Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GOD DE ALMACHTIGE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GOD DE ALMACHTIGE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 17:1 “Ik ben God de Almachtige.”

In deze woorden gaf God een heerlijke openbaring van Zichzelf aan Abraham. Was Abraham niet een kind en vriend Gods? Zal Hij hem niet op negen-en-negentig jarigen leeftijd een nieuwe blijk schenken van Zijn liefde en trouw? Wist Hij ook niet, wat goed was voor Zijn Abraham? Zal Hij niet over wonderlijke en voor den mensch onmogelijke zaken, tot Abraham spreken? Zal Abraham niet in menschelijke zwakheid geneigd zijn de woorden Gods te betwijfelen, tenzij hij een heerlijk geloofsgezicht heeft van Hem, die is de Almachtige, en die wel vraagt: “Zoude iets voor den HEERE te wonderlijk zijn?”

Met het oog op de Almacht Gods, zal hij door ongeloof niet twijfelen aan de beloften Gods. Zoo zal hij gelooven, dat hij zal gesteld worden tot een vader van menigte der volkeren, en dat de blijdschap-gevende Izaäk uit Sara zal geboren worden. Het geloof in de beloften van een Almachtig God, deed hem in vroolijkheid des harten lachen (vers 17).

“Ik ben God de Almachtige.”

De Almacht Gods, wijst ons op de onbegrensde of oneindige macht Gods.

Door zoo te spreken, doet God ons zien, dat niet de afgoden der menschen god zijn. Zij hebben geen macht, nog minder almacht. “Zij hebben een mond, maar spreken niet, zij hebben oogen, maar zien niet; ooren hebben zij, maar hooren niet, zij hebben een neus, maar rieken niet; hunne handen hebben zij, maar tasten niet; hunne voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hunne keel. Dat die ze maken hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt.” Ps. 115.

De Heere doet ook zien, dat de mensch geen God is gelijk Hij. De mensch mag in hoogmoed en verwaandheid zich als een god verheffen en als een god geëerd willen zijn, maar hij is en blijft een nietig menschenkind, dat den naam van “ijdelheid” wel mag dragen. Waar zijn de trotsche keizers en pausen van Rome, die als een god wilden geëerd zijn? De Heere heeft hen Zijn Oppermacht doen ondervinden.

“Ik ben God de Almachtige.”

Dat heeft die God steeds getoond. In het rijk der Schepping maar ook in het rijk der Herschepping. In beide rijken ontdekt men de wonderen van Gods Almacht. Hoe groot zijn Zijne werken! Door geheel onzen Bijbel, schittert de heerlijkheid van Gods Almacht. Hadden we steeds een oog om te zien en een hart om te bewonderen en te aanbidden.

God heeft Zich steeds geopenbaard als God de Almachtige, in het verschrikken en ombrengen der vijanden en in het beschermen en verlossen van Zijn volk. Denk om hetgeen wat God eenmaal deed in en bij de Roode Zee. Hoe heerlijk bezongen door Mozes en Israël: “O HEERE, wie is als Gij onder de goden? Wie is als Gij, verheerlijkt in heiligheid, vreeselijk in lofzangen, doende wonder? Gij hebt Uwe rechterhand uitgestrekt, de aarde heeft ze verslonden. Gij leidt door Uwe weldadigheid dit volk dat Gij verlost hebt. Gij voert ze zachtkens door Uwe sterkte tot de liefelijke woning Uwer zaligheid. De volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenen van Palestina bevangen” enz. Exod. 15. De in zich zelf machtelooze Kerk, veilig en welbewaard in de Almacht Gods, heeft deze Almacht steeds met psalmen mogen loven:

“De HEER is mij tot hulp en sterkte;
Hij is mijn lied, mijn psalmgezang;
Hij was het, die mijn heil bewerkte;
Dies loof ik Hem mijn leven lang.
Men hoort der vromen tent weergalmen
Van hulp en heil, ons aangebracht;
Daar zingt men blij, met dankb’re psalmen;
Gods rechterhand doet groote kracht.”

Uit dit zoo geliefde vers van al ’s Heeren kinderen blijkt, dat Gods Almacht steeds een oorzaak van blijdschap is geweest. En waarom zou het niet? In de Almacht van hun Koning ligt hun behoud.

Dat God de Almachtige is, geeft moed en vrijmoedigheid. De drie jongelingen in Babel vreesden niet voor den machtigen Nebukadnezar en spraken met vrijmoedigheid tot hem: “Zal ’t zoo zijn, onze God dien wij eeren, is machtig ons te verlossen uit den oven des brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uwe hand, o koning! verlossen. Maar zoo niet, u zij bekend, o koning! dat wij uwe goden niet zullen eeren, noch het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden.”

Het geloof in de Almacht Gods, doet heilig onbezorgd zijn, want het doet getuigen: “Op welken ik alzoo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keeren; dewijl Hij zulks doen kan als een Almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader.”

Dit geloof in de Almacht Gods, doet de ziel rustig en kalm zijn in het midden van alle levensstormen. Hoe beroerd en bevreesd kan het hart zijn, als dit geloof gemist wordt; maar door het geloof in Gods macht zingt men met David: “Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vreezen.”

“In de grootste smarten
Blijven onze harten
In den Heer gerust;
’k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heeten,
Al mijn hoop en lust.”

“Ik ben God de Almachtige!” Zoo roept de Heere ons allen toe, bij den aanvang van dit Nieuwe Jaar. Hij, die de Almachtige is schrijve het op de tafelen van ons hart, gelijk het geschreven staat in het hart en het leven van ieder kind Gods.

Haalde Simson eenmaal honig uit den gedooden leeuw, de Heere doe ons door Zijnen Geest nuttigheid voor ziel en lichaam beide uit deze woorden bekomen in dit jaar, ja, den ganschen tijd onzes levens.

Lezer! zijt ge nog onbekeerd en besloten in de macht der duisternis? God zegt: “Ik ben de Almachtige.” Ik kan u verlossen; Ik kan het steenen hart wegnemen en u een vleeschen hart geven; Ik heb de macht om den sterkgewapende te binden en zijn vat hem te ontrooven. Hij worde u tot een Toevlucht in Christus, en dat dit jaar zij het jaar uwer nieuwe geboorte, opdat gij den Almachtigen God moogt liefhebben, vreezen en verheerlijken. Hij is God en niemand meer. Eer en aanbidding is Hij waardig.

Hebt gij de zonde lief en wilt gij volharden op den breeden weg te wandelen, weet dan, dat Gods almacht u ten kwade zal zijn. Hij is machtig in Christus te behouden, maar ook machtig om in de hel te werpen en eeuwig te straffen. Heeft de Almachtige het niet steeds getoond hoe groot Zijn macht is om te straffen? O, wat is een nietig schepsel in de hand van den Almachtige! Hoe nietig en machteloos is een volk, als God Zijn straffende macht openbaart! Heeft ons land en volk, het verleden zomer niet moeten ervaren? Wel mogen we uitroepen: “Land, land, land, hoort des Heeren woord!” Ik ben God de Almachtige! Vreest voor Mijn aangezicht!

Voor het oprechte en menigwerf vreezende Sion, was de Almacht Gods steeds tot blijdschap. Het is waar, dat in den weg der overtuiging dat volk wel beeft voor den Almachtigen God; want heeft Hij de macht niet om zulke strafwaardige zondaren voor eeuwig te doen omkomen? Maar wanneer zij mogen zien en gelooven, dat Almacht hen verlost heeft uit satans macht en wreed geweld, dat Almacht er is om hen in Christus te behouden; dan zal de Almacht Gods hen tot blijdschap en sterkte zijn, en in allerlei nood en ellende zullen ze een Almachtig God tot hun Toevlucht stellen.

Zwak en afhankelijk volk, de Heere zegt inzonderheid tot u bij den aanvang van dit Nieuwe tijdperk: “Ik ben God de Almachtige.” Mijn Almacht, o Mijn volk, is u ten goede!

Ik ben de Almachtige, om u te bewaren op al uw wegen. Ik ben u een Bewaarder Israels.

Ik ben de Almachtige, om u te helpen. “Vrees niet, want Ik ben met u; wees niet verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid.”

Ik ben de Almachtige, om u te verlossen. Zijt ge in nood en ellende: “Uw Verlosser is de Heilige Israëls.” “Ik zal dragen en redden.”

Ik ben de Almachtige, om u los te maken van het stof beneden en uwen wandel in den Hemel te doen zijn, opdat ge moogt bedenken de dingen die Boven zijn.

Ik ben de Almachtige, om u van uw krankheden te genezen, en al uw vreezen en bekommeringen weg te nemen. “Die al uwe krankheden geneest.”

Ik ben de Almachtige, om u van alle ongeloof en twijfel te bevrijden, opdat ge in blijdschap en de kracht des geloofs moogt wandelen.

Ik ben de Almachtige, om in al uw nooddruft te voorzien. Heb Ik niet steeds voor u gezorgd? Heeft u iets ontbroken? “Uw Vader zorgt voor u.”

Ik ben de Almachtige, om u in het gezicht van dood en eeuwigheid te doen juichen: “Dood waar is uw prikkel? hel waar is uw overwinning?” Om u dan aan den oever der Doodsjordaan, te doen zingen:

“Dan (nu) ga ik op tot Gods altaren
Tot God, mijn God, de bron van vreugd;
Dan (nu) zal ik, juichend, stem en snaren
Ten roem van Zijne goedheid paren,
Die, na kortstondig ongeneugt’,
Mij eindeloos verheugt.”

Gelukkig Sion! De Heere doe het steeds in uw hart weerklank vinden: “Ik ben God de Almachtige: wandel voor Mijn aangezicht en zijt oprecht.”

“Zalig hij, die, in dit leven,
Jacobs God ter hulpe heeft;
Hij, die, door den nood gedreven,
Zich tot Hem om troost begeeft;
Die zijn hoop, in ’t hachlijkst lot,
Vestigt op den HEER, zijn God.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's

GOD DE ALMACHTIGE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's