Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarheid: In onze laatste samenspraak mochten we met aangenaamheid handelen over het leerstuk der Verkiezing en Verwerping, en ben ik nu, vriend Gerechtigheid, gereed, om met u te spreken over de Verzoening door Christus aangebracht, waar zonder de uitverkorenen niet tot de zaligheid kunnen geraken. Ze zijn immers in een gevallen Adam, gelijk aan alle andere menschen—schuldig, onrein, dood en verdoemenis onderworpen. Van nature zijn ze kinderen des toorns gelijk de anderen, Efeze 2:3.

Gerechtigheid: Ja, vriend Waarheid, dat is recht gesproken. Ik beschouw de uitverkorenen zooals ze in de bondbreuk Adams begrepen liggen diep ellendig, niet in staat om zelf’ hun zonde te verzoenen en de gemaakte schuld te betalen. Terecht zegt Paulus: “Zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods,” Rom 3:24. Door de zonde is de mensch van God gescheiden. Hoe groot is de kloof! Als een vijand staat hij tegenover God. Gods toorn is tegen hem ontstoken en Hij is een verterend vuur voor den zondaar. Hoe noodzakelijk is verzoening.

Nu mag men echter met Israël van ouds gewillig zijn om den Heere tegen te komen met brandoffer, met eenjarige kalveren, Hem aanbieden duizenden van rammen en tienduizenden van oliebeken, ja Hem zelfs zijn eerstgeborene willen geven voor zijne overtreding en de vrucht des lijfs voor de zonde zijner ziel (Micha 6), het zal geen verzoening brengen tusschen God en Zijn zondig schepsel. Luther moest ook ervaren, dat zijn gaan in een klooster, zijn vasten, zich zelf te geeselen, enz., hem niet in een verzoende betrekking met God kon brengen en rust kon geven aan het beroerde hart. Er moest een zoenoffer gebracht worden, dat niet één zondig mensch op aarde kon geven (Psalm 51:18).

Waarh.: De waarheid en gerechtigheid Gods eischte voor de uitverkorenen ter zaligheid zulk een zoenoffer, waardoor alle zonden verzoend en een eeuwige gerechtigheid werd teweeggebracht, zoodat kon getuigd worden: “Sion zal door recht verlost worden, en hare wederkeerenden door gerechtigheid.” God kon zonder veranderlijk te zijn, in het minst geen afstand doen van Zijn waarheid en gerechtigheid.

Geen mensch of engel kon zulk een zoenoffer uitdenken of geven. Dus scheen de zaligheid van zondaren onmogelijk. Ja, maar wat onmogelijk is bij de menschen is mogelijk bij God. Ik denk thans om de woorden van Abraham tot Izaäk gesproken, die hier van groote beteekenis zijn: “God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon.”

Ger.: Hier ontdek ik het heerlijke en wonderlijke in God! Hoe groot is Zijne liefde, ontferming, goedheid, wijsheid, macht en gerechtigheid! God geeft Zelf een zoenoffer, opdat daardoor zondaren met Hem zullen verzoend—en de eeuwige zegeningen deelachtig worden. “Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”

Waarh.: In den eeuwigen Vrederaad (Ps. 2:7, 8; Lukas 22:29) zien wij de Vader, representeerende de geschondene Godheid, werkzaam, met het zoenoffer namelijk Christus, opdat er door Hem als de Zoenborg, weer vrede zou komen tusschen God en den mensch.

Ik moet de liefde en gewilligheid van Christus het Zoenoffer, bewonderen! Hoe gewillig gaf Hij Zich aan den Vader over om voor al degenen Hem gegeven, verzoening teweeg te brengen. Mijn ziel verlustigt zich in de woorden van Hem Dien ik mijn Zoenborg mag noemen: “Toen zeide Ik: Zie Ik kom; in de rol des Boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o Mijn God! om Uw welbehagen te doen, en Uwe wet is in het midden Mijns ingewands.”

In dien bewonderenswaardigen Vrederaad was het niet alleen de wil des Vaders, dat Christus verzoening zou teweegbrengen voor al de uitverkorenen aan Hem gegeven, maar dat Hij ook zou zorg dragen dat zij de eeuwige zaligheid deelachtig werden. O, heerlijke en liefderijke zorg van den Vader voor Zijn geliefde kinderen! Jezus doelt daarop, als Hij sprak: “Dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage,” Joh. 6:39.

Ger.: Terwijl u er over sprak, dat de Vader Christus als een Zoenborg gegeven heeft, dacht ik om hetgeen we lezen in de Vijf art. tegen de Remonstranten: “Maar alzoo wij zeiven niet kunnen genoeg doen, noch ons van den toorn Gods bevrijden, zoo heeft God uit oneindige barmhartigheid Zijn eeniggeboren Zoon ons tot een Borg gegeven, Die, opdat Hij voor ons zou genoeg doen, voor ons of in onze plaats, zonde en vervloeking aan het kruis geworden is.”

Waarh: Heerlijke woorden! Daarin zien we Jezus waarlijk als de Zoen—borg. Hij is met Zijn hart Borg geworden voor de gegevenen des Vaders. Zoo ontmoeten we Hem in Jes. 53:4 en 5: “Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten die heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op hem, en door Zijne striemen is ons genezing geworden.”

Ger.: Daarin zien we ook, dat de waarheid en gerechtigheid Gods van Christus vorderde, dat Hij de vreeselijke gedreigde straf op de zonde, zou ondergaan, en dat er alzoo alleen verzoening tusschen God en zondaren kan komen.

Maar was het voldoende ter verzoening en ten leven van zondaren, dat Christus alleen in hun plaats leed en stierf?

Waarh.: Neen. Er moest meer gebeuren. Het lijden van de straf der zonde onder de wraakvorderende gerechtigheid Gods, kon wel bevrijden van de straf maar geen recht geven ten eeuwigen leven. Het leven was beloofd op een volmaakte betrachting der wet: Doet dat en gij zult leven.

Daar het des Vaders wil was, dat de Zoenborg niet alleen de straf der zonde zou ondergaan voor Zijn geliefde kinderen, maar ook voor hen het eeuwige leven verwerven, zoo heeft Christus ook in dezen den wil des Vaders betracht. Dit doet ons denken om de dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid van Christus, waarop gedoeld wordt op vele plaatsen in de H. Schrift, vooral ook in Rom. 5. In dat hoofdstuk zien we Christus als den tweeden Adam, Die in de plaats van den eersten Adam gekomen, door Zijne dadelijke gehoorzaamheid eeuwig leven heeft verworven en door Zijne lijdelijke gehoorzaamheid voor schuld en zonde heeft geboet.

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's

SAMENSPRAAK TUSSCHEN WAARHEID EN GERECHTIGHEID

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1937

The Banner of Truth | 6 Pagina's