Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samen- en tegenwerking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samen- en tegenwerking

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was om meer dan één reden een interessante gedachtenwisseling. Het debat over wat genoemd wordt de samenwerkingsschool. Dat is een school waar openbaar en bijzonder onderwijs –de naam zegt het al- samen werken. Het was een interessant debat vanwege de materie zelf, en het was bovendien belangwekkend vanwege de politieke en staatsrechtelijke discussie die zich hierover ontspon in de Tweede Kamer. Een uitvoerig verslag.

Eigen plek

Allereerst de materie zelf, de samenwerkingsschool. Normaal en regel is dat openbare scholen en bijzondere scholen ieder hun eigen plek hebben, maar soms zijn de omstandigheden zo dat er tóch moet worden samengewerkt, bijvoorbeeld omdat in een dorp geen bestaansrecht meer is voor twee scholen. Dan ‘moet er wat’.

Omdat het hier gaat over scholen, over onderwijs, is voorzichtigheid nodig. Immers, discussies over dit thema raken al heel snel aan de vrijheid van onderwijs. Een groot goed, waarover in onze geschiedenis veel en heftig strijd is gevoerd. Gevoelig ook, omdat we het hebben over het recht dat ouders hebben om de opvoeding van de kinderen die ze gekregen hebben te doen zijn overeenkomstig wat ze bij de doop van hun kindje hebben beloofd.

23

Al weer een aantal jaren geleden is het befaamde onderwijsartikel uit de Grondwet (23) veranderd met het oog op de mogelijkheid van samenwerkingsscholen. De SGP had daar grote aarzelingen bij, en liet dat ook duidelijk doorschemeren in de bijdrage in de Tweede Kamer, toen nog bij monde van ir. Van der Vlies. Omdat er ook nog een wet moest komen om een en ander uit te werken, hing er veel af van de uitwerking waar de regering mee zou komen.

Welnu, die wet werd in de afgelopen weken in de Tweede Kamer besproken. Allereerst volgt hier een korte samentrekking van de uitvoerige bijdrage van onze nieuwe onderwijswoordvoerder, Elbert Dijkgraaf. Hij begon zijn inbreng met een originele ‘probleemstelling’: “Samen leven en samen werken is een mooi streven en een belangrijke opdracht. In praktijk blijkt dat niet altijd even simpel te zijn. Een bijzondere sfeertekening daarvan is te vinden in het rapport over praktijkervaringen met samenwerkingsscholen: ‘Een dorp kende veel inwoners die financieel het protestantschristelijke onderwijs steunden en deze waren het felst tegen de samenwerkingsschool. De besturen en docententeams wilden echter al langer een fusie en er werd één schoolgebouw gebouwd met twee zij-ingangen en één hoofdingang. Ten tijde van gescheiden protestantschristelijk en openbaar onderwijs maakten beide gebruik van de zij-ingangen. Nu maakt men gebruik van de hoofdingang.’ Het doet natuurlijk altijd goed om te zien dat mensen uiteindelijk samen door één deur kunnen. Dat zegt helaas nog niet genoeg over de wenselijkheid en haalbaarheid van de samenwerkingsschool. Daar beginnen de complicaties namelijk vooral na de voordeur!”

Voorgeschiedenis

Na deze inleiding stond de SGP’er stil bij de voorgeschiedenis, zowel van het onderwijsstelsel als van deze wet in het bijzonder. Dijkgraaf: “Het is bekend dat de SGP niet enthousiast is over de samenwerkingsschool. In ons logische en waardevolle duale bestel van openbaar en bijzonder onderwijs is voor deze variant eigenlijk geen ruimte te verzinnen. Pas in tweede lezing heeft de SGP-fractie voor grondwetswijziging gestemd. We willen namelijk waar mogelijk wel een oplossing bieden voor bijzondere knelpunten in ons bestel.“

Uitzondering

Een van de hoofdpunten in het debat was de discussie over de vraag in hoeverre de samenwerkingsschool uitzondering behoort te zijn. Gelet op de geschiedenis en het karakter van ons bestel, kan daar geen twijfel over bestaan. Hoge uitzondering. Onze man zei het zo: “De samenwerkingsschool wordt door de regering uitdrukkelijk als een uitzondering gezien. De SGP is het hier roerend mee eens. Dat is volstrekt helder, blijkens de woorden van voormalig minister Van der Hoeven: ‘Deze grondwetswijziging behoort [stichting] uit te sluiten, omdat deze wijziging bedoeld is om een oplossing te bieden voor bijzondere situaties.’

Deze uitzondering is ook bewust gebaseerd op de tweede volzin van het vierde lid van artikel 23, waarin afwijkingen van de hoofdregel worden geregeld. Zowel de tekst als de nog zeer recente interpretatie van de grondwetgever verzetten zich dus tegen stichting van samenwerkingsscholen dan wel fusie om andere redenen dan continuïteit. Wie enig respect heeft voor de grondwet zal zich aan zo’n voorstel niet snel wagen.”

Noodzaak

Uitzondering dus, hoge uitzondering. En wanneer zou het dan wél moeten kunnen? Opnieuw Dijkgraaf: “Voor de SGPfractie is van wezenlijk belang dat een uitzondering alleen mogelijk is zolang de noodzaak ertoe bestaat. Niemand blijft immers met krukken lopen wanneer de eigen benen voldoende aangesterkt zijn. Om te kunnen spreken van toegevoegde waarde van het concept samenwerkingsschool is daarom nodig dat de noodzaak van samenwerking actueel blijft en getoetst wordt. Er zijn wat de SGP-fractie betreft twee situaties waarvoor nog een voorziening getroffen moet worden:

Situaties waarin een samenwerkingsschool na verloop van tijd weer groeit en waarin zowel het openbaar als het bijzonder onderwijs voldoende leerlingen hebben om aan de reguliere normen te voldoen. Situaties waarin één van de samenwerkingspartners feitelijk haar betekenis heeft verloren. Het zou bijvoorbeeld vreemd zijn als een samenwerkingsschool blijft bestaan terwijl de leerlingen voor wie het bijzonder onderwijs bedoeld is, ontbreken.

De SGP-fractie is van mening dat de toets op de feitelijke aanwezigheid en noodzaak van openbaar en bijzonder onderwijs niet anders dan op het niveau van de leerling bepaald kan worden. Het is onvoldoende dat op het niveau van bestuur en statuten onderscheid wordt gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs. De school is namelijk geen doel op zich, maar het onderwijs wordt georganiseerd met het oog op de leerlingen.”

Amendement

Tot zover de samenwerkingsschool zelf. Tijdens het debat ontstond er forse onenigheid over een amendement dat was ingediend door D66’er Van der Ham. Met zijn amendement wilde Van der Ham in de toekomst nog méér samenwerkingsscholen mogelijk maken.

destructief

Het was VVD-kamerlid Elias die hier als eerste een punt van maakte. Hij vond dat dat amendement van D66 eigenlijk niet kon, omdat het –zoals dat in Den Haag heet- destructief is. Destructief wil in dit verband zeggen: het amendement gaat rechtstreeks in tegen de bedoeling van de wet. Het VVD-kamerlid stelde zich op het standpunt dat als het amendement zou worden aanvaard, daarmee van de uitzondering een regel gemaakt zou (kunnen) worden. En dat kan niet, want de Grondwet schrijft nu juist voor dat de samenwerkingsschool een uitzondering moet zijn. (Zie boven.)

Uiteraard bestreed de D66-indiener deze lezing van zijn liberale collega, maar toen ook ándere fracties zich in deze gedachtenwisseling mengden, bleek een meerderheid van de Kamer de opvatting van Elias te steunen. Elbert Dijkgraaf was het helemaal eens met de zienswijze van Elias, en liet dat blijken in een paar vinnige interruptiedebatjes. Ook CDA, CU en PVV zaten op die lijn.

intrekken

Nu wil het geval dat het Reglement van orde van de Tweede Kamer stelt dat ‘destructieve’ amendementen ontoelaatbaar zijn. Wat dus betekent dat zo’n amendement moet worden ingetrokken. De enige die dat moet doen, is de indiener zelf. Het is in de parlementaire geschiedenis wel vaker voorgekomen dat kamerleden die door collega’s werden geconfronteerd met het oordeel dat hun amendement destructief was, hun voorstel introkken. Je zou dat parlementair gewoonterecht of precedentenrecht kunnen noemen. Een kamerlid legt zich dan neer bij de mening van de meerderheid.

Van der Ham echter weigerde dat te doen. Hij wenste zich niet neer te leggen bij het politieke oordeel van een Kamermeerderheid, en hield koppig vol. Daarmee rees de vraag: wat nu? Moet de zaak op de spits gedreven worden en bij stemming worden afgedwongen dat het amendement ‘uit de roulatie’ wordt genomen? Of is het verstandiger om, nu de democraat niet van zins bleek te buigen voor de meerderheid, dan maar gewoon te wachten tot het amendement in stemming zou komen en dan tóch wél zou worden verworpen.

uit de handel

Een poging van de VVD om het amendement bij stemming ‘uit de handel’ te nemen, mislukte, en wel omdat de PVV niet zó ver wilde gaan. Weliswaar was de PVV-woordvoerder van mening dat het amendement niet kon, maar ook vanuit een welbegrepen eigenbelang (‘dan kunnen onze amendementen in de toekomst ook al in de voorronde sneuvelen ‘), koos de ‘partij van Geert’ ervoor om het amendement te laten bestaan – tot het alsnog bij de stemming over de wet zou worden verworpen.

Bij het schrijven van dit logboek is die stemming nog toekomstmuziek. Maar als iedereen zich aan z’n woord houdt, zal, als deze Banier bij de lezers onder ogen komt, de wet zijn aangenomen en het omstreden amendement-Van der Ham zijn bijgeschreven in het boek van de verworpen wetswijzigingsvoorstellen….

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 2011

De Banier | 24 Pagina's

Samen- en tegenwerking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 2011

De Banier | 24 Pagina's