Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GESCHIEDENIS VAN JOZEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GESCHIEDENIS VAN JOZEF

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Genesis 37:38: “Als nu de Midianietische kooplieden voorbijtogen, zoo trokken en hieven zij Jozef op uit den kuil, en verkochten Jozef aan deze Ismaëlieten voor twintig zilverlingen; die brachten Jozef naar Egypte.”

JOZEF was door zijn broeders in den kuil geworpen. Hoe hij daarin verkeerd heeft, laat zich wel een weinig begrijpen. De Heere is zijn toevlucht. Die kan uitkomst geven. Zou Jozef het geloofd heblen, dat de Heere het doen zou? Wij weten het ziet. Het kind Gods vertoeft niet altijd op dezelfde wijze in den kuil van ellende. Job was in een nare kuil van ellende gezonken. Daarin was hij op zekeren dag zoo wanhopig dat hij zijn geboortedag vervloekte; maar in dienzelfden kuil riep hij wat later uit: “Ik weet, mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vleesch God aanschouwen, dewelke ik voor mij aanschouwen zal, en mijne oogen zien zullen, en niet een vreemde: mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot.” Heerlijk geloofsvertrouwen in zulk een ellende. Neen, Job weet, hij zal in den kuil niet sterven. Hij zal eeuwiglijk verhoogd worden om zijn Verlosser te aanschouwen aangezicht van aangezicht en Hem te verheerlijken.

Met David mag ook het kind des Heeren in den kuil van ellende wel eens aanheffen:

Maar de HEER zal uitkomst geven,
Hij, Die ’s daags Zijn gunst gebiedt;
’k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
’k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog’ treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

Het waren oogenblikken van benauwdheid voor Jozef, maar dan vervult de Heere steeds aan Zijn volk: ‘Roep Mij aan in den dag der benauwdheid: Ik zal u er uithelpen, en gij zult Mij eeren “

De Heere zal Zijn belofte aan Jozef vervullen, die menige geestelijke kuilbewoner tot troost was: “De omzwevende gevangene zal haastelijk losgelaten worden, en hij zal in den kuil niet sterven, en zijn brood zal hem niet ontbreken.” Jes. 51:14.

Wat zijn Gods beloften dierbaar in de ellende! De ellende mag bitter zijn, maar Gods beloften zijn zoet en krachtig.

Jozef heeft niet lang in den kuil doorgebracht. Terwijl de broeders aan den maaltijd waren, zagen zij dat een reisgezelschap van Ismaëlieten hen naderde. Deze Ismaëlieten (waarschijnlijk aanvoerders der Midianieten, of die er door de broeders voor gehouden werden) hadden als kooplieden Gilead aangedaan, en zijn nu met hun beladen kemelen op weg naar Egypte. Nu is het te begrijpen, dat het niet geheel rustig zal geweest zijn in de consciëntien der broeders, nadat zij Jozef in den kuil hadden geworpen om den hongerdood te sterven en zijn benauwdheid hadden gezien. Juda, wellicht wat meer teergevoelig dan de anderen, kon niet langer zwijgen en de karavaan ontdekkende, sprak hij: “Wat gewin zal het zijn, dat wij onzen broeder doodslaan en zijn bloed verbergen? Komt en laat ons hem aan deze Ismaëlieten verkoopen, en onze hand zij niet aan hem; want hij is onze broeder, ons vleesch.” Duidelijk hooren wij in Juda’s woorden, de stem van het geweten. In die krachtig sprekende stem zien we de beteugeling en bewaring Gods. Menigeen werd daardoor bewaard voor gruwelijke zonden; menigeen daardoor tot belijdenis gebracht. Denk ook om Judas. Welgelukzalig echter hij, die uit kracht der kinderlijke vreeze Gods, de zonde niet kan doen en met David kan getuigen:

’k Bekend’, o HEER, aan U oprecht mijn zonden;
’k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden.

Wij hebben hoop, dat dit later de belijdenis van Juda werd, maar thans is het nog niet zoover. De broedermoord is te gruwelijk, te goddeloos; maar de broeder als slaaf verkoopen is een geringer zonde, dat kan wel. Staat niet menig zondaar gelijk met Juda?

De broeders hoorden naar Juda. Zijn plan vond bijval. Dat zal het geweten der broeders verlichten: dan hebben ze geen broedermoord gepleegd, dan kunnen de draomen toch nooit vervuld worden en hebben ze daarbij hun beurs verrijkt.

Hoe vleeschelijk gaan deze godsdienstige mannen te werk. Hoe vervreemd zijn ze van Israëls God. Zou waarlijk, op dit alles ziende ‚nog iemand durven staande houden, dat deze broeders heilige en bekeerde bondelingen waren, gelijk men durft stellen, dat toen Saul van Tarsen, een godslasteraar, een vervolger en verdrukker was, hij toch evenwel het leven uit God deelachtig was?

De broeders rekenen niet met God en Zijn regeering. Maar Jozefs God regeert en zal Zijn almacht toonen. Hij zal voor zijn eer en heerlijkheid en de verhooging van Zijn volk zorgen. “O diepte des rijkdoms beide der wijsheid en der kennis Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijne oordeelen, en onnaspeurlijk Zijne wegen!” Rom 11:33.

Toen de Midianietische kooplieden voorbijtogen, hebben de broeders (uitgezonderd Ruben) Jozef uit den kuil getogen. Wat zal er toen in het hart van Jozef zijn omgegaan? Hij is thans verschoond van een vreeselijken dood in den kuil te sterven, wordt echter niet toegelaten tot zijnen vader terug te keeren, maar voor den prijs van twintig zilverlingen aan de kooplieden verkocht. Daar wordt dan Jozef medegevoerd naar Egypte, daar als slaaf verkecht te worden. Wonderlijke wegen Gods! Wellicht nu nog niet, maar toch op Gods tijd zal Jozef zingen:

Heilig zijn, o God, Uw wegen;
Niemand spreek’ Uw hoogheid tegen;
Wie, wie is een God als Gij,
Groot van macht en heerschappij?

Vader Jacob kan zijn oog niet op zijn Jozef slaan, maar de hemelsche Vader slaat met Zijn ontfermend oog hem gade, en zeker hebben Zijne vertroostingen zijn ziel verkwikt.

Jozef voor twintig zilverlingen verkocht naar Egypte. Ook Jezus, de meerdere Jozef, voor zilverlingen verkocht. Hij, de Heere van Hemel en aarde, moest in Zijne diepe vernedering, dat smartelijke ook ondergaan.

Wij lezen in Mattheus 26: “Toen ging een van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, tot de Overpriesters, en zeide: Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? En zij hebben hem toegelegd dertig zilveren penningen. En van toen af zocht hij gelegenheid dat hij Hem overleveren mocht.”

Geldgierigheid en leifdeloosheid, dreef Judas tot zulk een daad. Vreeselijke en gevaarlijke geldgierigheid, wortel van alle kwaad!

De Overpriesters hebben dertig zilverlingen over voor Jezus, indien ze Hem maar in handen kunnen krijgen. Dat was de waarde des gewaardeerden van de kinderen Israëls. Matth. 27:9.

Zoo dreven dan Judas en de Overpriesters een koopmanschap met Jezus. De koop was gesloten en Judas zal hem verraden. Op deze wijze geraakte Jezus in de handen Zijner vijanden, die Hem in banden wegvoerden.

Dit alles moest de Borg overkomen omdat de mensch zich verkocht heeft om kwaad te doen. De gelukkige en heilige mensch heeft in Edens Hof zich verkocht om te zondigen tegen God. Paulus moet het bekennen: “Ik ben vleeschelijk, verkocht onder de zonde.” Rom. 7:14. Zoo kwam de mensch in banden des satans en der zonde, en komt er geen verlossing zoo wordt hij in zijn banden weggevoerd ter helle.

Werd er een koopmanschap met Jezus gedreven, in dat alles zien we Hem Zijn Bruidkerk vrijkoopen en verlossen. Dit alles moest Hij als de schuldovernemende Borg overkomen om aan het recht Gods te voldoen. Hoe groot is Zijne liefde tot te Zijnen!

Welzalig zij, die geloovig het Lam Gods in Zijn lijdende Borggangen mogen nagaan en daarin mogen zien de betaling hunner schuld en de verzoening met God. Alleen door het lijden en sterven van de allesbetalende Borg kan de verzoening met God verkregen worden. Die gerechtigheid redt van den dood en geeft een recht ten eeuwigen leven. In de toepassing van die gerechtigheid wordt een zondaar gerechtvaardigd en kan dan met Paulus getuigen: “Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.” Dan is Christus de “HEERE onze Gerechtigheid.” Hoe noodig is de leiding des H. Geestes om dit heerlijke stuk der zaligheid zuiver te doorleven. Dat is de begeerte en bede van de wijze bouwmeesters, die niet op een zandgrond—maar verdiepen om de steenrots te ontdekken en daarop te bouwen.

Werd er een koopmanschap met Jezus gedreven om Hem uit te roeien en van Hem af te komen, mogen we u eens vragen lezer, of ge al een kooper, zonder geld, van Jezus zijt geworden om Hem te bezitten tot uwe behoudenis? Dan zal de ervaring in de volgende woorden de uwe zijn: “Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk een koopman die schoone parelen zoekt; dewelke hebbende een parel van groote waarde gevonden, ging henen en verkocht al wat hij had en kocht dezelve.”

Die deze parel, in den geestelijken koop, uit genade, mocht ontvangen, heeft ruime stof om te zingen:

Ik ben met rijkdom overladen,
O, wat is het leven zoet!
God, Die vol is van genade,
Is mijn deel en eeuwig goed.
Mijn geluk is onuitsprekelijk,
Mijn geluk oneindig groot,
Mijn gelukstaat onverbreek’lijk,
Mijn geluk is na den dood.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1938

The Banner of Truth | 6 Pagina's

DE GESCHIEDENIS VAN JOZEF

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1938

The Banner of Truth | 6 Pagina's