Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STOF EN ASCH

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STOF EN ASCH

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gen. 18:27b: “Hoewel ik stof en assche ben.”

DIT is niet de taal van een hoogmoedigmaar van een ootmoedig mensch.

Een hoogmoedig mensch, doet zulk een taal niet van zich zelf hooren. Hoort een trotsche Farao spreken: “Wie is de HEERE, Wiens stem ik gehoorzamen zoude om Israël te laten trekken? Ik ken den HEERE niet, en zal ook Israël niet laten trekken.’ Luister ook naar de stem van Nebukadnezar: “Is dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des koninkrijks, door de sterkte mijner macht en ter eere mijner heerlijkheid?”

Hoogmoed leidt steeds tot zelf-verheffing en niet tot zelf-vernedering. Het is gevaarlijk hoogmoedig te zijn, maar het is veilig nederig te zijn, want hoogmoed komt voor den val, maar die zich vernedert zal God verhoogen ter Zijner tijd. God ziet het harte aan, of het hoogmoedig of nederig is. God weet dat Eliab een hoogmoedig hart heeft, maar David een ootmoedig hart; daarom moet Samuël niet Eliab maar David tot koning zalven, Israël ten goede.

Er kan een zeer hoogmoedig hart onder een nederig kleed en een vrome gedaante zijn: God wil dat het hart en het kleed nederig zal zijn. Een nederig mensch heeft een heerlijk sieraad. Het geestelijke kleed van nederigheid versiert den mensch meer, dan het kostelijkste kleed dat een koning of keizer ooit droeg. Met een mooi wereldsch kleed mag men aangenaam zijn in het oog der menschen, maar met het kleed van nederigheid is men aangenaam in de oogen Gods. Daarom heeft God als Schepper, Adam met dat kleed versierd; maar hij heeft het afgeworpen en zich door satan het kleed van hoogmoed laten aantrekken. Toen wilde hij, als God zijn, maar God heeft hem en met hem het gansche menschdom pijnlijk doen gevoelen: Hoogmoed komt voor den val. De naam “zondaar” zegt den mensch, dat hij zich heeft verlaagd en niet verhoogd. Een mensch, die zijn naam in het rechte licht beziet, gaat niet de hoogte maar de laagste in met zich zelf.

Komt Gods Geest, naar het welbehagen des Vaders, in het hart van een zondaar, hij wordt dadelijk versierd met het kleed van nederigheid en ootmoed. Gods Geest brengt den zondaar waar hij wezen moet en doet hem getuigen: “Hoewel ik stof en assche ben.” “O God, zijt mij zondaar genadig.”

Wonderlijke maar toch Gode-welbehagelijke taal, in den mond van Abraham: Hij is maar stof en asch. Hoe kon hij zoo spreken, en betaamde zulk een taal hem wel? Was hij niet een man hoog opgericht? Was hij niet een man, waar zelfs de vorsten van zijn tijd, respect voor hadden? Had hij niet een groot geloof, en is hij niet een vader der geloovigen genaamd? Het is alles waar, en juist omdat Abraham zulk een groot en oprecht geloof had en een vader der geloovigen moest zijn, kon en moest hij getuigen: “Hoewel ik stof en assche ben.” Het groote geloof maakt kleine en nietige menschen in zich zelf, en alle geloovigen zullen door dat zelfde geloof Abraham nazeggen: “Hoewel ik stof en assche ben.” Paulus, een geestelijken zoon van Abraham, daalt nog lager af met zich zelf in de verootmoediging voor God, als hij zegt: “Hoewel ik niets ben.”

“Zalig, zalig, niet te wezen,
In ons eigen oog voor God.”

Abraham staat tegenover God en spreekt met Hem. Lot is geen oogenblik uit zijn gedachten, nu het gaat over de verwoesting van Sodom en omliggende plaatsen. Hoe groot is God, hoe oneindig groot en heerlijk! Ja, in een oogenblik kan Hij door Zijn Almacht al de bewoners der vlakte van voor Zijn aangezicht wegdoen en hun woonplaats omkeeren. Hoe groot is het verschil tusschen God en een nietige onreine Abraham! Abraham heeft God- en zelf-kennis. Die groote en heilige God kan hem ook in een oogenblik, als stof en asch, wegdoen van Zijn aangezicht. Hij kan het doen en Hij kan het niet doen. Hij kan het doen door Zijn macht, Hij kan het niet doen omdat Abraham met al zijn geestelijk zaad in het Verbond, de liefde en trouwe Gods besloten ligt. Dat is Abraham, als stof en asch, zich bewust. Hij is stof en asch in zich zelf, maar hij is veel meer bij God. Hij is één van Gods dierbare en kostelijke juweelen, waarvoor God Zijn eigen Zoon in lijden en dood zal storten.

“Hoewel ik stof en assche ben.”

Zelfvernederend en Godverheerlijkend getuigegenis! Abraham weet het, hoe nietig, broos, vergankelijk en onrein hij is. God heeft het hem bekend gemaakt. Hij weet, dat God eenmaal getuigde: “Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren.”

Hoe wonderlijk in Abrahams oog, dat een heerlijk en oneindig God, met stof en asch te doen wil hebben, het zoo rijkelijk gezegend heeft. Zoo komt Abraham met al de geloovigen in de Gods grootmaking en verheerlijking. Zoo komt men in de heilzame verwondering, vergenoegdheid en dankbaarheid.

Door het geloof in God, zooals God ook is voor Abraham, krijgt hij als stof en asch vrijmoedigheid, om te pleiten voor stof en asch te Sodom. Stof en asch, onrein en nietwaardig stof en asch te zijn, door het licht des Heiligen Geestes, is de ware gestalte der ziel om tot God te naderen. Zoo wordt een zondaar verhoord, en mag zich verblijden in de verhooring zijner gebeden.

Zulk stof en asch is aangenaam in Gods oog en zal Hij in Christus verheerlijken met een eeuwige heerlijkheid, terwijl stof en asch dat iets, dat veel denkt te zijn, tot een eeuwige afgrijzing zal vernederd worden.

Geachte lezer! Leeft en verschijnt ge ook voor Gods aangezicht, in het besef van maar stof en asch te zijn? Getuigen uw gedachten, woorden en werken en van, dat ge met Abraham in die Gode-welbehagelijke gestalte leeft, een gestalte die vrucht is van den H. Geest?

O, wat een hoogmoed en trotschheid onder vroom en onvroom! Hoeveel geloof in onze dagen, dat het ware en oprechte geloof niet is, waardoor de zondaar zich diep vernedert en God steeds verhoogt.

Dat Abrahams machtige God, alles vernedere wat hoog van hart en oog is, opdat nietige schepselen met Abraham mogen getuigen: “Hoewel ik stof en assche ben”; en in verwondering uitroepen: “Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat God mij tot hiertoe gebracht hebt?”

Dat zij, tot wien de geestelijke zegeningen Abrahams in Christus Jezus gekomen zijn, en die dus hetzelfde leven en geloof deelachtig zijn, steeds in een ootmoedige gestalte des harten voor Gods aangezicht mogen leven en getuigen: “Hoewel ik stof en assche ben.” Dat een nederig en ootmoedig volk gedurig in verwondering en aanbidding getuige: “O HEERE! wat is de mensch, dat Gij hem kent, het kind des menschen, dat Gij het acht?” Dat het aanheffe, tot verheerlijking van God, Die Zich steeds over stof en asch ontfermt:
“De HEER betoont Zijn welbehagen
Aan hen, die need’rig naar Hem vragen,
Hem vreezen, Zijne hulp verbeiden,

En door Zijn hand zich laten leiden;
Die, hoe het ook moog’ tegenloopen,
Gestadig op Zijn goedheid hopen,
O Salem, roem den HEER der heeren;
Wil uwen God, o Sion, eeren.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's

STOF EN ASCH

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 februari 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's