Arbeid een zegen

Arbeid is een zegen, geen vloek. De arbeid ligt als gevolg van de zondeval wel onder de vloek en gaat daarom met moeite gepaard, maar de arbeid zelf is geen vloek. God roept de mens op om de aarde te bebouwen en te bewaren. Die opdracht is gebleven. In de Spreuken van Salomo zijn veel Schriftplaatsen te vinden waar luiheid wordt veroordeeld. In Spreuken 6:6 wordt de luiaard de ijverige mier ten voorbeeld gegeven. Ook de gelijkenis van de tien talenten in Mattheüs 25:14-30 leert ons dat.

Elk werk dat Gode tot eer en de naaste tot heil is, mag een ‘goddelijk’ beroep heten. Ons werken heeft tenslotte niet tot doel om zich schatten te vergaderen en daardoor een lui en luxueus leven te kunnen leiden. De arbeid van een christen heeft een drieledig doel. In de eerste plaats zal het moeten gaan om de eer van God. In de tweede plaats zal het heil van de naaste hem daarbij voor ogen moeten staan. Paulus schrijft niet voor niets: ‘opdat hij hebbe mede te delen dengene, die nood heeft’. Voorts moet en mag ook het doel zijn om in eigen levensonderhoud te voorzien.

Hoe zal een mens de opdracht om te werken op de juiste wijze kunnen uitvoeren als hij niet weet van het verzoeningswerk van de Heere Jezus Christus, gewerkt door de Heilig Geest? Alleen de wedergeboren mens kan in beginsel God en zijn naaste op het oog hebben bij het verrichten van zijn arbeid. Calvijn merkt ergens op dat God de mens in het uitoefenen van zijn beroep de mogelijkheid biedt om als instrument aan Gods voorzienige zorg voor het mensdom deel te nemen door daardoor de dienst aan de naaste te beoefenen.

Het is daarom zo pijnlijk als we geen werk hebben, als we werkloos aan de zijkant moeten staan. En het maar niet lukt om weer aan het arbeidsproces deel te nemen. We kunnen dan onze roeping niet vervullen en het doel van de arbeid niet realiseren zoals ons dat vanuit het Woord wordt voorgehouden. We mogen die nood bij de Heere neerleggen.

Salomo schreef in Prediker 2:24 “Is het dan niet goed voor den mens, dat hij ete en drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten van zijn arbeid? Ik heb ook gezien, dat zulks van de hand Gods is.” Toch wist de Prediker ook dat onze arbeid een keer ophoudt. Johannes hoort op Patmos een ander perspectief uit de mond van een stem uit de hemel, die hem opdracht geeft om te schrijven: “Zalig zijn de doden, die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen.”
(Openbaring 14:13).

DS. W. SILFHOUT
Capelle aan den IJssel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen