reden is om een commissielid partijdig en afhankelijk aan te merken. Een zaak hierover deed zich voor in Oosterhout. De situatie is als volgt.

De raad van de gemeente Oosterhout had een voorbereidingsbesluit voor percelen in een bestemmingsplan genomen. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit voorbereidingsbesluit. De raad won advies in bij de Adviescommissie Algemene wet bestuursrecht Oosterhout en verklaarde dit bezwaar ongegrond.Verzoeker ging vervolgens in beroep bij de rechtbank te Breda, die hem in het gelijk stelde en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigde, omdat het advies van de Adviescommissie niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen is. De gemeente ging in hoger beroep tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Adviescommissie bestaat volgens de verordening van Oosterhout uit zes leden waarvan drie geen lid van raad of college zijn, één persoon lid is van het college en twee personen leden van de raad. Ook is in de verordening bepaald dat de voorzitter en de leden van de Adviescommissie niet deelnemen aan de behandeling van een bezwaarschrift wanneer ze niet onafhankelijk kunnen zijn.Verzoeker meende dat twee leden van de Adviescommissie, het collegelid -locoburgemeester- en één van de twee raadsleden, geen deel hadden mogen nemen aan de behandeling van zijn bezwaarschrift. Zijn argument is dat zij gebonden zijn aan het standpunt van hun partij en daarom niet onafhankelijk zijn.

De Afdeling oordeelde echter dat het lidmaatschap van een politieke partij onvoldoende reden is om aan te nemen dat de leden van de Adviescommissie door deel te nemen aan de behandeling van het verzoek zich schuldig hebben gemaakt aan belangenverstrengeling. De Afdeling wees daarbij op artikel 7: 13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waaruit blijkt dat leden van het bestuursorgaan zitting mogen nemen in een adviescommissie.^ Lid I van dit artikel luidt: "/. D/t art/ke/ is van toepassing indien ten behoeve van de beslissing op het bezwaar een adviescommissie is ingesteld: a. die bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, b. waarvan de voorzitter geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en c. die voldoet aan eventueel bij wettelijk voorschrift gestelde andere eisen." Uit dit artikel blijkt overigens wel dat de voorzitter van een adviescommissie geen lid van het bestuursorgaan mag zijn. Het is logisch dat de raadsleden die deel uitmaken van zo'n adviescommissie, lid zijn van een politieke partij. Zouden zij vanwege hun lidmaatschap van een politieke partij als afhankelijk moeten worden aangemerkt, dan heeft het geen zin om raadsleden in de adviescommissie zitting te laten nemen, want dan zouden ze wellicht bijna nooit deel mogen nemen aan de behandeling van zaken. Uit de hierboven beschreven zaken blijkt dat het vermoeden van partijdigheid en afhankelijkheid ook overdreven kan worden. Een zorgvuldige afweging van de betrokken persoon, eventueel in overleg met het bestuursorgaan, blijft echter geboden.

Aanpassingswet dualisme

De zaak in Oosterhout speelde zich af vóór de duallsering op lokaal niveau. In de Wet dualisering gemeentebestuur v/as opgenomen dat raadsleden per 7 maart 2002 geen deel meer konden uitmaken van de bezwaar- en beroepschriftencommissie. Dit wordt verwoord in artikel 83, lid 2 van de Gemeentewet waarnaar verwezen wordt in het artikel over de andere commissies: "De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van een door de raad ingestelde bestuurscommissie. Leden van de raad zijn geen lid van een door tiet college of de burgemeester ingestelde bestuurscommissie."

In de Aanpassingswet is dit echter ongedaan gemaakt voor wat betreft de "andere commissies". De raad kan behalve raadscommissies en bestuurscommissies, andere commissies instellen. Hieronder vallen de adviescommissies voor bezwaar en beroep.Werd in artikel 84, tweede lid, eerst verwezen naar het zojuist geciteerde lid 2 uit artikel 83, in de Aanpassingswet is artikel 84 aangepast zodat raads- en collegeleden wél deel mogen uitmaken van de andere commissies. Het nieuwe lid 2 van artikel 84 luidt: "2. Art/fee/ 83, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een andere commissie, met uitzondering van een commissie die is ingesteld om te adviseren over de beslissing op ingediende bezwaarschriften en een commissie belast met de behandeling van en de advisering over klachten."

In de Memorie van Toelichting op de Aanpassingswet wordt deze wijziging als volgt gemotiveerd: "Uit het land hebben mij (=de Minister van BZK, RB) diverse signalen bereikt dat er behoefte bestaat aan een gezamenlijke bezwaarschriften- of klachtencommissie, waar zowel raads- als collegeleden zitting in kunnen hebben. Ook deVereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in die zin geadviseerd. Indien ook raadsleden in genoemde commissies zitting kunnen hebben, betekent dat een verdere versterking van de controlerende functie van de raad. De raadsleden die in deze commissies zitting hebben krijgen duidelijk inzicht in de gevallen waarin burgers zich verzetten tegen de wijze van besturen van het college."

De Aanpassingswet heeft terugwerkende kracht tot 7 maart 2002. De wet trad op 19 februari 2003 in werking.

/. Mocht u niet in het bezit zijn van deToelichting op het Gemeenteprogram: deze is grati verkrijgbaar voor wethouders, raadsleden steunfraaiekden bij Voorlichting & Vorming, e-mail: voorlichting@sgp.nl oftelnr. 070-34 62 26.

2. De gehele uitspraak van 31 juli 2002 is te vinden op www.rechtspraak.nl, LjN-numme AE5998, Zaaknr: 20010S540I l.

3. De gehete uitspraak van 23 oktober 2002 i te vinden op www.rechtspraak.nl, LJN-num mer: AE9l84, Zaaknr: 20020l33lll.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 2003

De Banier | 24 Pagina's

Doelwit · Belangenverstrengeling (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 2003

De Banier | 24 Pagina's