Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEF OVER CHRISTUS ALS DE ALLES EN IN ALLEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEF OVER CHRISTUS ALS DE ALLES EN IN ALLEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg)

Christus is mijn Medicijnmeester. Tot Hem mocht ik steeds gaan met al de krankheden en wonden van ziel en lichaam. Op wonderlijke wijze genas hij het lichaam dat meer dan eens doodelijk krank was, maar de genezing der ziel gaat boven alles. Hoe smartelijk waren de wonden en krankheden der ziel, toen ik met den dichter moest getuigen:

“Want mijn hoofd is als bedolven
In de golven
Van mijn ongerechtigheen;
Zulk een last van zond’ en plagen,
Niet te dragen,
Drukt mijn schouders naar beneen.

’k Voel door stinkend’ etterzweren
Mij verteren;
Walg’lijk zijn zij voor het oog;
Mijne dwaasheid deed die builen
Dus vervuilen,

Daar zij mij tot kwaad bewoog, enz. Ps. 38.

O wonderlijke, machtige en genadige Heelmeester! Juist toen ik dacht aan mijn wonden voor eeuwig te sterven, heeft Hij mij genezen en mijn ziel de geestelijke gezondheid geschonken, zoo, dat het toen was als had ik nooit geen zonde gehad of gedaan.

Zoolang ik op aarde ben, in het midden van zonde en strijd verwond ik mij gedurig en kan de ziel zich weer zoo ziek gevoelen, maar gedurig doet Hij weer de gezondheid rijzen. Eenmaal zal Hij ziel en lichaam volkomen genezen. In den Hemel zal niemand meer zeggen: “Ik ben ziek.”

Christus is mijn Zon der gerechtigheid. Menigwerf denk ik aan Hem als zoodanig, als ik de natuurlijke zon zoo heerlijk zie op gaan in den vroegen morgenstond. Hoe goed is de gesteldheid der ziel, wanneer ze haar verlichtende, verwarmende en genezende stralen het hart binnenzendt. In Zijn licht zien we het licht. Het is den oogen goed het licht te aanschouwen. Dan mag ik in Zijn vriendelijk aangezicht blikken; en wordt het niet steeds zalig ervaren—

“Gods vriend’lijk aangezicht
Heeft vroolijkheid en licht
Voor all’ oprechte harten
Ten troost verspreidt in smarten?”

Dan is alle hardheid en ongevoeligheid des harten weg en brandt het vuur der liefde en ijver. Het hart der Emmausgangers was brandende in hen op den weg, toen de Zon der Gerechtigheid opging en hun hart bescheen na den duisteren nacht der ellende.

Mijn Zon is ook menigwerf schuil achter donkere wolken, maar hoe krachtig en verrassend weet Ze door de wolken door te breken en alle donkerheid, nevelen en naarheid te verdrijven.

Aan den kerkhemel hier beneden zijn menigmaal vele donkere wolken en nevelen, die de verlichtende en verwarmende zonnestralen verbergen, maar in den Hemel der heerlijkheid zijn geen wolken: “En aldaar zal geen nacht zijn, en zij zullen geen kaars noch licht der zon van noode hebben; want de Heere God verlicht ze, en zij zullen als Koningen heerschen in alle eeuwigheid,” Openb. 22:3.

Christus is mijn Silo. Zoo was hij Jacob ook dierbaar. Hij was zijn rustaanbrenger en de Rust zijner ziel. Zoo ontmoette hij Hem te Pniël en op zijn sterfbed mocht hij verlangen naar de rust die er over blijft voor het volk van God, ja, de Kerk des Ouden Verbonds toeroepen: “Silo komt!”

Toen ik in mijn zielsellende nergens rust kon vinden en alles mij toeriep: Bij mij is het niet! toen noodigde Hij mij tot Hem te komen en zeide: “Komt herwaarts tot mij allen die vermoeid en heiast zijt en Ik zal u rust geven.” In Hem en Zijn verzoenend lijden en sterven mag mijn ziel zalig en zeker rusten; en alle natuurlijke en geestelijke rust en vrede vloeit uit Hem. Hij is de Fontein die de wateren van zaligheden doet vloeien in de harten der Zijnen. Menigmaal vermoeid naar lichaam en ziel door arbeid en strijd, is het wel tot troost, dat Hij een plaats—een Hemel—der rust bereid heeft voor mij onwaardige, die Hem zooveel onrust en beroering in lijden en sterven heeft aangebracht. Heerlijken Hemel, waar de Silo is! Begeerlijke eeuwige en ongestoorde rust, om daarin ongestoord Hem te mogen grootmaken en genieten!

Christus is mij een Boom des Levens. Wees de Boom des Levens in Edens Hof op het eeuwige leven als Adam daarvan at, de Boom des Levens die in het hemelsche Paradijs is, n.l. Christus Jezus, is het Leven en geeft aan gevallen Adamskinderen het eeuwig leven. De lieve Geest Gods heeft mij het gezicht des geloofs gegeven om met Johannes dien Boom des Levens te bezien, voeten des geloofs om er heen te loopen en de handen des geloofs om deszelfs bladeren en vruchten te plukken. Lag men een klomp vijgen op de doodelijke zweer van Hiskia ter genezing, één blad van dezen Levensboom op de doodelijke wonde der ziel, en … ze te genezen. En vrucht van dien Levensboom geplukt door de hand des geloofs, en de amechtige en bezwijkende pelgrim is gesterkt om de reis voort te zetten. Zalige en veilige plaats in het midden van alle vijanden en gevaren, om in de schaduw van dien Levensboom (door de Bruid een appelboom genoemd) neder te liggen. Ik moet Hem roemen en verheffen: “Als een appelboom onder de boomen des wouds, zoo is mijn Liefste onder de zonen; ik heb grooten lust in Zijne schaduw en zit er onder, en Zijne vrucht is mijn gehemelte zoet,” Hoogl. 2:3.

Christus is mijn Volheid. Al de volheid der Godheid woont lichamelijk in Hem. Johannes schreef: “En uit Zijne volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade.” Wat heb ik onwaardige al onuitsprekelijk veel zegeningen uit Zijn volheid door Zijn dienende hand ontvangen! Ach! had ik steeds een hart vol dankbaarheid. Het is soms of ik meer een hart vol zonden heb, dan een hart vol dankbaarheid. “Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God door Jezus Christus, onzen Heere.” Rom. 7:24, 25.

En als ik nu, door het geloof, eens mag zien en troostrijk werkzaam zijn met de dierbare beloften des Verbonds, o hoe ontuisprekelijk veel goeds zal ik dan met de gansche Kerk nog in de toekomst ontvangen. Het beste en het heerlijkste ligt voor de toekomst bewaart. De beste wijn is voor het laatst bewaard. Ja, hier op aarde worden de eerstelingen der zaligheid maar geschonken en gesmaakt. Als ik in mijzelf niets dan ledigheid en armoede zie, is het zoo aangenaam een volheid in Christus te zien, en dan met vrijmoedigheid tot Hem te gaan, die zoo gaarne veel wil geven, zeggende: “Doe uwen mond wijd open, en Ik zal hem vervullen,” Ps. 81:11.

Ik gevoel mij opgewekt om nog verder over Christus, Die mijn Alles door genade geworden is, uit te weiden, maar mijn brief zou veel te lang worden.

Voor menig jaar, had ik Christus als de Alles in het gezicht en de begeerte der ziel, zooals het thans ook nog het geval is met menige kleingeloovige ziel, maar nu mag ik Hem als de Alles door het geloof bezitten: “Gode zij dank voor Zijne onuitsprekelijke gave!”

Er wordt wel eens gezegd: Zien is nog geen hebben. Dit is waar, maar ook is waarheid, dat hij die Jezus door het geloof in het Evangelie mag aanschouwen, troostrijk met Hem werkzaam wordt, en niet kan rusten totdat men van zien tot bezitten is gekomen. Denk om de koopman die schoone parelen zocht, Matth. 13:45.

Wordt vervolgd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's

BRIEF OVER CHRISTUS ALS DE ALLES EN IN ALLEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's