Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZONDAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZONDAAR

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MENIGMAAL lezen wij dezen naam in onzen Bijbel. Is het wonder! Dit is de naam van ieder mensch op aarde. Het is geen eere-naam, maar een schandenaam. In den naam “zondaar” ligt oorzaak om zich voor God te schamen. Die naam zegt hem wat hij als mensch gedaan heeft, en nu als zondaar waardig is. De mensch als “zondaar” is God’s gramschap eeuwig waardig. Dit was David’s belijdenis:

“Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog;
Die’s ben ik, Heer, Uw gramschap dubbel waardig;

’k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog;
Uw doen is rein, Uw vonnis gansch rechtvaardig.

’t Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf;
Neen, ’k ben in ongerechtigheid geboren;

Mijn zonde maakt mij ’t voorwerp van Uw toorn, Reeds van het uur van mijn ontvang’nis af.”

Dit zal de belijdenis zijn van allen die de ware kennis Gods in Adam verloren; door den H. Geest, in mindere of meerdere mate terug ontvangen.

Maar is de mensch altijd zondaar geweest? Is hij door Zijn Schepper als zondaar geschapen? Neen! “Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht!” Hij is spoedig na zijne heerlijke schepping—

Zondaar Geworden

Wij lezen Gen. 1:27: “En God schiep den mensch naar Zijn beeld, naar het beeld Gods schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.” De mensch verheven boven alle schepselen als Beelddrager Gods! De gelijkenis van den grooten Schepper in het schepsel! De mensch gekroond met Goddelijke heerlijkheid! Heerlijke eenheid tusschen God en den mensch! God alles voor den mensch en de mensch alles voor God! In, bij en met God, was de mensch zeer gelukkig. Maar hij heeft zijn geluk met voeten vertreden, de kroon der heerlijkheid is hem van het hoofd gevallen, hij heeft zich van zijn sieraad ontdaan. Hij zondigde: ongeloovig, hoogmoedig en ongehoorzaam zijnde. Op zijn val ziende, mag ook getuigd worden: “Hoe zijt gij uit den hemel gevallen o morgenster, gij zoon des dageraads!” Jes. 14:12. O Adam! Gij blinkende morgenster der menschheid, gij zoon van den dageraad der schepping Gods, hoe zijt gij zoo gevallen uit een hemel van zaligheid? Om uwe ongerechtigheid zijt gij gevallen.

Wij lezen Gen. 3:6: “En de vrouw zag dat die boom goed was tot spijze en dat hij een lust was voor de oogen, ja, een boom die begeerlijk was om verstandig te maken: en zij nam van zijne vrucht en at; en zij gaf ook haren man met haar, en hij at.” Niettegenstaande de heerlijke belofte Gods voor gehoorzaamheid en de vreeselijke dreiging voor ongehoorzaamheid, nam den mensch van het verbodene. Zeer ellendig werd den mensch, het gansehe menschdom, uit kracht van die eene misdaad. “Daarom gelijk door eenen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.” Rom. 5:12.

Hoe groot is de ellende des menschen! Hij is gansch onrein; hij is onmachtig geworden ten goede en om zich uit zijne ellende te kunnen verlossen; hij is de eeuwige straf in de hel waardig. Van het hart des menschen zegt Jezus: “Uit het hart des menschen komen voort booze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenissen, lasteringen.” Matth. 15:19. Leert ieder kind des Heeren bij ontdekkend licht des Geestes zijn hart niet kennen als een bron van ongerechtigheid en daarom bidden:

“Herschep mijn hart, en reinig Gij, o Heer, Die vuile bron van al mijn wanbedrijven?” Dan wordt het ook een vluchten in het geloof tot de “fontein, geopend voor het huis Davids en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid.” Zach. 13:1.

De Zondaar Opgericht

Velen maar niet allen blijven liggen in dien diepen zondeval, in het graf der zonde en des doods. Door Woord en Geest komt de zondaar uit een staat op tot een nieuw leven. Dit geschiedt in den weg der krachtdadige roeping en wedergeboorte. Naar het eeuwig welbehagen des Vaders wordt de zondaar krachtdadig geroepen en staande gehouden op den weg naar het eeuwig verderf. “Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen.” Rom. 8:30. Hij krijgt een geestelijke geboorte van Boven, door water en Geest. Die is noodzakelijk om behouden te worden. Dit is het beginsel van een nieuw leven, en de herstelling van het Beeld Gods in den mensch. Jezus sprak eens tot Nicodemus: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wedergeboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” Dit deelachtig zijnde, is de gevallen Adam gebracht tot de ware kennis Gods en keert met boete en berouw als de verloren zoon terug tot Hem, die hij zoo snood heeft verlaten. Door de kracht van Jezus’ opstanding is hij opgestaan tot een nieuw leven, om te wandelen op het smalle pad ten hemel. Een geboorte uit christen-ouders, waterdoop, een goede opvoeding, een uitwendig vroom leven, een historieel geloof te bezitten, bevreesd te zijn voor dood en eeuwigheid, lid te zijn van de zichtbare kerk, enz., hoe ook te prijzen, schiet te kort. Een Gods-daad is noodig. De Heere beware ons om zonder die, hoop te hebben op den hemel. Velen denken behouden te zijn zonder die. Mochten die Jezus’ woord in ernstige overweging nemen: “Velen (zeg Ik u) zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen.” Denkt aan de dwaze maagden.

De Zondaar Gerechtvaardigd Door Het Geloof

De geroepene en levendgemaakte zondaar ziet en gevoelt zich diep ellendig, zeer ongelukkig. Hij wordt onderwezen in het stuk der ellende. Daar kan hij maar niet overheen springen zooals vele hoogspringers onzer dagen. Hij moet uit zijn ellende verlost worden. De taal des harten is of wordt:

“Want mijn hoofd is als bedolvenIn de golven
Van mijn ongerechtigheid;
Zulk een last van zond’ en plagen, Niet te dragen,
Drukt mijn schouders naar beneen.”

Hij heeft een Borg, een Middelaar, een Verlosser, een Zaligmaker noodig. Hij is een arme van geest, een treurende, een hongerige en dorstige naar de gerechtigheid. Matth. 5. Hij heeft behoefte aan de toepassing van die zaligheid door Jezus’ bitter lijden en sterven verworven en bekend gemaakt. Hij vlucht, hij worstelt en zegt wel met Jacob: “Ik zal U niet laten gaan, tenzij Gij mij zegent.” Hij bidt: “Och Heer, och, wierd mijn ziel door U gered.” Hij wordt niet beschaamd. Op Gods tijd mag hij in blijdschap zingen:

“Gij hebt, o Heer, in ’t doodlijkst tijdsgewricht,
Mijn ziel gered, mijn tranen willen drogen,
Mijn voet geschraagd; die zal ik voor Gods oogen,
Steeds wandelen in ’t vroolijk levenslicht.”

Christus en Zijn gerechtigheid door het geloof omhelsed, mag hij juichen met Paulus: “Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.” Rom. 5:1.

Verlost is hij dankbaar; zijn leven moet Gode gewijd. “Wien heb ik nevens U in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde. Bezwijkt mijn vleesch en mijn hart, zoo is God de rotsteen mijns harten en mijn deel in eeuwigheid. Want zie, die verre van U zijn, zullen vergaan; Gij roeit uit al die van U afhoereert; maar mij aangaande, het is mij goed nabij God te wezen, ik zet mijn betrouwen op den Heere Heere, om alle uwe werken te vertellen.

De Zondaar Bewaart En Verheerlijkt

Opgericht en verlost is Zijn Verlosser, zijn Bewaarder

en Beschermer. Mag hij wel geloovig getuigen: “En alzoo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelschen Vaders, geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijne zaligheid dienen moet,” enz. Petrus zegt: “Die gij in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, tot de zaligheid die bereid is om geopenbaard te worden in den laatsten tijd.”

Veilig geleid, krachtig bewaard, gedurig verlost en bemoedigd, gaat de zondaar gezaligd daarna in in de vreugde zijns Heeren. “En het geschiedde dat de bedelaar stierf, en van de Engelen gedragen werd in den schoot Abrahams.” En als de Koning ten oordeel komt zal Hij tot hem en al zijn metgezellen spreken: “Komt gij gezegenden mijn Vaders, beërft het Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.” Hoe groot zal zijn heerlijkheid en goed dan zijn! “Hoe groot is het goed dat Gij weggelegd hebt, voor degenen die U vreezen!”

De Heere doe ons Hem kinderlijk vreezen en bereide ons voor een zalige eeuwigheid.

— Bewaar uw Blad —

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1934

The Banner of Truth | 4 Pagina's

ZONDAAR

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1934

The Banner of Truth | 4 Pagina's