Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de marge naar de macht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de marge naar de macht

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder deze titel verscheen een kloek boek over de ChristenUnie, de fusiepartij die voorkwam uit het GPV en de RPF. Dit jaar bestaat de CU tien jaar. Elf auteurs analyseren de vrij jonge partij op een gedegen manier, waarbij ook de voorgeschiedenis en het fusieproces van GPV en RPF wordt beschreven.

Waar komt de ChristenUnie vandaan? In welke context opereert de ChristenUnie? en waar gaat de partij naar toe? In negen hoofdstukken gaan de schrijvers van deze bundel op zoek naar een antwoord op deze vitale vragen. Het boek als geheel geeft een goed beeld van de partij, zowel wat betreft het politieke profiel van de ChristenUnie als de inhoudelijke overtuiging en de toekomstige uitdagingen waar de tienjarige partij voor staat.

Identiteit
Als er iets uit dit boek duidelijk wordt, dan is het wel dat de samensmelting van GPV en RPF met name mogelijk is geworden doordat vanaf het midden van de jaren 1980 de vrijgemaakt-gereformeerden hun exclusieve identiteit opgaven. De participatie in interkerkelijke initiatieven nam meer en meer toe. Vrijgemaakte scholen gingen ertoe over om leerlingen van andere denominaties toe te laten. Het Nederlands Dagblad was niet langer een Gereformeerd Gezinsblad, maar voerde als slogan ‘christelijk betrokken’. Bovendien toonde deze krant zich van meet af aan een groot voorstander van het samengaan van GPV en RPF.

Vaste burcht
Het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) was vanaf zijn oprichting in 1948 decennialang een vaste burcht. een typisch kenmerk van deze partij was dat je alleen lid in volle rechten kon zijn als je ook lid was van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Van samenwerking met andere christelijke politieke partijen, zoals SGP en RPF, wilde de Generale Verbondsraad, het partijbestuur, niets weten. toen in 1981 een meerderheid van de GPV-kiesverenigingen op lokaal en provinciaal vlak wel wilde samenwerken met SGP en RPF, ontstond een intern proces van duwen en trekken in de partij, totdat in 1984 tien leden van de Generale Verbondsraad opstapten. De aanleiding hiervoor was het besluit van de kiesverenigingen, bijeen in de Centrale Verbondsraad, om met SGP en RPF één lijst te vormen bij de europese Verkiezingen in dat jaar. Het besluit maakte de weg vrij voor veel meer samenwerkingsverbanden, ook op lokaal en provinciaal niveau. In de jaren daarna kwam een discussie op gang over het strikte ledenbeleid dat het GPV voerde. een zichtbaar resultaat van het interne bezinningsproces was dat in 1993 de bepaling werd geschrapt dat alleen leden van de vrijgemaakt-gereformeerde kerken lid van het GPV-bestuur en afgevaardigden naar de Centrale Verbondsraad konden zijn. Het besluit had in hoge mate een symbolische waarde, want de GPV-kiesverenigingen bleven autonoom in hun ledenbeleid. We zien dan ook dat vanaf 1994 het proces van toenadering tussen GPV en RPF pas echt op gang komt.

Vorming RPF
De Reformatorische Politieke Federatie (RPF), opgericht in 1975, was van meet af aan gericht op samenwerking met andere christelijke politieke partijen. De RPF was een afsplitsing van de ARP, die vanaf de jaren zestig een ontwikkeling doormaakte waardoor de antirevolutionaire beginselen van de partij meer en meer werden verlaten. toen het scenario zich aftekende dat de ARP op zou gaan in het CDA, sloeg een aantal verontrusten uit ARP-kring de handen ineen en richtte een nieuwe partij op. Drie bewegingen speelden bij het ontstaan van de RPF een belangrijke rol. Het Nationaal evangelisch Verband, het Reformatorisch Politiek Jongerencontact en de Gespreksgroep AR-gezinden.

Richtingenstrijd
De eerste keer dat de RPF deelnam aan de tweede Kamerverkiezingen was bepaald geen succes. De nieuwe partij viste in dezelfde vijver als het GPV. Na een moeizame beginperiode, waarin met name een richtingenstrijd tussen getuigend en bestuurlijk-zakelijk ingestelde (bestuurs)leden de RPF parten speelde, kreeg de partij de wind in de zeilen bij de Kamerverkiezingen in 1981. twee zetels. Van 1986 tot 1994 had de RPF maar een zetel in de tweede Kamer. Veel RPFstemmers weken uit naar het CDA. De partijorganisatie kreeg wel meer vorm, door de oprichting van een jongerenorganisatie en een wetenschappelijk instituut. De banden tussen RPF en eO werden versterkt en steeds meer evangelischen werden lid van de partij. Onder leiding van de nieuwe RPF-lijsttrekker Van Dijke verlegde de RPF haar koers en profileerde zich nadrukkelijk als het sociale alternatief voor het CDA en het christelijke alternatief voor GroenLinks. In 1994 verloor het CDA twintig zetels; de RPF won er twee. Bij de verkiezingen van 1998 bleek dat de RPF met drie zetels aan haar top zat, ondanks optimistische bespiegelingen dat de partij een potentieel van 15 Kamerzetels zou hebben.

Trekken en aarzelen
Bij het fusieproces van GPV en RPF fungeerde de jongste partij vooral als gangmaker en trekker van het proces, terwijl de oudste van het tweetal aarzeling en voorzichtigheid aan de dag legde. Schutte wilde vooral voorkomen dat het GPV zijn identiteit opgaf en door een te hoog tempo van fuseren in tweeën zou breken. Van Dijke toonde veelvuldig zijn ongeduld. Wat waren nu de belangrijkste blokkades en drempels tussen de twee zusterpartijen? Allereerst was er het onderscheid in binding aan de gereformeerde belijdenis. Het GPV had – net als de SGP – de Drie Formulieren van enigheid voluit in de grondslag van de partij staan. De RPF formuleerde de binding aan deze belijdenisgeschriften veel vager. In de politieke praktijk kwam deze vrijwel niet tot uitdrukking, vooral om voldoende aantrekkelijk te kunnen zijn voor evangelische kiezersgroepen. ten tweede was er de politieke stijl van opereren. terwijl de GPV-fractie zich toelegde op het leveren van goed doordachte bijdragen aan de debatten in de tweede Kamer en serieus deelnam aan het proces van wetgeving, beschouwde de RPF-fractie zichzelf meer als ombudsman die ook het land in moest trekken en bereikbaar moest zijn voor het volk. Dit onderscheid tussen RPF en GPV leidde er in de praktijk van het Kamerwerk toe dat de GPV-fractie zich meer aangetrokken voelde tot de SGPers die dezelfde degelijke benadering aan de dag legden. een derde heikel punt was het ledenbeleid. De GPV-kiesverenigingen hanteerden een veel strikter toelatingsbeleid dan de afdelingen van de RPF deden. Leden en vertegenwoordigers moesten niet alleen de grondslag van de partij onderschrijven, maar daar ook op aanspreekbaar zijn, zo luidde de GPV-opvatting. Wie van oordeel is dat bij de vorming van de ChristenUnie het GPV het in belangrijke mate heeft afgelegd ten opzichte van de RPF, vindt daarvoor steun als gelet wordt op voorgaande wezenlijke geschilpunten. Op alle drie de punten heeft de ChristenUnie de visie en werkwijze van de RPF overgenomen. Het is daarom des te verwonderlijker en in organisatorisch opzicht ook bijzonder te noemen dat het GPV het fusieproces zonder grote, zichtbare kleerscheuren is doorgekomen. Protesten in GPV-kring waren er wel, onder andere van de theoloog professor J. Kamphuis. Maar de tegenstanders van een fusie met de RPF hebben zich in onvoldoende mate en niet tijdig weten te organiseren.

Koersverlegging?
Qua uitgangspunten en politieke standpunten vertoont de ChristenUnie een grote mate van continuïteit met haar twee voorgangers, zo wordt in de bundel betoogd. Het is ‘oude wijn in nieuwe zakken’, vooral om de achterbannen van RPF en GPV niet van de nieuwgevormde partij te vervreemden. De politieke standpunten inzake medische ethiek, Israël en onderwijs worden geïnventariseerd en vergeleken. Als het gaat om euthanasie en abortus provocatus treedt er in het CU-Kernprogramma geen verschuiving op. Wel heeft de partij in het verkiezingsprogramma haar standpunten inmiddels wat minder strikt verwoord. Inzake Israël heeft de CU de visie en opstelling van de RPF overgenomen, al wordt ook geconstateerd dat binnen de partij dit thema regelmatig onderwerp van discussie is. Met betrekking tot onderwijs ontliepen de standpunten van de fusiepartijen elkaar nauwelijks. ten aanzien van de visie op de overheid treedt een koerswijziging op en dicht de CU de overheid een veel grotere rol toe dan GPV en RPF voorheen deden. De CU wijst de gedachte van de ‘maakbare overheid’ af, maar draagt de overheid wel op het goede voor de burgers te zoeken en verzuimt daarin beperkingen aan te brengen. Deze koerswijziging ten opzichte van RPF en GPV wordt bevestigd door het gegeven dat de CU zich graag gepositioneerd ziet tussen CDA en PvdA. EO-presentator Knevel spreekt zelfs van een paradigma-wisseling.

Spanning
Een andere, zichtbare ontwikkeling is dat de ChristenUnie ertoe neigt steeds nadrukkelijker afstand te nemen van het oorspronkelijk gereformeerde, c.q. overwegend reformatorische karakter van RPF en GPV. Dat komt niet alleen tot uitdrukking in een toenemende distantie ten opzichte van de SGP. Dat de ChristenUnie zichzelf niet klein vindt, ook niet rechts en al helemaal niet geassocieerd wil worden met het etiket ‘klein-rechts’ van een decennium terug, communiceert de partij maar al te duidelijk. Maar het komt ook naar voren in discussies over de visie op de overheidstaak met betrekking tot de christelijke godsdienst. In het Kernprogramma van de CU staat het streven naar een christelijke samenleving met een christelijke overheid verwoord. Herkerstening dus. Dit wordt gecombineerd met een pleidooi om de vrijheid van elke geloofsovertuiging of levensbeschouwing te verdedigen. Da’s allesbehalve herkerstening. Deze spanning is intussen zeer herkenbaar, omdat de CU net als de SGP opereert in een seculier politiek klimaat, waarin de ruimte voor christenen kleiner wordt. Maar het zou zeer te betreuren zijn wanneer de ChristenUnie onder druk van de seculiere realiteit in de komende tien jaar haar Kernprogramma op dit punt aanpast aan het gevoelen van de meerderheid in onze samenleving. De ideologische vernieuwing die zichzelf ‘progressief’ noemende CU-leden bepleiten, komt namelijk overeen met het type sloopwerk van de ‘progressieve ARP’ers’ waar oprichters van de RPF zo nadrukkelijk tegen protesteerden en waar GPV-ers zich verre van hielden.

Dik
In het boek staan een paar opmerkingen over de SGP die bij mij vragen oproepen. Zo is het onjuist wanneer Holsteyn en Koole op blz. 199 schrijven dat pas sinds 2006 vrouwen zich als lid bij de SGP kunnen aansluiten. Dat was al eerder mogelijk. Al met al is Van de marge naar de macht een prettig leesbare bundel. Voor mensen die de ChristenUnie beter willen begrijpen en kunnen positioneren, is het zondermeer een aanrader. SGP’ers hebben daar zeker baat bij. ten slotte ben ik wel benieuwd hoe dik het voorziene boek van het DNPP over de SGP gaat worden, temeer daar deze publicatie over een tienjarige partij al ruim 250 pagina’s telt…


N.a.v. Joop Hippe en Gerrit Voerman (redactie)
Van de marge naar de macht. De ChristenUnie 2000-2010
Amsterdam: Uitgeverij Boom
263 blz.
Prijs € 29,50
ISBN 978 9085 0693 86

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 2010

De Banier | 24 Pagina's

Van de marge naar de macht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 2010

De Banier | 24 Pagina's