Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET KOMEN TOT CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET KOMEN TOT CHRISTUS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag: In welk een gestalte komt een zondaar wanneer hij zaligmakend met Christus vereenigd wordt en Hem aanneemt?

Antwoord: Deze vraag is van groot belang en verdient een nauwkeurige overweging, daar ze bijzonder gericht is om de vreezende ziel te besturen

hoe tot Jezus te komen, den huichelaar te overtuigen dat hij ontbloot is van de genade Gods, en den ootmoedigen christen te bemoedigen dat hij in staat gesteld werd op de rechte wijze te komen, en dat hij daarom een aandeel heeft in den Verlosser en deelgenoot zal zijn van al de zegeningen Zijner verdiensten. Ik zal hier niet voorstellen, hoe zulk een verandering teweeggebracht wordt in den zondaar; hoe hij van een vijand een bewonderaar, en een volgeling wordt van een verachte Jezus. Dit moet toegeschreven worden aan de alles-overwinnende invloeden der genade Gods.

De vraag is, hoe de zondaar tot Jezus komt, wanner de H. Geest zaligmakende overtuigingen in zijn hart gebracht heeft. In welk een gestalte hij is, als hij komt. Hoedanig de werkzaamheden van zijn gemoed zijn op dien tijd als hij vereenigd wordt met den Verlosser; een wordt met Hem en zijne ziel in Zijn handen overgeeft.

Indien wij eens terug zien en overdenken hoe het met ons was ten tijde van onze verloving en bruiloft; indien wij een gezicht nemen van den overtuigden en vernederden zondaar; en indien wij een blik slaan in het Woord Gods, waarin wij een zondaar zien voorgesteld, in zijn staat van vijandschap, onder zijn overtuigingen, in zijn vereenigd worden met Christus en den voortgang die hij maakt in het Christelijk leven, zoo zullen wij ontdekken, dat de gestalte zijner ziel op dien tijd dat hij tot Jezus komt, zeer geschikt is voor de overtuigingen die de H. Geest in zijn hart heeft thuisgebracht.

Aldus:

1. De Geest heeft hem overtuigd van zijnen schuldigen staat; en beantwoordende aan deze overtuigingen, komt hij in een gestalte van ootmoedigheid en bewondering tot Christus.

Daar moet een overtuiging van zonde zijn, anders zal een zondaar zich nooit op Christus verlaten, en tot Hem opzien voor zaligheid. Het is de zieke die zich tot den medicijnmeester wendt; niet de gezonde en de krachtige. Matth. 9:12. Wij zijn allen gereed om te bekennen dat wij zondaren zijn, maar wij hebben nooit een vernederend gevoel van de zonde, tot dat de Geest komt en ons er een gezicht van geeft. De Geest geeft de ziel een gezicht van de zonde, wat ze is, hoe ze rechtstreeks in strijd is met al de volmaaktheden of deugden Gods; wat een beleediging van de goddelijke goedheid, wat een verachting van Zijn Wet en wat een snoode ondankbaarheid ze in zich draagt, en hoe rechtvaardig ze ons blootstelt aan Gods eeuwige verbolgenheid. Dit leidt den zondaar om te bewonderen het oneindige gedult en de lankmoedigheid Gods, in zulk een schuldig schepsel het leven te verlengen, en dat hij al niet reeds lang gevonnist en verwezen is naar de heische gevangenis. De zondaar is onder zijne overtuigingen geheel verbazing, geheel vernedering. De leeuw is veranderd in een lam; de hoogmoedige rebel, die eenige oogenblikken geleden geen bedwingen dulde, ligt nu in het stof gebogen aan de voeten van Jezus, en al zijn roepen is: Genade! Genade! Eike hoogmoedige gedachte die zich tegen God verhief is weggenomen, de hooghartigheid des zondaars neergeveld; en het arme overtuigde schepsel in groote ellende, nood en vernedering, slaande op de borst, bewonderd de oneindige genade en het groote mededoogen waardoor hij niet in de hel is.

De Geest gebruikt onderscheidene methoden (wijze van werken) in zondaren te overtuigen van zonde. Somtijds ontsluit Hij het hart en geeft een gezicht van de fontein der verdorvenheden die zich daar bevinden; op een anderen tijd brengt Hij eenige dadelijke zonde, en plaatst die voor de ziel in al deszelfs vreeselijkheid en verdienstelijkheid; en weer op een anderen tijd brengt Hij een gansch register van zonden te zamen, met welke een arm zondaar beladen en verantwoordelijk voor God staat; en overtuigt hem zoo van zijnen eilend igen en rampzaligen staat.

Er is ook een groot verschil in de verschrikkingen door de Wet, beide in deszelfs trap en mate, en de voortzetting daarvan. Sommige zondaren weten niet wat de verschrikkingen der Wet zijn; zij zien zichzelf schuldig, maar zijn niet ontmoedigd door dit gezicht (zij ontvangen veel licht in het Evangelie). Hun hart is opeens geopend, zij ontvangen den Verlosser en verlaten zich op Hem, zoetelijk pleitende op Zijn gerechtigheid voor hun pardon en zaligheid. Anderen zijn verslagen van hart, en zijn bij een gezicht van hunnen rampzaligen staat, gelijk de Joden onder de prediking van Petrus, vol van vreeselijke ontroering en verbazing; of komen, gelijk de gevangenbewaarder te Filippi, in diepgaande angst der ziel, en onder al de verschrikkingen van een ontwaakt geweten, roepen zij uit: “O, wat moeten wij doen om zalig te worden!” Hand. 2:37 en 16:29, 30.

Sommige zondaren liggen voor een aanzienlijken tijd onder vreeselijke en benauwende gezichten der zonde, en zijn vervuld met de diepste wroeging en berouw daarover; voor dat zij verblijd en opgeruimd worden door een gezicht van vergevende genade; andere gevoelen juist de smart en worden tot Jezus geleid. Zoodra zij gewond werden, zijn ze genezen. Maar in al zulke gevallen waar een zaligmakend werk des Geestes werd begonnen, is er zulk een overtuiging van zonde als om de ziel in waarheid te vernederen. Zij allen zien zichzelven verloren en afgesneden zonder een Zaligmaker; allen belijden hun schuld, vallen neer aan Gods genadetroon en bekennen daar hun zonde in al deszelfs grootheid. Ook beschuldigen zij zichzelven van de grootste ondankbaarheid; beschouwen zich verdiend te hebben voor eeuwig te branden in het vuur dat niet uitgebluscht wordt; belijden hoe zij steeds God onteerd hebben, bewonderen en aanbidden het oneindige mededoogen, dat zij gebondenen zijn die hopen en gansch geen aanmoediging hebben om te verwachten deel te hebben in de vergevende genade (gansch naakt voor God staande).

Dit alles wordt zeer krachtig voorgesteld in de gelijkenis van den Tollenaar en den Verloren Zoon. Wat een diep gevoel had de tollenaar van zijne onwaardigheid! hoe ootmoedig! hij durft niet nabij te komen, uit vrees dat dit aangemerkt zal worden als verwaandheid; hij staat daarom van verre. Hij durfde zijn oogen niet op te heffen naar den hemel, de plaats van Gods Heiligdom; zich bewust zijnde dat hij niet de minste reden had aldaar toegang te verwachten. Daarom staat hij met ter aarde geslagen oogen; en onder het diepste gevoel van schuld, slaat hij op zijn borst, als een teeken van zijn onzaligheid. En ofschoon niet waardig ontvangen te worden en alleen geschikt om in de hel geworpen te worden, waagt hij het toch om tot God te spreken. Maar al zijn smeeken is—genade: “O God, wees mij zondaar genadig!” Lukas 18:13.

Zoo schoon en krachtig wordt ook deze ootmoedige gestalte voorgesteld in de gelijkenis van den Verloren Zoon, Lukas 15:17, enz. Hij had al zijn goed doorgebracht in overdadigheid, en stond schuldig aan de snoodste ondankbaarheid tegenover een liefderijk en toegevend vader. Toen hij daar nu een recht gezicht en gevoel van kreeg, o hoe is zijn ziel verootmoedigd! Ziet hoe dat hij tot den vader nadert, dien hij had veracht! Hij valt aan zijn voeten, doet een ongedwongen en volledige belijdenis van zijn zonden, en bedelt om slechts toegelaten te worden een huurling te zijn. “Vader ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden: maak mij als eenen van uwe huurlingen.” Ik heb de beminnelijke titel van “zoon” verbeurd; ik kan niet meer verwachten als een kind behandeld te worden; ik heb iedere liefdeblijk van een vader verzondigd; daarom vraag ik daar niet om; neem mij slechts aan als een huurling; dat is het eenigste waar ik thans om smeek; ik durf niet verder te gaan.—Komt dus een zondaar tot Christus, hij komt in de gestalte van nederigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

The Banner of Truth | 8 Pagina's

HET KOMEN TOT CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

The Banner of Truth | 8 Pagina's