HET KOMEN TOT JEZUS

Vervolg

4. Hij is overtuigd van de noodzakelijkheid en schoonheid der heiligheid; van de liefde van Christus om Zich te geven voor zulke schuldige schepselen; en dit alles gaat vergezeld met een gestalte van gehoorzaamheid en onderworpenheid.

De ziel is niet alleen gebracht tot de gehoorzaamheid des geloofs in Christus, als de HEERE zijner Gerechtigheid; maar om Hem aan te nemen in al Zijn hoedanigheden. Voor zijn overtuigingen was hij gereed te zeggen: “Wie is de Heere, dat ik Hem zou gehoorzamen? Ik kan geen genoegen scheppen in zooveel plichten. Ik kan er niet aan denken om smaadheden en vervolgingen te lijden om Christus’ wil. Heeft Hij een belijdenis, het is slechts een ledige; en die is wellicht slechts een gevolg van gewoonte en opvoeding, of veroorzaakt door het gezag en de invloeden zijner vrienden. Maar als de H. Geest in het hart werkt en hem aan de voeten van Jezus brengt, geeft hij zich als een gewillig onderwerp over aan den Verlosser, overeenkomstig hetgeen de Vader aan den Zoon belooft, Psalm 110:3: “Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht.” De liefde van Christus dringt hem nu; en daar Jezus zooveel voor hem heeft gedaan, zoo kan hij zulk een gering en redelijk verzoek om zijn hart, niet weigeren. Hij heeft zich zelf over als een gewillige en blijmoedige offerande. Hij kiest Christus en Zijn dienst boven al de geneugten der zonde. Gewillig scheidt hij van de Delilas der zonde, beschouwt Christus als zijn Heere en Koning, aanvaardt Hem met Zijn kruis; is gewillig om al de krachten der ziel aan te wenden tot heerlijkheid van zijn Verlosser, en geheel tot Zijn beschikking te zijn. Hij is gewillig om al zijn verdorvenheden onderworpen te hebben en steeds door Zijn wetten geregeerd en bestuurd te worden. — Dus zien wij, in welk een gestalte de zondaar komt wanneer hij met Christus wordt vereenigd, en welke de werkzaamheden van zijn gemoed zijn. Niet dat deze dingen in het eerst zoo helder en afzonderlijk in de ziel geregeld zijn; toch heeft hij in algemeenen zin er begrip van, en zal die mettertijd onderscheidend beschouwen in al deszelfs belangrijkheid.

Laten wij, om hetgeen reeds gezegd is nog meer op te helderen, ons een zondaar voorstellen die onder deze serieuze en belangrijke indrukken tot Jezus komt. — Mij dunkt, ik zie hem door overtuiging getroffen nedervallen voor God, en op een wijze als deze uitbarstten: Heere, wat een schuldig schepsel ben ik! Waarom hebt Gij mij al niet voorlang afgesneden en mij verwezen naar de gewesten der hel om daar de rechtvaardige vergelding mijner zonden te ontvangen? Tegen U, U heb ik gezondigd en ontelbare boosheden voor Uw aangezicht bedreven. Ik heb al die zegeningen waarvoor ik tot U kom, volkomen verbeurd. Strek evenwel Uw genadige hand uit, en maak Uzelf een Naam en een lof in het zaligen van ééne zoo onwaardig. O! het oneindige geduld en de lankmoedigheid van God, omtrent een ellendige die Hem zoo tergde! Heere, ik ben van nature enkel zonde, gansch onrein. Ik ben een verloren, afgesneden en omkomend schepsel. Eenmaal dacht ik dat het wel met mij was; ik roemde in mijn plichten. Ik waande mij zelf rijk; maar nu zie ik mij ellendig, blind en naakt. Ik bezit niets om mij aan te bevelen in Uwe gunst; maar genoeg dat Gij mij met verfoeing en verachting zoudt aanzien. Heere ik heb niets om op te pleiten dan op vrije genade; niets om mij op te verlaten dan op die gezegende offerande, welke ik steeds in de meest dankbare herinnering wil houden. O Jezus! Gij zijt de eenige bekwame Zaligmaker. Een gevoelige behoefte om U te bezitten, met verlangen naar U, vervuld dat hart dat voorheen U geheel vijandig was. Hoe gepast komt Gij mij voor, in al Uwe hoedanigheden! Ik hoop dat ik U liefheb; ik gevoel mijn hart nu smelten onder de alles-overwinnende invloeden Uwer liefde! Ik wil nu dankbaar zijn voor Uwe onderneming; Uwe oneindige genade bewonderen en aanbidden, waardoor zoo’n ellendige als ik ben, moed heeft om tot U te komen. Ik kom tot U met verfoei-ing van mij zelf, en heb berouw in stof en asch. Ik kom met verzaking van al mijn arme verachtelijke plichten en diensten; ik wil bekleed worden met Uw gerechtigheid, de Uwe alleen. Heere, ik kom en doe afstand van al mijn zonden, mijn vermaken en al mijn wereldsche belangen. Ik neem U met Uw kruis, Uw smaadheden en moeilijkheden; daar ik het grooteren rijkdom acht deel aan U te hebben, dan een bezitter te zijn van de geheele wereld. Hier ben ik, Heere! aan Uw voeten. Ik geef mij zelf onvoorwaardelijk aan U over; aan Uw leiding, besturing en beschikking. Doe met mij dat goed is in Uw oogen; als ik maar een voorwerp van Uw gunst mag zijn hier, en mij verblijden mag in Uwe eeuwigdurende tegenwoordigheid Boven.”

Dit is een ware evangelische gestalte der ziel. Dit is de gestalte der ziel in welke de zondaar tot Jezus komt ter zaligheid. Hij die op deze wijze in staat werd gesteld om tot Jezus te komen, is op zaligmakende wijze aan Jezus verbonden geworden; hij is werkelijk en dadelijk met Jezus vereenigd; hij heeft deel aan Hem.

Om de ziel volkomen te bevredigen, zal ik door de drie volgende zaken aantoonen, dat hij die zóó komt, op zaligmakende wijze tot Jezus Christus komt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen