Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BRIEF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BRIEF

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefde metgezel op den smallen hemelweg! De Heere zij met u!

Hoe gaat het met u? Is het alles wel? Is uw ziel welvarend in den Heere en in Zijne wegen?

BANIER DER WAARHEID

REDACTIE, HOLLANDSCH:

Ds. J. Van Zweden

131 Park

Place Passaic, N. J.

REDACTIE, ENGELSCH:

Mr. A. Breeman

245 Brown Avenue

Paterson, N. J.

ADMINISTRATIE:

Mr. H. Drost

208 East 7th Street

Clifton, N. J.

Gij zult zeggen: U vraagt zooveel; wat zoudt GIJ op die vragen antwoorden?

Ik weet dat er altijd menschen zijn, die kunnen en durven anderen zeer gewichtige vragen doen, en zijn steeds gereed anderen te oordeelen, maar gaan zich zelf voorbij. Zoo was er zeker mensch, die zich vermaakte met de moeilijkheid van een man die zijn vragen zeer gebrekkig beantwoordde; maar toen hem door een geoefend kind Gods dezelfde vragen gedaan werden, gelaakte hij nog in grooter moeilijkheden en een totale verwarring. Het was een goede les.

Ziende op hetgeen wat de Heere doet en schenkt in Christus Jezus aan een onwaardig zondaar, dan gaat het goed en is alles wel; maar ziende op mijzelven, dan moet ik getuigen dat het menigwerf niet goed gaat en alles niet wel is. Dit zoo zijnde, moet ik over mijzelven klagen, maar roemen in den Heere. Hoe wordt Zijn goedheid ooit volprezen!

Is mijn ziel in levendige geloofswerkzaamheden met Christus, heeft zij door Hem een vrijen toegang met vertrouwen tot den Vader, is het mij duidelijk welk een weg Christus in vernedering en verhooging bewandeld heeft tot de zaligheid der gansche uitverkoren Kerk, leidt Hij mij in grazige weiden en tot de legerplaatsen der rust en des vredes, enz., ze is dan waarlijk welvarend in den Heere en in Zijne wegen. Dan mag het oog ook wel eens staren op Hem, Die Zich steeds heeft geopenbaard als een onveranderlijk God en Zijn Israël van ouds al toeriep: “Ik, de HEERE, word niet veranderd: daarom zijt gij, o kinderen Jacobs! niet verteerd.” Een mensch kan veranderen en veranderd worden, maar niet alzoo een oneindig God. Hoe veranderlijk en ontrouw zijn wij, maar de Jehova is onveranderlijk en getrouw. Hij is God en geen mensch. Was Hij ons gelijk in veranderlijkheid, niemand werd behouden. In Zijne onveranderlijkheid ligt het behoud van Zijn dwaze en veranderlijke volk. Voornoemd getuigenis heeft het volk des Heeren menigmaal tot beschaamdheid, verwondering en blijden troost geweest. Het staat geteekend in de ervaring van ieder kind Gods.

De onveranderlijkheid is een heerlijke deugd in God. Hij is de onveranderlijke God Zelf. Deze deugd is onmededeelbaar, en zien we daarin Gods verhevenheid boven al het geschapene. Het is een eigenschap dat eigen is aan al de drie Goddelijke Personen. Er is geen ongelijkheid. Wij kunnen dat zien in de Schrift van Genesis tot Openbaring. Christus, de Zone Gods, getuigt, dat Hij is de Alpha en de Omega, het begin en het einde, de eerste en de laatste (Openb. 22:13). Tusschen begin en einde ligt de gansche geschiedenis der wereld, der Kerk en van ieder kind des Heeren, en zien we daarin—God is onveranderlijk.

God is onveranderlijk in Zijn Wezen: van eeuwigheid tot eeuwigheid is Hij Dezelfde. God is onveranderlijk als een Drie-eenig God. Heerlijke gedachte: Gelijk de Vader is, zoo is de Zoon, en zoo is ook de Heilige Geest—onveranderlijk.

Het is waar, dat aan God berouw en verandering van plaats wordt toegeschreven. Wij lezen in Gen. 6:6: “Toen berouwde het den HEERE, dat Hij den mensch op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart!” en in Gen. 11:5: “Toen kwam de HEERE neder, om te bezien de stad en den toren, dien de kinderen der menschen bouwden!” Wat het eerste aangaat, zoo zegt Hellenbroek daar zoo terecht van: “Dat berouw is in God maar eene verandering in Zijn werk; niet in Zijn wil en Wezen zelf. Num. 23:19: “God is geen man, dat Hij liegen zou, noch eens menschenkind, dat het Hem berouwen zou, zou Hij het zeggen, en niet doen? of spreken, en niet bestendig maken? Dus is het een andere handeling van God omtrent de voorwerpen dan te voren, en dat naar Zijnen eeuwigen Raad.

Wat het tweede aangaat: Dat is maar eene verandering in de meerdere of mindere vertooning van Zijne tegenwoordigheid, niet in Zijn wezenlijke tegenwoordigheid zelve. Zoo lezen wij, dat de Heere Zich op bijzondere wijze aan Abraham openbaarde, en daarna van Hem opvoer. Moogt gij het ook niet op uw levensweg ondervinden, dat de Heere de eene tijd of op de eene plaats meer met Zijn Godheid, genade en Geest tegenwoordig is, als op de andere? Ik zal Bethel, Pnuël, mijn Eben-Haëzers, en de plaatsen alwaar ik mocht nederliggen onder den hemelschen Appelboom en smaken dat Zijne vrucht mijn gehemelte zoet is, nooit vergeten.

God is onveranderlijk in Zijn eeuwigen Raad. “De HEERE der heirscharen heeft het in Zijnen Raad besloten, wie zal het dan verbreken En Zijne hand is uitgestrekt, wie zal ze dan keeren?” Jes. 14:27.

Die eeuwige Raad Gods is de gansche uitverkoren schaar ten goede. Hun zaligheid is naar het eeuwig voornemen Gods, in Christus Jezus. Hun zaligheid vloeit uit de eeuwigheid, en is tot in eeuwigheid onveranderlijk vast. Dat wil de Heere Zijn zwakke en menigmaal kleingeloovige en vreezende volk verzekeren als wij in Hebreën 6 lezen: “Waarin God, willende den erfgenamen der beloftenis overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid Zijns Raads, met eenen eed daartusschen is gekomen; opdat wij door twee onveranderlijke dingen (het woord der belofte en der eedzwering), in welke het onmogelijk is dat God liege, eene sterke vertroosting zouden hebben, zij namelijk, die de toevlucht genomen hebben om de voorgestelde hope vast te houden, welke wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste des voorhangsels.” In het voorbijgaan: Zijt ge, op weg naar de hemelsche haven, nog al eens nuttig werkzaam met het anker uwer hoop, en kent gij den goeden ankergrond?

De Heere is ook onveranderlijk in Zijn Verbond en beloften. Gelijk God de onveranderlijk getrouwe bleef in het Werkverbond, door den mensch zoo schandelijk verbroken, zoo blijft God ook onveranderlijk getrouw in Zijn Genadeverbond, dat door de veranderlijkheid en ontrouw van Zijn volk niet verbroken kan worden. Gedurig mag dat volk een onveranderlijk VerbondsGod ontmoeten, Die hen uit Zijn eeuwig Verbond bedient, in Christus.

Ook is Hij onveranderlijk Dezelfde in Zijn heerlijke beloften. Ze zijn in Christus Jezus ja en amen, Gode tot heerlijkheid door ons. Het mag soms schijnen alsof de Heere Zijn beloften intrekt of niet zal vervullen, dat de Kerk van ouds deed getuigen:

“Zouden Zijn beloftenissen
Verder haar vervulling missen,
Vrucht’loos worden afgewacht
Van geslachte tot geslacht?”

Hij zal echter op Zijn tijd en op Zijn wijze, Zijn beloften vervullen. Hij is zoo getrouw als sterk, en Hij houdt getrouw Zijn woord. Ik denk thans met heilig vermaak aan den ouden Simeon. Hoe verrassend vervulde een onveranderlijk en getrouw God Zijn belofte toen hij de zaligheid Gods mocht aanschouwen en genieten in den tempel. Hoe zal ik Hem ooit, met Simeon, kunnen vergeten!

’k Zal Hem nooit vergeten,
Hem mijn Helper heeten,
Al mijn hoop en lust.

De Heere is de Jehova. Die Naam wijst op de onveranderlijkheid en oneindigheid Gods. De Heere verklaarde dien Naam aan Mozes, zeggende: “Ik zal zijn, Die Ik zijn zal.” Daarmede moest Mozes naar het verdrukte Israël in Egypte, opdat dat volk zou weten dat de God Abrahams, Izaaks en Jacobs, de onveranderlijke en getrouwe God is. Hoe heerlijk hebben ze het ervaren toen de Heere dat volk overeenkomstig Zijn beloften uit het diensthuis van Egypte verloste en hen veilig door de woestijn naar Kanaan leidde.

De Naam Jehova—Ik zal zijn Die Ik zijn zal—is recht dierbaar bij ieder kind des Heeren. Die Naam staat geschreven in al zijn ziels-ervaringen. In strijd en vrede, in nood en verlossing, in diepten en op hoogten; aan den Disch des Verbonds, in den grijzen ouderdom en in de doodsjordaan, is de Heere zijn Jehova. Hij zal nooit begeven noch verlaten.

Mocht het volk des Heeren meer geloovig werkzaam zijn met Dien heerlijken Verbondsnaam! Het zou meer getroost en gesterkt, hopend en verwachtend, de woestijn doorwandelen.

Zeker Christin hoorde een leeraar spreken over de woorden, “Ik zal zijn Die Ik zijn zal,” bij gelegenheid van een Avondmaals-bediening. Hoe werd ze versterkt in het geloof en de verwachting dat Christus Zich zekerlijk naar Zijn belofte, aan hare ziel zou openbaren en Zich laten omhelzen, en dat ze door Hem het hemelsche Kanaan zou binnengaan om een plaats in te nemen onder de verlosten rondom den troon. De overige jaren van haar leven bleven die woorden haar gedurig bij. Op haar sterfbed sprak ze er heerlijke woorden over, had ze er veel troost en sterkte uit, en zoo deed haar Jehova haar de rust in Kanaan beërven.

Geliefde broeder! dat, door de genade Gods, ons oog steeds op de Jehova mocht gevestigd zijn, als we voortreizen als vreemdelingen door deze aardsche woestijn, en alle hoop en verwachting van Hem zij. In al het veranderlijke hier beneden buiten ons maar ook in ons, verandert Hij niet.

Waar Hij als een onveranderlijk God Zijn dreigementen zal vervullen aan allen die zich weigeren te bekeeren en voor Hem te buigen in het stof, gelijk we dat gedurig kunnen aanschouwen; zoo zal Hij Zijn heilrijke beloften vervullen aan al degenen die Hem vreezen. Hij zal ze leiden naar Zijn Raad en daarna in heerlijkheid opnemen. Daar zullen ze geen tranen van droefheid en smart meer storten, maar eeuwig bij hunnen dierbaren Verlosser zijn, en Hem toezingen: “Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen.” “Hem die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging en de eer en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.”

Zijt gegroet en zij de Heere met u.
Uw heilbiddende br.,

de Heere hen geroepen heeft. Heusch, wij behoeven de school niet met 3 of 4 studenten slechts voort te zetten, indien wij bovengestelde loslaten. Wekelijks komen uit alle oorden des lands brieven met verzoeken om te worden toegelaten. Ik kan zelfs al die brieven niet beantwoorden en ook ontbreekt mij de lust daartoe. Men diene te weten, dat ik over de toelating tot de school niet beschik. Dit doen deputaten der Generale Synode, die het curatorium der school vormen. En voorts geldt de bepaling, dat iemand in de regel minstens een jaar lid van een der gemeenten zijn moet eer hij zich aanmeldt. Bovendien moet hij een attest van zijn kerkeraad hebben. Zonder dat attest zijn deputaten niet gerechtigd tot de school toe te laten.

Hierop vestig ik nogmaals nadrukkelijk de aandacht. Deputaten vormen niet een college, dat boven den kerkeraad en Classe en Part. Synode staat. Zij zijn gedeputeerd door de Generale Synode om namens haar, op grond van de verklaring der kerkeraad, een ernstig onderzoek in te stellen naar hen, die verklaren tot den dienst des Woords te zijn geroepen.

Daarbij komt nog, dat de kerkeraad de betrokken personen kent in leer en leven, terwijl deze deputaten vreemd zijn. Een attest van den kerkeraad is noodig, al blijven deputaten geheel vrij in het beoordeelen der candidaten.

Ook de deputaten zijn menschen die zich kunnen vergissen. De verantwoordelijkheid blijft dus voor degenen, die tot de school worden toegelaten, inzake al hun handelingen.

Ik besluit deze mededeelingen met den wensch, dat het den Heere behage de nooden der gemeenten en ook die der school te binden op het hart van Gods kinderen. Hij wake over de gemeenten en schikke ons dienstknechten toe, die door Zijn Geest geleid, bij ervaring hebben geleerd dat de zaligheid in Christustus Jezus is en die dan ook in hun prediking niet anders wenschen te weten dan Jezus Christus en Dien gekruist.

Indien onze lezers het boek getiteld “Mijn Tweede Bezoek aan de Nederlandsche Gereformeerde Gemeenten in Amerika,” beschreven door Ds. G. H. Kersten, van Rotterdam, Nederland, wenschen te hebben, kunnen ze zulks verkrijgen bij Mr. Peter Verblaauw, 104 Lily St., Paterson, N. J. Het is voorzien van verschillende photos. De prijs is 40 cent.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1939

The Banner of Truth | 14 Pagina's

EEN BRIEF

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1939

The Banner of Truth | 14 Pagina's