Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Studiecentrum · Anders, maar hoe?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studiecentrum · Anders, maar hoe?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze bijdrage wordt besproken wat de achtergronden en de gevolgen zijn van de Nota Ruimte. Tot welke vragen leidt dit voor SGP bestuurders in de lagere overheden (provincies, waterschappen, gemeenten) en voor maatschappelijke groeperingen?

Anders!

In de verantwoording van de Nota Ruimte (die inmiddels de Tweede Kamer is gepasseerd) wordt gesteld dat, vergeleken met het concept 5" Nota Ruimtelijke Ordening, alleen de sturingsfilosofie is gewijzigd. Kort samengevat: het 'wat' is ongewijzigd, het 'hoe' is veranderd. De sturingsfilosofie luidt nu: 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De vraag'hoe' de beschikbare ruimte verdeeld wordt krijgt de volle aandacht. Bezien we op gang komend beleid dan blijkt dat de vraag naar ruimte (dus het 'wat') de ruimteverdeling meer gaat aansturen. Bijvoorbeeld de vraag naar woningbouw en bedrijfshuisvesting, naar agrarische of recreatieve bestemmingen of naar waterbeheer. De gedecentraliseerde invulling van de ruimtebehoefte vraagt om een voortdurend bewaken of zodoende (stapsgewijs) toch het 'wat' anders ingevuld wordt.

Van orde-

nen naar ontwikkelen

Het verschil tus sen het voorafgaand

beleid en het nieuwe be leid wordt wel aangegeven

met de woorden 'ordenen' en 'ontwikkelen'. Het oude beleid heeft als invalshoek de aansturing van bovenaf en vervolgens de handhaving ervan: de zg. 'toelatingsplanologie'. Op uitvoerend niveau is het daardoor defensiever dan het nieuwe, ontwikkelingsgerichte beleid. Dit is actiever en staat dichter bij het grondvlak door de toegenomen beslissingsruimte voor lagere overheden en het uitgangspunt dat de ruimtebehoefte, de vraag, leidend principe is. Zo ontstaat meer ruimte voor nieuwe ruimtevragen, zoals woningbouw en bedrijfsactiviteiten. De nieuwe benadering 'economiseert' het verdelen van de ruimte. De economie houdt zich immers bezig met de verdeling van schaarse (dus beperkt beschikbare) goederen. In dit geval is 'ruimte' het, beperkt beschikbare, te verdelen goed. Deze benadering heeft naast haar kracht ook haar kwetsbaarheid. Wie bepaalt de prijs van de diverse ruimtelijke functies? Die is gemakkelijk te bepalen bij verkoop van grond voor rode bestemmingen als woningbouw en bedrijventerreinen. De markt bepaalt de prijs. Maar wat is de prijs, dat is de waarde die eraan toegekend wordt, van een recreatieve bestemming of van landbouwgronden die landschappelijk onmisbaar geacht worden maar waarop het economisch slecht boeren is door de onder druk staande prijzen? Wat is het ons waard dat er een goed waterbeheer wordt gevoerd? Samenvattend: de waarde van de groene en blauwe functies staat onder druk van de economische doelstelling van het ruimtelijk

beleid. Regulerende uitspraken zijn dan ook geboden. Dit probleem is ook de achtergrond van het schrijven van de Streekcommissie Hoeksche Waard dat

pleit voor de aanwijzing van de gehele Hoeksche Waard als Nationaal

Landschap. Na een discussie over de in eerder overleg genoemde ruimte

discussie die de Kamer niet overliet aan de regio) werd de keuze gemaakt:

de deur werd op een kier gezet voor havengerelateerde bedrijfsactiviteiten.

Hoe?

De hoofdlijn voor toekomstig beleid is dat op elk bestuursniveau de visie wordt omgezet in een Ontwikkelingsprogramma, gevolgd door een Uitvoeringsplan. Het Rijk heeft kaderstellend in de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS) gebieden en netwerken opgenomen waarvoor zij rijksbemoeienis noodzakelijk acht. Bijvoorbeeld economische kerngebieden, hoofdverbindingen en daarnaast natuurgebieden en andere gebieden met bijzonder ecologische waarde. De lagere overheden staan voor de stimulerende uitdaging om binnen de kaders van de RHS eigen beleid te formuleren tot op het niveau van streekplannen waarin de visie op de concrete invulling van gebieden gegeven wordt. Ook het vinden van financiële dekking nodigt uit tot creativiteit: zijn er Rijksmiddelen of Europese fondsen. Is een publiekprivate financiering mogelijk of gewenst en zijn die financieringen voor de lange termijn van toepassing zodat een duurzame invulling van de ruimte verkregen wordt? Een niet onbelangrijke nevendoelstelling is voorts dat procedures worden bekort. Dat vereist heldere, transparante regelgeving en invoering ervan. Op provinciaal niveau is de ontwikkeling van streekplannen in volle gang. Eén van de gevolgde werkwijzen is om voor de ruimtelijke ordening een kwaliteitszonering met een indeling in deelgebieden te hanteren. Daarmee wordt binnen een als robuust beschouwd gebied een differentiatie aangebracht naar verschillende ruimtelijke kwaliteiten met daaraan gekoppeld verschillende opgaven.Aan de randen van deze kwaliteitszones en tussen de diverse zones worden gebieden aangewezen als 'groene uitloopgebieden' of als 'transformatiegebieden' met daarin of daartussen 'poorten' en 'vensters'. Deze differentiatie opent mogelijkheden voor lokale overheden voor op hun gebied toegesneden beleid.Van belang is dan de regionale afstemming om op hoger niveau de kwaliteit van het landschap te bewaken. Daarbij zijn er mogelijkheden voor de uitwisseling van functies, mits voor het gebied als geheel de kwaliteit bewaakt wordt. De (concept) streekplannen geven de kaders hiervoor weer aan. Al met al vraagt de gedecentraliseerde aanpak een zorgvuldige afstemming tussen de diverse bestuurslagen. De opzet is om door de vergroting van de beslissingsruimte van de lagere overheid meer recht te doen aan de lokale wensen.Als SGP moeten we hierbij een weg zoeken waarbij invulling gegeven wordt aan onze visie op de taak van de diverse overheden. De economisering van de aanpak leidt tot vragen over de waardering van groene en blauwe functies van de ruimte, over milieudoelstellingen voor geluidshinder en luchtvervuiling. Daarnaast is er de vraag naar de wenselijkheid van publiek-private financiering. Kortom: de invulling van het rentmeesterschap om de aarde te bouwen en te beheren. Hier ligt ook voor de SGP de uitdaging om in de ruimte die de ontwikkelingsplanologie biedt beleid te ontwikkelen dat op lokaal niveau handen en voeten kan krijgen.

dr. G. van der Hoek

Vrijwillig medewerker Guido de Brès-Stichting.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 2005

De Banier | 24 Pagina's

Studiecentrum · Anders, maar hoe?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 2005

De Banier | 24 Pagina's