Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEF OVER CHRISTUS TOT HEILIGMAKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEF OVER CHRISTUS TOT HEILIGMAKING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefde Vriend:

Genade, vrede en barmhartigheid zij u vermenigvuldig van Hem, Die is en Die was en Die komen zal!

Ik heb thans moed en vrijmoedigheid om u een anderen brief te schrijven, waar ik vernam dat ge met aangenaamheid mijn voorgaanden brief over “Christus tot rechtvaardigmaking” gelezen hebt. Wanneer ’s Heeren kinderen elkander kunnen bezoeken hebhen zij gemeenschap met elkaar in het spreken over geestelijke ondervindingen, maar zijn ze van elkander verwijderd, mogen ze wel gemeenschap met elkander hebben door briefwisseling. Verwachten zij elkander wel wanneer ze elkaar kunnen bezoeken, zoo verwachten zij wel een brief van elkander wanneer ze van elkaar verwijderd zijn. Wat hebben ook de martelaren in de gevangenissen opgesloten, de gemeenschap met Gods volk levendig gehouden door brieven tot hen te schrijven, voor zoover dat mogelijk was. Wat ben ik blij dat Paulus zulk een goed brievenschrijver was door de genade Gods, anders zouden wij die kostelijke brieven niet van hem in onzen Bijbel hebben.

Ik gevoel mij ook opgewekt, om u mode to deeten, hoe Christus mij tot heiligmaking van Gode geworden is. Ook daarop ziende, moet ik uitroepen: “Gode zij dank, voor Zijn onuitsprekelijke gave!”

Uit dit schrijven, zal de noodzakelijkheid blijken Christus ook tot heiligmaking te bezitten, want zonder heiligmaking zal niemand den Heere zien. Ook zal daaruit gezien worden, het groote onderscheid tusschen een wettische heiligmaking buiten Christus door de zondaar voortgebracht waarin hij niet anders wordt dan een hoogmoedige dwaas, en een Evangelische heiligmaking door Christus in den zondaar, in welke heiligmaking de zondaar een niet en een nul in het cijfer wordt en Christus alles. Als ik er op zie, dat er gansch geen heiligheid ter ware heiligmaking in mij is, hoe dat die vloeit uit Diezelfde Bron Christus Jezus, waaruit ook de rechtvaardigmaking vloeide, dan moet ik getuigen: “Het niet in mij, maar het al in Hem, Zoo kom ik in Jeruzalem.”

Wat wordt het ook bewaarheid, zooals wij al uit het vraagboek van Hellenbroek ter catechisatie geleerd zijn, dat de rechtvaardigmaking volkomen maar de heiligmaking in dit leven niet volkomen geschiedt. Paulus doelt daar ook duidelijk op in Rom. 7. Als hij het goede wilde doen, lag het kwade hem bij. Hij kon in dit leven niet tot de volmaaktheid geraken, ofschoon hij er naar streefde. O, de volmaakte heiligmaking, het volmaakt heilig zijn, is voor een ziel die Christus begeert gelijkvormig te zijn en met Paulus menigwerf moet getuigen: “Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” zeer aantrekkelijk. Die volmaakte heiligmaking wordt echter alleen in den Hemel gevonden. Daar zullen de heiligen wandelen in de witte kleederen, en zullen ze die witte priesterkleeding nooit meer kunnen besmetten zooals hier op aarde, waarom ze gedurig behoefte hebben om te vluchten tot het geestelijke waschvat door God Zelf geplaatst in den voorhof Zijner kerk op aarde.

Het werk der heiligmaking in de harten van Gods volk, wordt bijzonder toegeschreven aan den Heiligen Geest, volgens de huisouding der genade. Hij is een heiligmakenden Geest in het hart van den zondaar.

Ik weet nu, dat het werk der heiligmaking door den Geest des Vaders en des Zoons een aanvang nam in mijn hart bij de levendmaking of de roeping uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht. Toen werd ik een nieuw schepsel in Christus Jezus, geschapen tot goede werken, en is Christus mij toen al (hoewel voor mij toen onbewust) geworden tot heiligmaking.

Wat deed Christus door Zijn Woord en Geest toen? Hij overtuigde mij van zonde. Deed mij zien en gevoelen wat zonde was. O, zoo had ik de zonde nooit gezien! Hoe onrein, hoe walgelijk, hoe zwart, hoe ziel- en lichaam verwoestend, ja wat erger was, hoe God onteerend en God tergend was de zonde, de zonde die ik bedreven had, die gruwelen waarmede ik mij verontreinigd had.

Bij voortgaande ontdekking werd het mij zeer duideljik, welk een booze daad ik in Adam bedreven had. In de bondbreuk Adams (en die Adam werd ik) was mijn hart een afgrond van allerlei zonde en ellende geworden.

Het gevolg daarvan was, een losmaking van de zonde. O, hoe kon ik toen nog in de zonde leven? Toen begon ik aan de zonde te sterven, en vraagt Paulus: “Wij die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?” Dat ik de zonde mocht haten en gaan bestrijden. Wat haatte ik nu, wat ik voorheen zoo had liefgehad. Hoe gaarne had ik nu zondeloos voor God geleefd. Dit werd nu ook mijn streven, maar heb het nog niet (27 jaar later) verkregen, en zal het op aarde ook nooit zoover krijgen, wat ook de volmaaktheidsdrijvers onzer dagen zeggen en leeren. Er was een sterke begeerte om niet alleen naar sommige—maar naar alle geboden Gods te leven. Ik had een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mensch, en ik had gaarne alle menschen bekeerd, opdat zij ook Gods wil in Zijn wet geopenbaard, zouden liefhebben en betrachten. Het was niet alleen te doen om een inwendige aking van hart en gedachten, maar ook om een uitwendige heiliging in handel en wandel. Het lichaam: Handen, voeten, ooren, oogen en vooral mond en tong, moesten geheiligd en dienstbaar gemaakt in den dienst van Koning Jezus. Dat lichaam dat ook eenmaal met Christus zou verheerlijkt worden, moest hier op aarde ook Gode dienstbaar zijn. Paulus zegt: “Ik bedwing mijn lichaam, en breng het tot dienstbaarheid.” Laten wij niet denken, zooals sommigen doen, dat het bedorven lichaam der zonde en des doods, de oude mensch genoemd, die voor eeuwig te niet gedaan wordt bij den dood, hetzelfde is als ons vleeschelijk lichaam waarin Christus de Borg zooveel heeft geleden en het heeft vrijgekocht om eeuwig met Hem verheerlijkt te worden. Wat een blijde troost uit de dierbare beloften Gods, dat het lichaam der zonde en des doods spoedig voor altoos zal te niet gedaan zijn, en ik met al de verlosten, na de opstanding ten laatsten dage, naar ziel en lichaam beide de heerlijkheid en zaligheid des Hemels zal beerven.

Ik wilde, toen de Heilige Geest het werk der heiligmaking begonnen was, mij wel gaarne van geheel de wereld in een bosch of verafgelegen streek afgezonderd hebben als de woestijn- en pilaarheiligen der eerste Christen-eeuwen, om meer heilig voor God te kunnen leven en de zonde uit het hart te houden. Hoe noodig, de grondige kennis van de inwendige bron van vuile wanbedrijven, wanneer het de gestadige bede wordt: “Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest.” Hoe noodig die inwendige bron te kennen, opdat er een sterven aan zichzelf kome ook ter heiligmaking; een afzien van zichzelf en een gedurig opzien en vluchten tot Christus, de heerlijke bron ter heiliging. Een leeraar zeide te dien tijde eens, dat het klooster menig zondaar in het begin zijner levend-making had aangetrokken, maar dat het niet zou baten daar in te gaan zoolang hij er dien ouden mensch niet buiten kon laten. Dat werd verstaan en was tot leering.

De zonde werd nu ook met vele bittere tranen beweend, in oprechtheid beleden en om vergeving gesmeekt bij Hem, bij Wien veel vergeving is opdat Hij gevreesd worde. Hoe ongelukkig, ja diep ellendig, was ik geworden door erf- en dadelijk schuld! Hoe gelukkig en blij- de, toen na jaren van worsteling en strijd, schuld en zonde werd vergeven en weggenomen, zooals aangetoond in mijn brief over “Christus tot Rechtvaardigmaking.”

Hierboven ziet men een afbeelding van vier mannen, die de Koning Zijner duurgekochte Kerk, heeft willen gebruiken om, door Zijn Heiligen Geest verlicht en gesterkt, het rijk des satans afbreuk te doen en het rijk van Christus uit te breiden, door met heldenmoed de Banier der Waarheid omhoog te heffen, hoe ook de vijanden mochten woeden en met list en geweld op hen aanvallen.

Wie onzer kent niet de geschiedenis van Farei, Calvijn, Beza en Knox? Gelijktijdig hebben ze geleefd, hebben elkaar gekend en bemind, en gingen hand aan hand om de zuivere leer der Waarheid tegen de leugenleer te plaatsen en het rijk Gods te bevorderen. Niet alleen het geschreven Woord zooals ze het in de hand hebben, maar ook het gesproken Woord, waren de twee zwaarden, waarmede deze kampvechters gewapend waren.

Calvijn mag wel de grootste of voornaamste der Hervormers genoemd worden, om zijn diepe wijsheid, zijn veelomvattenden arbeid en den ontzagelijken invloed, dien hij heeft uitgeoefend.

Deze mannen hebben de leer van Gods Souvereine Verkiezing en Genade steeds gepredikt, beschreven en verdedigd.

In Engeland is een vereeniging, de “Souvereign Grace Union” geheeten, die ten doel heeft de leer van vrije en souvereine genade te verkondigen. Dit jaar hield deze vereeniging haar 21ste jaarlijksche vergadering. Ongeveer 50,000 boeken en pamfletten waren gedurende het laatste jaar gedrukt en verspreid.

Dit is een verblijdend en bemoedigend teeken in deze dagen, waarin het Arminianisme en Modernisme zulke gevaren zijn voor de kerk. Tot onze droefheid ontdekken wij, hoe de oogen van duizenden voor deze vreeselijke gevaren gesloten zijn, zelfs van hen die in de zuivere gereformeerde leer werden onderwezen.

Een driemaandelijksch tijdschrift wordt dooide “Sovereign Grace Union” uitgegeven, getiteld “Peace and Truth” (Vrede en Waarheid). In dat Tijdschrift vonden wij de afbeelding der vier Reformateurs. Mocht des Heeren zegen rusten op het verspreiden en verdedigen van de leer, eenmaal door deze mannen onbevreesd verkondigd en beschreven.

De Heere beware ons en onze kinderen om niet tegen- maar voor de Waarheid, in zijn kracht te strijden. Hij doe ons getuigen:

“Maar nu hebt Gij een heilbanier,
Tot roem van Uw geducht bestier,
Hen, die U vreezen, op doen steken;
Zoo is Uw Waarheid ons gebleken.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1936

The Banner of Truth | 6 Pagina's

BRIEF OVER CHRISTUS TOT HEILIGMAKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1936

The Banner of Truth | 6 Pagina's