Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de vraag, of Jezus God moest zijn om de Schepper te zijn van Zijn menschheid (zie nummer 5, Petrus Broes) en of hier God de Vader of God de Zoon bedoeld wordt, willen wij het volgende antwoorden:

Wij zijn van de gedachte, dat Petrus Broes, in die uitdrukking doelt op de onbegrijpelijke Drieheid der Personen in de Eenheid van het Wezen Gods, en de Eenheid van het Wezen Gods in de Drieheid der Personen, zoodat elk een der drie Goddelijke Personen het Goddelijke Wezen bezit, zonder dat daardoor echter drie goden ontstaan. “Drie zijn er Die getuigen in den Hemel: de Vader, het Woord, en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één” (één in Wezen) 1 Joh. 5:7.

Een Drieeenig God was werkzaam in de Schepping: Vader, Zoon en Heilige Geest. “Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir.” Psalm 33:6. “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” Joh. 1:1-3.

Nog altijd is een Drieeenig God werkzaam (“Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook”) in het middelijke formeeren der lichamen en het dadelijk scheppen der zielen in die lichamen.

Dit alles nu in overweging nemende, zoo is het te begrijpen dat Christus als God aangemerkt werkzaam moest zijn bij de voortbrenging van Zijne menschheid—ziel en lichaam, zooals ook blijkt uit Lukas 1:35: “En de engel antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen: daarom ook, dat Heilige dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.” Dat dit Heilige uit Maria geboren Gods Zoon genaamd zou worden, bepaald ons bij de Godheid en menschheid van Christus, onafscheidelijk aan elkaar verbonden.

De Vader werkt door den Zoon, en Vader en Zoon door den Heiligen Geest, Die van Vader en Zoon uitgaat.

Wij laten hier nog iets volgen uit de Geloofsbelijdenis van Athinasius, waaruit ook het voornoemde zal bevestigd worden en de bedoeling van Petrus Broes verduidelijkt:

“Het algemeen geloof nu is dit: Dat wij den eenigen God in de Drieheid, en de Drieheid in de Eenheid eeren, zonder de personen te vermengen, of het wezen, de substantie, te deelen.

Want het is een andere persoon des Vaders, een andere des Zoons, een andere des Heiligen Geestes.

Maar de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest. hebben eene Godheid, gelijke eere, en gelijke eeuwige heerlijkheid….

Alzoo ook is de Vader God, de Zoon God, de Heilige Geest God; en nochtans zijn het niet drie goden, maar het is één God….

Zoo is er dan één Vader, niet drie Vaders; één Zoon, niet drie Zonen; één Heilige Geest, niet drie Heilige Geesten.

En in deze Drieheid is niets eerst, noch laatst; niets meest, noch minst; maar de gansche drie personen hebben gelijke eeuwigheid, en zijn malkanderen alleszins gelijk; zoodat in alle opzichten, gelijk nu gezegd is, de Eenheid in de Drieheid, en de Drieheid in de Eenheid is te eeren.”

Laten wij voorzichtig zijn, niet te diep in deze verborgenheid met ons kortzichtig en eindig verstand te willen indringen, opdat we ons gelijk Luther niet stomp denken.

Een andere vraag luidt als volgt: Wat dunkt u van het sterven van den Heere Jezus aan het kruis: was dit een sterven als mensch of als God.

Christus stierf als mensch en niet als God, wan de Godheid kan niet lijden en sterven, daar dit een zwakheid in God zou zijn en ook is het in strijd met de onveranderlijkheid Gods.

Christus menschheid was het offer en Zijne Godheid het altaar, hetwelk het offer der menschheid droeg of ondersteunde, zooals dat steeds in Tabernakel en Tempel onder Israël werd afgebeeld.

Hoewel de Godheid van Christus steeds onafscheidelijk aan de menschheid verbonden is geweest, zoowel in het lijden als in het sterven, zoo leed en stierf de Godheid echter niet.

De offerande van Christus ter voldoening aan het recht Gods voor de uitverkorenen, was een offerande des lichaams en niet der Godheid: “In welken wil wij geheiligd zijn door de offerande des lichaams van Jezus Christus eenmaal geschied,” Heb. 10:10.

Daar de Godheid steeds onafscheidelijk aan het offer der menschheid verbonden is geweest, zoo is daardoor de offerande van Christus van zulk een heerlijke en oneindige waardij geworden, dat een groote schare die niemand tellen kan, daar tot in eeuwigheid de heerlijke vrucht van zal smaken.

Welzalig hij, die in het geloof op dat heerlijk Offerlam Godes starende, in blijdschap en verwondering mag getuigen:

“Zoo is mijn zondenschuld voldaan,
De schuld betaald, maakt effen baan,
Verzoening is gevonden;
Daar hing dat Godd’lijk Offerlam,
Dat mijne zonden overnam,
En daarom wierd gebonden.
O God, dat Godd’lijk menschenbloed,
Heeft immers al mijn schuld geboet,
Zoo heb ik dan nu vrede.
Mijn Vader zijt Gij niet voldaan?
Ik breng mijn Borge mede.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

The Banner of Truth | 6 Pagina's

VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1935

The Banner of Truth | 6 Pagina's