Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doelwit · Toetsingskader cultuurbeleid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doelwit · Toetsingskader cultuurbeleid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 24 april hield het studiecentrum een corigres naar aanleiding van de verschenen nota' "Wikken & . Wegen. SGP-visie op cultuurbeleid".' De nota beoogt SGP-bestuurders op alle niveaus een handreiking te bieden in het beoordelen van voorstellen op het gebied van kunst en cultuur. In hoofdstuk 5 van de nota wordt een aantal criteria op een rij gezet en uitgelegd, aan de hand waarvan een voorstel getoetst kan worden. Het lijkt ons goed in deze Doelwit dit toetsingskader nog eens voor het voetlicht te halen, praktisch te vertalen en aan de hand van een casus te demonstreren hoe gewerkt kan worden met het toetsingskader.

Program van Beginselen

Voordat we het toetsingskader bespreken, zullen we kort ingaan op wat de basis van het cultuurbeleid van de SGP is. Allereerst is dat natuurlijk Gods Woord en in tweede instantie de gereformeerde traditie. In de hoofdstukken 3 en 4 van de nota wordt ingegaan op het bijbels spreken over cultuur en op wat de SGP tot haar traditie rekent: de vroeg-christelijke kerk, Reformatie en Nadere Reformatie. Ook het neocalvinisme wordt besproken.

Deze basis zien we ook terug in de Toelichting op het Program van Beginselen van de SGP (1996), in de uitleg van artikel 20, dat als volgt luidt: "De overheid dient de instandhouding van natuur- en cultuurmonumenten te bevorderen. Nieuwe cultuuruitingen kunnen door de overheid worden bevorderd voor zover deze niet strijdig zijn met Gods Woord". Zoals wethouder Nieuwenhuijse het in zijn lezing op genoemd congres verwoordde, heeft de SGP in haar cultuurvisie een ontwikkeling doorgemaakt van afzijdigheid naar stimulering. In het artikel uit het Program valt op dat er onderscheid gemaakt wordt tussen enerzijds instandhouding, want op dat terrein ligt onomstootbaar een taak voor de overheid volgens de SGP: "dient [...] te bevorderen". En anderzijds nieuwe cultuuruitingen, want het wordt zo geformuleerd dat het mogelijk is dat de overheid hierin een taak heeft: "kunnen worden bevorderd, voor zover". In de tweede plaats valt op het onderscheid tussen het positief geformuleerde deel van het artikel: "nieuwe cultuuruitingen kunnen door de overheid worden bevorderd" en het negatief geformuleerde deel: "voor zover deze niet strijdig zijn met Gods Woord". Er wordt dus gepleit voor een positieve houding die begrensd wordt door Gods Woord.

Gemeenteprogram

In het Gemeenteprogram (voor het laatst gewijzigd in 1978) wordt de visie op cultuur als volgt geformuleerd: "De cultuurtaak van de gemeente dient in hoofdzaak een conserverende te zijn. Wanneer in deze coördinerend en/of stimulerend optreden van gemeentewege is gewenst of vereist, of wanneer, als het om hedendaagse cultuur gaat, een dergelijk optreden van gemeentewege wordt verlangd, wordt medewerking slechts dan verleend indien onomstotelijk vaststaat dat de door Gods Woord gestelde normen niet worden overschreden en het financieel belang der gemeente niet wordt geschaad. Voorkeur dient uit te gaan naar het particulier initiatief."

Het verschil is duidelijk: dit artikel in het Gemeenteprogram gaat nog veel meer uit van een passieve houding van de overheid. Wél wordt evenals in het Program van Beginselen de nadruk op conservering van cultuur gelegd, waarbij onder meer gedacht moet worden aan cultuurmonumenten, historische gebouwen en musea. Het Gemeenteprogram kent zelfs een apart artikel over monumentenzorg, dat wél heel positief, zelfs stimulerend geformuleerd is. De passieve houding van de overheid wordt in het artikel over cultuur niet alleen begrensd door "de door Gods Woord gestelde normen" maar tevens door "het financieel belang der gemeente". De laatstverschenen Toelichting op het Gemeenteprogram (2000) nuanceert dit artikel overigens in positiefkritische zin.

Toetsingskader

Een positiefkritische houding straalt ook de nota "Wikken & Wegen. SGPvisie op cultuurbeleid" uit. De soms wat abstract geformuleerde toetsingscriteria uit hoofdstuk 5 van de nota willen we hieronder de revue laten passeren en trachten te vertalen naar de praktijk.

/. De levensbeschouwelijke achtergrond van cultuuruitingen moet duidelijk zijn. Een cultuuruiting met een niet-christelijke achtergrond hoeft niet per definitie te worden afgewezen. De eerste vraag die je als SGP-politicus aan een kunstuiting moet stellen, is dus: wat betekent het kunstwerk, wat is de boodschap. In de lezing van de heer Nieuwenhuijse wordt gewezen op het grote belang van deze vraag (zie zijn beschrijving van de problematiek met het kunstwerk in Flevoland). Met de tweede zin van dit criterium wordt bedoeld dat cultuuruitingen met een neutrale (dus niet-christelijke) achtergrond, maar bijvoorbeeld met hoge schoonheidswaarde, niet per definitie afgewezen moet worden.Vergelijk dit bijvoorbeeld met het beoordelen van steun voor een natuurgebied.

2. Cultuuruitingen moeten functioneel zijn. Daarom is het belangrijk dat cultuuruitingen doorvertaald kunnen worden. De cultuuruiting moet een functie hebben, moet doelmatig zijn. In vraagvorm: wat is het doel van dit kunstwerk? Herinnert het bijvoorbeeld aan een persoon of gebeurtenis (denk aan de gebrandschilderde ramen in de Janskerk te Gouda) of verwoordt de cultuuruiting lof aan de Schepper (bijvoorbeeld een kunstzinnige foto van een bloem) of heeft het een heel directe verbinding met Gods Woord (concert waarin de Mattheüspassion van Bach uitgevoerd wordt)?

3. Cultuuruitingen mogen niet tot zonde verleiden. Dit criterium is concreet geformu- leerd. Met name in literatuur en beeldende kunsten komt het voor dat een kunstuiting de zonde zelf beschrijft of verbeeldt, wat zeker verwerpelijk is, maar ook een -op het eerste gezichtneutrale kunstuiting kan tot zonde verleiden.

4. N/et alle cultuuruitingen mogen gebruikt worden met de gedachte dat culturele begaafdheid toch een gave van God is. Hiermee wordt bedoeld dat iets niet per definitie goedgekeurd en gebruikt mag worden, omdat het cultuur, en dus een gave van God -hoewel door middel van het schepsel gecreëerd- is. In de nota wordt het voorbeeld genoemd van DNA, een door God geschapen iets in de mens, dat we met de huidige medische kennis kunnen gebruiken, manipuleren. Dit kan echter ten goede en ten kwade gebruikt worden.Hetzelfde geldt voor technische uitvindingen, die ook tot cultuur gerekend worden. Een voorbeeld is de trommel. In de Bijbel werd dit muziekinstrument goed gebruikt.Als we kijken naar het gebruik van deze uitvinding in de drumstellen van tegenwoordig, is het tegenovergestelde het geval. Een politicus moet dus ook de vraag stellen hoe de kunstuiting gebruikt wordt. In sommige gevallen zal overigens blijken dat het moeilijk is te oordelen over het gebruik, omdat het'gebruik' van de cultuuruiting moeilijk vast te stellen is.

5. In de beoordeling van cultuuruitingen moet de context waarin de cultuuruiting wordt gepresenteerd mee worden genomen. Ook over dit criterium hoeven we niet veel meer te zeggen. Het wijst op het belang van de context of de omgeving waarin de cultuuruiting geplaatst wordt.Voorbeeld: het maakt voor de beoordeling uit of een beeldend kunstwerk dat een belangrijke gebeurtenis voor de gemeente uit het verleden voorstelt, wordt geplaatst op het oude dorpsplein of in deVINEX-wijk van de gemeente.

6. Ongelovigen kunnen cultuuruitingen tot Gods eer maken. Bij de beoordeling van een kunstwerk speelt de kunstenaar ongetwijfeld een rol. Dit toetsingscriterium drukt uit dat het nodig is om te beseffen dat niet alleen kunst van christelijke kunstenaars door de SGP geaccepteerd kan worden.

7. In het spreken over cultuuruitingen moet positief over Gods Woord gesproken worden en de vraag gesteld worden of het positieve van Gods Woord ook in de cultuuruitingen herkenbaar is. Dat cultuurbeleid voor een SGP-er iets anders inhoudt dan "ik ben tegen op grond van de Bijbel" moge inmiddels duidelijk geworden zijn. Behalve de negatieve invalshoek (de cultuuruiting kan de toets van Gods Woord niet doorstaan) is er ook de positieve invalshoek. Daarmee wordt bedoeld dat we ook in de politiek mogen wijzen op de functie die cultuuruitingen in de Bijbel hebben en dat we ook nu nog in cultuuruitingen de relatieve schoonheid van menselijke creaties mogen zien of horen. Cultuuruitingen kunnen verwijzen naar God als Schepper, Onderhouder en Regeerder van deze aarde.

S.Van cultuuruitingen mag worden genoten niet om de cultuuruitingen zelf maar om daardoor hoger opgeleid te worden tot God Deze stelling betreft meer de visie op cultuur in het algemeen, dan de visie

op cultuur vanuit het politieke perspectief (in de zin van beoordelen als een politieke verantwoordelijkheid).Tegelijkertijd is het in het geheel van het toetsingscriterium van belang om deze stelling te doordenken. De nota biedt hiervoor een goede aanzet.

9. Hier op aarde is geen volmaakte definiëring van en oordeel over schone cultuuruitingen mogelijk. Cultuuruitingen op aarde zullen altijd onvolmaakt blijven, omdat ze door zondige mensen gemaakt zijn. Daarom valt ook niet te definiëren aan welke eisen een schone cultuuruiting moet voldoen. Het is dan ook heel moeilijk om de vraag "is het mooi" de juiste rol te laten spelen in het politieke debat. Naast het reeds genoemde probleem wat betreft de definitie van wat mooi is, is er ook het verschil in persoonlijke smaak.

Tot zover de bespreking van het toetsingskader. Tot slot een casus.

Gezangboek

Stel dat er in uw gemeente een zeer bijzonder rooms-katholiek gezangboek van bijzonder historische en esthetische waarde uit de zestiende eeuw wordt gevonden en u krijgt als politicus de vraag voorgelegd of dit in de openbare ruimte van het gemeentehuis ten toon gesteld mag worden. Bij de beoordeling van zo'n situatie zullen de criteria 1, 4, 5, 6 en 7 tot knelpunten leiden. De cultuurhistorische waarde van de vondst is onmiskenbaar, maar is het positieve van Gods Woord herkenbaar in deze cultuuruiting (criterium 7)? Misschien wel in het uiterlijk van gezangboek, maar niet in de inhoud. Datzelfde geldt voor de levensbeschouwelijke achtergrond (criterium I). Deze casus laat gelijk zien hoe moeilijk cultuurbeleid is. De nota geeft echter een breed spectrum aan ge­ , dachten over dit onderwerp weer die ook in de praktische politiek een vruchtbare rol kunnen spelen.

Rudi Biemond

1. De nota van het studiecentrum, "W/kken en wegen. SGP-visie op cultuurbeleid" van drs. van Berkum, ds.j. Koppelaar en anderen, is bestellen bij de Guido de Brésstichting, Laan van Meerdervoort 165, 2517 AZ Den Haag, tel. 070-345 6226, e-mail: studiecentrum@sgp.nl. Of gebruik de bestel bon op pagina 6 van De Banier van 21 febr ari 2003. 2. Zie ook de lezing van wethouder LA. Nieuwenhuijse uit Kapelle op pp. 14 en 1 van de Banier van 2 mei 2003.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 2003

De Banier | 24 Pagina's

Doelwit · Toetsingskader cultuurbeleid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 2003

De Banier | 24 Pagina's